Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1941-1950

Saar en Nathan vertrekken

Saar Pinto-van Praag is met haar man Nathan lid van de jeugdgroep Noar Haoweed van het Joods-socialistische Poale Zions, die al ruim voor de Tweede Wereldoorlog emigratie van de Joodse bevolkingsgroep naar Palestina bepleiten. Saar en Nathan zijn eerst nog een tijd bij de AJC betrokken, maar komen tot het inzicht dat het Jodendom in Nederland niet voort kan bestaan wanneer het volkomen geassimileerd wordt. Dus stappen zij over.

Wanneer de nationaalsocialisten Nederland binnenvallen, weten beiden onder te duiken en de oorlog te overleven. Na de oorlog is er niets meer over van Poale Zions, waarvan Nathan van Praag nog korte tijd de leiding tracht te nemen. En in 1946 valt het besluit. Nathan en Saar, die in Betondorp wonen, gaan er vandoor. Illegaal. Naar Palestina. Het lukt beiden inderdaad daar aan te komen. Ze gaan werken in een kibboets, zoals uit brieven blijkt. Helaas sterft Saar in 1959 op de jeugdige leeftijd van 47 jaar in het Haddassah Ziekenhuis in Jeruzalem.

Hijman Vos, voorzitter na Nathan, herdenkt haar in het juli-nummer van de Koemi Ori, het orgaan van de Poale Zion Beholland.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940 Geschiedenis 1941-1950 Geschiedenis 1951-1960

Daems

Uit Mercurius; orgaan van de Vereeniging van Handelsbedienden Mercurius, 25 juli 1959

‘Informateur’ J.M. Daems jubileert

Ten oosten van Amsterdam, ingeklemd tussen de uitvalswegen Middenweg en Weesperzijde ligt een stadsdeel dat door zijn geïsoleerde ligging door de jaren heen zijn zelfstandig karakter heeft behouden. Het draagt de lelijke naam ‘Betondorp’ en dat komt omdat de gemeente Amsterdam er een aantal huizen heeft laten neerzetten (zo’n 35 jaar geleden) waarvan de muren geheel uit beton zijn opgetrokken. Om die grijze muurvlakken wat aan het oog te onttrekken heeft men er later klimop tegen laten groeien, maar dat moest al gauw weer worden verwijderd, omdat deze begroeiing funest bleek in te werken op het beton. Er staan in het Betondorp ook huizen met een vriendelijker aanzien, huizen met lichtrode daken en muren, gemetseld van oude en vertrouwde bakstenen. Dat zijn onder meer de huizen van de Algemene Woningbouw Vereniging. In een van de huizen, om precies te zijn in de Ploegstraat op nr. 69 (alle straatnamen in het Betondorp zijn aan het agrarische leven ontleend) woont ons lid J.M. Daems, bondsnummer 3187, toegetreden op 16 juli 1928 (maar hij was ook al eerder lid) en drager van het zilveren bondsinsigne.

Met het noemen van de naam ‘Algemene Woningbouw Vereniging’ komen wij tot de kern van de zaak, die we willen aanroeren. Want niet alleen dat onze vriend J.M. Daems woont in een van de huizen van de AWV, hij is er ook bij in dienst en op woensdag 15 juli 1959 was dat 25 jaar het geval.

‘Vijfentwintig jaar in dienst’, achter deze woorden kan een gewone zakelijke verhouding schuil gaan, maar dat kan niet worden gezegd van het dienstverband van Daems met de AWV. Dat blijkt wel uit enkele zinsneden van de brief waarmee men van de zijde van de AWV onze aandacht vestigde op zijn jubileum. Deze luidden:

‘Is vergroeid met de vereniging en is zeer gezien in alle buurten waar men hem kent. Voor alles gemeenschapsmens en idealist in hart en nieren.’

Een schoner kenschets kan men haast niet wensen. Uit deze zinsneden blijkt tevens, dat Daems een functie heeft in de buitendienst van de AWV. Het bijzondere van deze functie is dat ze moeilijk met een enkel woord is aan te duiden. Officieus heeft men Daems wel eens ‘informateur’ genoemd. Aanvankelijk was onze jubilerende collega werkzaam als incasseerder, maar toen in de loop van de jaren Daems, naast een goed en accuraat inner van de huren, ook een uitmuntend bemiddelaar in allerlei kwesties (meningsverschillen tussen huurders, onderhoudszaken, achterstand in de huurbetaling) bleek te zijn, werd hij van het incasseren vrijgesteld en geheel belast met deze taak van ‘onderhandelaar’, een taak, die zich in de jaren na de oorlog nog heeft uitgebreid door het bezoeken van die kandidaat-huurders wie door het huisvestingsbureau van de AWV wordt aangewezen, maar nog geen lid zijn van de vereniging. Daems zelf noemt zich de ‘Haarlemmerolie’ van de AWV. En als u weet dat Haarlemmerolie voor onze grootvaders en – moeders een huismiddel was tegen allerlei kwalen (van likdoorns tot darmstoornissen toe), dan zal u deze benaming ook wel duidelijk zijn.

Wij moeten nog even terug naar het Amsterdamse Betondorp. Dit stadsdeel (met zijn lage huisjes en een ‘brink’ inderdaad een dorp op zichzelf) is te allen tijde een sterk bolwerk geweest van de hoofdstedelijke socialistische beweging. Vóór de oorlog had de SDAP daar een stemmenpercentage van 63 pct. Vriend Daems heeft in het werk voor de ‘beweging’ een grote rol gespeeld in allerlei functies en heeft een schat van herinneringen aan de verkiezingsstrijd in vroeger jaren, toen men de verkiezingsleuzen nog in metergrote letters op het plaveisel kalkte en de politie-agenten in het dorp de stadsbussen deden omrijden omdat de letters nog nat waren.

Ook de Algemene Woningbouw Vereniging heeft sterke banden met de algemene arbeidersbeweging en het staat dus vast dat de werkuren en de vrije tijd bij vriend Daems vrijwel in elkaar overliepen (‘hij was alleen maar zaterdagsavonds thuis’, zegt zijn vrouw). Maar ook is het zeker dat hem dit veel vreugde en voldoening heeft verschaft.

Op het moment dat wij dit schrijven moet Daems nog gehuldigd worden (op donderdag 16 juli). Dat dan de hartelijkheid sterk zal overheersen is zeker, ja, men zal moeite moeten doen om zich te matigen, want van persoonsverheerlijking is collega Daems niet gediend. Dat heeft hij ons duidelijk laten blijken en wij hopen nu maar dat we erin geslaagd zijn dit artikeltje ook voor hem dragelijk leesbaar te maken.

Fr. J.U.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1961-1970

Voetbalvereniging Watergraafsmeer in ernstige moeilijkheden

Voetvereniging Watergraafsmeer (1911) onder voorzitterschap van Jo Jaspers zit in 1968 in ernstige moeilijkheden, aldus een artikel in de Sportkroniek. Waar de voetbalclub altijd voor 80% op jonge inwoners van Betondorp was aangewezen, zijn deze inmiddels bijna allemaal verdwenen. Er wonen bijna alleen nog maar bejaarden in Betondorp. De club, die uit 1912 dateert, is in een noodlijdende situatie terechtgekomen. Voor jeugdige voetballers uit de rest van Amsterdam Oost zijn de velden van voetbalclub Watergraafsmeer te ver. Die gaan naar OVVO, Zeeburgia of TOG.

In 1974 zal VV Watergraafsmeer – dat overigens niets te maken heeft met het Watergraafsmeer waar JOS later mee zal fuseren – samengaan met TDW Centrum (Training Doet Winnen) – dat zelf een fusie is van TDW (1928) en ’t Centrum (1939). De nieuwe naam wordt FC Amstelland. Dit FC Amstelland gaat in 2008 op zijn beurt weer een fusie aan met FC Amsterdam United en heet sindsdien FC Amsterdam. Het is maar dat u het weet.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1961-1970

Badhuis of Mormonenkerk

In de jaren zestig wordt steeds meer geklaagd over de staat van de voorzieningen. In de Waarheid van 14 maart 1969 wordt daar uitgebreid aandacht aan besteed. We nemen het artikel volledig over.

IN BETONDORP WONEN VEEL BEJAARDEN

Maar voorzieningen laten op zich wachten

(van een van onze verslaggevers)

De bevolking van Tuindorp Watergraafsmeer, ofwel Betondorp zoals het doorgaans wordt genoemd, bestaat voor het merendeel (circa 60 procent) uit bejaarden. Als men het dorp vanaf de Middenweg binnenrijdt is dat al te merken: er spelen minder kinderen op straat dan in de meeste andere volksbuurten en ook auto’s komt men minder vaak tegen. Er heerst een opmerkelijke rust en hier en daar ziet men een Betondorper van hoge leeftijd zijn wandelingetje maken. Grijs is dus niet alleen de kleur van de gevels van de uit beton opgetrokken woningen die in een groot deel van eht dorp staan, het is eveneens de kleur die van toepassing is op de bevolking.

Een dergelijke concentratie van bejaarden in één buurt schept de mogelijkheid voorzieningen te treffen, waarmede het de ouden van dagen mogelijk wordt gemaakt, zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Tot nu toe ontbreken deze voorzieningen echter, zelfs de meest elementaire. Het kost de bejaarde Betondorpers dan ook geen enkele moeite daar een boekje over open te doen. Het verzorgingspeil – zoals dat officieel wordt genoemd – voor de bejaarden in Betondorp staat op een laag pitje.

In een van de betonnen huisjes op de Brink, het plein dat de kern van het dorp vormt, woont het bejaarde echtpaar Terpstra. “Het is hier een rustige en fijne omgeving om in te wonen. Behalve op de zondagen als Ajax thuis speelt en het hele dorp vol staat met geparkeerde auto’s heerst hier een grote rust. De huizen zijn laag en er is ook nog genoeg frisse lucht. Maar op het gebied van bejaardenvoorzieningen is het in Betondorp droef gesteld”, aldus de heer Terpstra, die lid is van de actieve afdeling 8 van de bejaardenbond.

“Terwijl er in alle oudere huizen een badcel ontbreekt, voor zover de mensen die niet voor duur geld zelf hebben laten maken, is er in het hele dorp met zijn vele bejaarden geen badhuis. We zijn er nu al dertig jaar over bezig, maar tot nu toe is het op niets uitgelopen. Er was wel een mooie plaats waar een badhuis had kunnen staan, op de Zaaiersweg. Nu staat er op die plek een Mormonenkerk, terwijl er in heel Betondorp waarschijnlijk geen Mormoon woont. Maar er is nog een prachtige plaats waar een badhuis gebouwd zou kunnen worden, hier midden in het dorp.”

Dit zeggende wijst de heer Terpstra door het raam naar een oud en versleten gebouw, dat in kennelijke staat van verval verkeert en waar vroeger de openbare leeszaal en bibliotheek gehuisvest is geweest.

Het gebouw staat daar nu al lange tijd nutteloos en een badhuis is er nog aldoor niet gekomen. Als de heer Terpstra naar het badhuis wil moet hij geen en weer met de tram naar de Linnaeusstraat, wat voor deze bejaarde man – en zijn vele leeftijdsgenoten van om en nabij de tachtig – niet alleen een hele onderneming is maar hen ook nog op extra kosten jaagt.

Een ander grief van veel bewoners van Betondorp is het ontbreken van een permanente apotheek.

“Er is hier alleen maar een hulpapotheek, die enkele uren van de dag – ’s morgens van negen tot half elf en ’s middags van vier tot zes uur – geopend is. Daar kan je de ene dag het doktersrecept brengen om de volgende dag de medicijnen in ontvangst te nemen. Komt de dokter op vrijdag en je levert direct daarna het recept in, dan krijg je de medicijnen pas op maandag. Voor spoedgevallen moeten we helemaal naar Diemen”, zo vertelt de heer Terpstra hier en daar bijgevallen door zijn vrouw.

Beiden zijn zij van mening dat juist in een stadsdeel als Betondorp waar veel bejaarden wonen, met veel kans op zieken, een permanente apotheek een eerste vereiste is.

Ook het ontbreken van een wasserette in de buurt wordt als een groot gemis beschouwd. Toen er onlangs in Betondorp een winkel leeg kwam te staan groeide de hoop, dat er eem wasserette in zou komen. Immers juist de bejaarden kunnen zich de aanschaf van een wasautomaat niet permitteren en bovendien zou zo’n duur apparaat niet rendabel zijn voor de klein bejaardenhuizen. In plaats van de wasserette kwam echter een galanteriewinkel.

Onvoldoende comfort

Bij het ontbreken van deze elementaire voorzieningen komt ook nog dat de woningen zelf, die voor een belangrijk deel gemeentebezit zijn, involdoende op bejaarden afgesteld comfort bezitten.

“Natuurlijk zou ik graag een balconnetje of een waranda hebben,” zo vervolgt de heer Terpstra, maar daar doel ik nog niet eens op als ik spreek over comfort. Wel het feit dat er bijvoorbeeld geen speciale opbergruimte voor kolen is. In sommige huizen in Nieuw West gaan de kolen van buitenaf in speciaal daarvoor bestemde opslagplaatsen. Hier moet de kolenman door het hele huis om zijn vracht op zolder te storten. Als hij weer weg is moet mijn vrouw, die aan evenzichtstoornissen lijdt, dagenlang werken om het huis weer schoon te krijgen. Voor elk kitje kolen moet je naar boven.”

Zo was het voor de heer Terpstra tot voor kort ook nog. Hij kon er op den duur niet meer tegen op. Trots toont hij ons de gashaard, die hij zich een paar maanden geleden van het laatste opgespaarde geld heeft aangeschaft. Eigenlijk kon het er niet vanaf.

“Hoeveel bejaarden zijn er die dat niet kunnen doen? De meesten, en daar zijn er onder, die al jaren op een verzorgingslijst staan voor een verzorgingshuis, vanwege hun lichamelijke toestand. Zij moeten met hun kitjes kolen blijven sjouwen. Kan daar nu niet wat aan veranderen? Ik denk bijvoorbeeld aan een financiële bijdrage van de gemeente bij aanschaf van een gaskachel, zoals de CPN-raadsfractie heeft voorgesteld. Nog beter zou het aanleggen van een centrale verwarming in de gemeentewoningen zijn. Dat doen verschillende woningbouwverenigingen in andere stadsdelen trouwens al lang.

De bejaarden van Betondorp hebben nog wel meer verlangens. Een daarvan is het tot standbrengen van een verzorgingscentrum, dat de zelfstandig wonende bejaarden, waarvan velen hoogbejaard genoemd mogen worden, hulp, advies en bijstand verleent.

Van de kant van het gemeentebestuur heeft men toegezegd grotere aandacht aan de bejaarden in Amsterdam te zullen besteden. De voor bejaardenzorg verantwoordelijke wethouder Bootsma (AR-CHU), hoeft niet lang te zoeken, waar hij beginnen moet. De bejaarde bewoners van Watergraafsmeer zullen hem graag vertellen waar hij onmiddelijk mee kan beginnen.

Het Badhuis, waar hierover gesproken wordt, staat daadwerkelijk op het politiek programma. Aanleiding is een de uitkomst van een onderzoek dat in januari 1969 openbaar wordt en waaruit blijkt dat het inbouwen van douchecellen in de woningen in Betondorp een erg moeilijke en dure opgave zal zijn. Zoals bekend is het Badhuis er uiteindelijk niet gekomen en zijn de meeste (alle?) woningen bij renovatie uiteindelijk toch van een douchecel voorzien.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1961-1970

Betondorp tegen huurverhoging

De huurverhoging van 6% – “de zes procent van Schut”, zoals het communistische dagblad de Waarheid schrijft – die in 1969 dreigt voor veel bewoners in oude stadswijken doorgang te vinden, stuit op veel verzet. In Betondorp worden door drie enqueteurs 240 huurders bezocht die expliciet huurverhoging hebben geweigerd. Slechts 13 van de gevallen vindt de huur verhoging redelijk, aldus de heer L. Wildeman, voorzitter van de gezamenlijke huurdersverenigingen en -comité’s in Amsterdam in de krant van 13 april 1969

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1961-1970

Carrilon in Betondorp

Het gouden jubileum van de Nederlandse Klokkenspelvereniging in 1969 brengt wat teweeg, onder andere een toernee van een rondreizend carillon door de Amsterdamse buitenwijken. De reizende beijaard bestaat uit 35 klokken in drie octaven, die eigendom is van de firma Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel. Bespeler is Mr. Romke de Waard. Op dinsdag 17 juni 1969 staat het geheel dan ook om 19.15 uur op de Brink. Het carillonconcert duurt een half uur, waarna het geheel afreist naar Ransdorp, waar het volgende concert gegeven wordt.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1961-1970

Nee, het is mijn broer

Uit het Vrije Volk van 12 november 1969

Lijkbezorging destijds

Ik weet niet of in het Betondorp, Ploegstraat 57, nog steeds wekelijks mannen aan de deur komen om contributie te innen. Waarschijnlijk kost tegenwoordig het betalen van zo’n man meer dan de paar dubbeltjes die hij ophaalt. Ook is de welvaart zo toegenomen, dat meer mensen dan vroeger zich kunnen veroorloven per giro te betalen, of maandelijks, of jaarlijks.

Bij ons kwamen veel van die mannen aan de deur. Voor het dagblad ‘De Tribune’ moest elke week geld aan de ‘loper’ worden gegeven. En dan had je de contributies: de CPH, de IAH, de IRH, de VVVC, later VVSU. En tenslotte het ziekenfonds en de lijkverbranding […].

De man herinner ik me niet meer. Ik weet alleen dat hij kleiner van stuk was dan de ziekenfondsman. Hij bracht ons bovendien het blad van de ‘Arbeidersvereniging voor lijkverbranding’ met de toepasselijke naam ‘De Urn’. Hierin stond iedere keer hoeveel nieuwe leden er bijgekomen waren in een rubriek die meen ik ‘Ons groeiend staatje’ heette. Er hing een merkwaardige sfeer van blijmoedigheid om de hele vereniging. Dan was er de rubriek ‘Begraafplaatsenwee’ waarin kwaad werd gesproken van de concurrentie. Ik las die rubriek graag: in het grondwater rottende kisten, oneerbiedig op een hoop gesmeten knekels bij het ruimen van graven of het opheffen van een begraafplaats.

Ik geloofde toen aan lijkverbranding, zoals ik ook aan de CPH, de IAH, de IRH en de VVSU geloofde. Het was immers veel aardiger om als je dood was keurig verast te worden dan in de grond te liggen rotten en door de wormen te worden gegeten. Pas veel later begon ik iets in die wormen te zien. Het is toch eigenlijk lang niet gek, denk ik nu, om in de grond liggend, in de ‘vochtige aarde’ zoals de Russen dat noemen, met enig gras en bomen en de hemel boven je, langzaam tot humus te worden. Beter dan in een oven, met alle associaties van dien, tot as te worden gemaakt, die dan in zo’n urn op de schoorsteenmantel kan staan. Onze dokter Timmermans, had eens aan een patiënt gevraagd, toen hij zo’n urn zag staan: “Heeft u dat met voetballen gewonnen?” “Nee, het is mijn broer”, had de man volgens het verhaal geantwoord.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1961-1970

Tokkie versus Jacobse: Ajax naar Olympisch Stadion

Nu Ajax op Europees niveau zulke mooie resultaten laat zien, zoals deelname aan de Europese finale in 1969 – die overigens met 4-1 van AC Milan verloren wordt – gecombineerd met het groeiend autobezit van de gemiddelde Nederlander, wordt de parkeersituatie in Betondorp langzaam maar zeker onhoudbaar. Dit leidt er toe dat de heer Tokkie uit Kouterstraat 8 vragen stelt aan de heer Jacobse, voorzitter van de VVD-fractie. Wat gaat deze doen aan de overlast die de bewoners ondervinden? Jacobse antwoordt op 1 augustus 1970 in het Parool. Zijn oplossing is rigoreus.

De enige wezenlijke oplossing? Ajax met het begin van het nieuwe seizoen naar het Olympisch Stadion, de enige Amsterdamse accomodatie, die geschikt is voor voetbal op Europees topniveau en de daarbij behorende publieke belangstelling.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1971-1980

Bibliotheek komt leeg te staan

De Gemeente Amsterdam maakt rond 1970 plannen om de bibliotheek op de Brink grondig aan te pakken. Het gebouw is op, staat daarom leeg en wordt gestut met balken. Er is een nieuw ontwerp gemaakt en het pand zal volledig worden gerenoveerd. Er zal een dienstencentrum worden gevestigd, waarin een leeszaal, een was- en badinrichting, een zittingslokaal voor een arts en een kleine bejaardensociëteit.

Echter blijkt bij doorrekening en de invallende crisis dat de bedoelde vernieuwing veel te duur zal zijn. Daarom gaat deze voorlopig niet door. Wanneer het Rijk de subsidiëring voor openbare bibliotheken verlaagt, is heropening van het leegstaande gebouw als bibliotheek ook niet langer aan de orde.

Wel worden de bewoners van Betondorp sinds het bouwvallig worden van de bibliotheek bediend door een zogenaamde bibliobus, die sinds eerste helft 1968 op dinsdag en zaterdag door de buurt rijdt. Het is voor de bejaarden van Betondorp echter zowel lastig om in de bus te komen als in de bus te bukken naar de lage planken. Hierover wordt stevig geklaagd in De Waarheid.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940

Lekker fris

Uit een interview met Milly Willert in het Algemeen Dagblad, 12 oktober 1971

Op het toneel, dat heb ik altijd al gewild, sinds mijn jeugd in het Amsterdamse Betondorp. Ik ben altijd opgetrokken met Kareltje en Gerardje van het Reve, oh, dat waren van die leuke, humoristische jochies. Mijn vader zat in het reclame-vak en hij sympathiseerde met de communisten omdat hij de SDAP niet links genoeg vond.

Dus ik zat net als Gerardje en Kareltje bij de communistische jeugd, bij de Vrolijke Brigade, een soort circus Elleboog uit die tijd. Ik trok altijd met die jongens op omdat ze wat zelfstandiger waren.

Ja, zeg, die Karel is nu professor, maar als jochie van zo’n jaar of twaalf kon hij erg geestige dingen zeggen. Ik moest daar altijd vreselijk om lachen en op een gegeven moment werd ik door de leidster uit de Vrolijke Brigade gezet omdat ik weer met Kareltje in de weer was. Flirten noemde ze dat. Ik wist niet eens wat dat betekende. Trouwens Gerard had toen ook al een absurd geboel voor humor. Hij heeft een keer zijn eigen urine opgedronken. Lekker fris, zei hij, en wij maar lachen.