Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis tot 1924

Het kankeren der syndicalisten

Uit het Algemeen Handelsblad van 15 juni 1923

De gesalarieerden der syndicalistische bouwvakorganisaties hebben hunne actie ook uitgestrekt tot den gemeentelijken woningbouw. Zij bezoeken dagelijks de werken voor het in voormalig Watergraafsmeer te stichten Betondorp, spreken, in de arbeidsuren, met het werkvolk, “kankeren” en zetten dag aan dag dien verheven arbeid voort.

Zij hebben al gepoogd, op een in de middagschaft bij het werk gehouden vergadering, dien betonbouw te doen stopzetten onder den eisch van een “gelijkheidsloon” van f 57 1/2 per week. Tot nu toe lukte het niet, doch als de gemeentelijke overheid kalm toelaat, dat die bezoldigde agitatoren ieder uur van den dag het werk bezoeken, wordt het hun al te gemakkelijk gemaakt. Wanneer ons gemeentebestuur wil verhinderen dat wederom groote stagnatie in den woningbouw ontstaat en de regeering het verleenen van voorschotten opschort tot de normale toestand is weergekeerd, zal zij zulk bedrijf op de werken dienen te voorkomen.

Dit geldt niet alleen voor de gemeentelijken, doch ook voor den particulieren woningbouw. Er is vrijheid om te staken, doch ook om te werken. En die werken wil, dient door het openbaar gezag te worden beschermd!

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940

Brink wordt Leninplein

‘Straatnaam misere’, zo kopt de Tribune in een artikel van 30 januari 1924. Er is nogal wat kritiek op de onmogelijke nieuwe straatnamen voor het Betondorp, gebaseerd op het boerenbedrijf. Met name de namen Veeteeltstraat en Landbouwstraat worden door landelijke media nogal typisch gevonden. Met name de Tribune, het communistisch dagblad is kritisch. Maar die zijn altijd kritisch. Wat hen betreft is het socialistisch experiment Betondorp sowiewo een flop.

Aardig is ook om te lezen dat de communisten van Betondorp op 1 mei 1934 een poging doen op eigen gezag de straatnamen te wijzigen. De Arnhemsche courant bericht hierover.

Communisten hebben […] dezen 1-Meidag gepoogd het Betondorp Watergraafsmeer te “veroveren”. Over de straatnamen hadden ze daar namelijk roode strookjes met andere namen geplakt. Zo heette nu Tuinbouwstraat: Torglerstraat; Veeteeltstraat: Dimitroffstraat; Brink: Leninplein, en Oogstraat: Stalinstraat, enz. welke opschrijften natuurlijk weer spoedig verwijderd werden.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1924-1930

Ook weer niks

Kraaienknip-politiek van B. en W.

Uit De Tribune, 15 mei 1924

In de nabijheid van Diemerbrug is een nieuwe buurt in opkomst, waar al heel wat menschen wonen, wier aantal zich snel uitbreidt, niet alleen op de natuurlijke wijze, maar ook doordat er af en toe een nieuw streekje huizen klaar komt, die dan dadelijk worden betrokken, al is deze hele buurt wat bestrating enz. betreft, nog een woestenij.

Onder de talrijke grieven die dit vrij ver van de stad gelegen nieuwe stadsdeel al heeft, nijpt vooral het gebrek aan behoorlijke verkeersgelegenheid. Daar gaat B. en W. nu in voorzien, helaas op een manier die in niets voorziet. Ze gaan n.l. een nieuw kraaienknip-lijntje instellen, doch ze kiest daarvoor een route welke al een particulier busje rijdt, n.l. Diemerbrug-Tulpplein.

Wat B. en W. hier voorstellen, brengt de bewoners van het Betondorp in den letterlijken zin van het woord niets verder.

Er rijdt al een particuliere bus op dit traject. Een half uur dienst en op Zaterdag en Zondag om de 20 minuten. Weliswaar kost zo’n ritje 15 cent, maar wat de gemeente zal laten betalen, staat nog niet vast.

Bovendien is de weg waarlangs de bus moet rijden, voor dit doel in elk opzicht ongeschikt. Twee voertuigen kunnen elkaar nauwelijks passeeren. En het gevaarlijke is nog dat bij het minste geringste de but óf de Keulsche vaart inrijdt óf aan den anderen kant van de dijk afzwiept!

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940 Geschiedenis 1941-1950 Geschiedenis 1951-1960 Geschiedenis 1961-1970 Geschiedenis 1971-1980 Geschiedenis 1981-1990 Geschiedenis 1991-2000

Geschiedenis van de Heilige Familie Kerk in Amsterdam Oost (Betondorp)

Aanvankelijk was er geen kerk in de nieuwbouwwijk Betondorp. De Rooms Katholieken komen vanaf 1936 in de voormalige Roosenburghschool aan het Zuivelplein bijeen, in de Kerk van de Heilige van Nazareth, een initiatief van de Sint Petrus Banden parochie te Diemen.

Op 22 mei 1951 werd de eerste paal geheid en op 7 oktober van dat jaar werd de eerste steen gelegd door deken Boekhorst, met assistentie van de pastoors van Diemen en Duivendrecht.

Het jaar daarop werd de kerk op 15 juli in gebruik genomen en op 28 augustus 1952 is de kerk door de mgr J.P, Huibers, toenmalig bisschop van Haarlem, geconsacreerd.

De kerk is gebouwd in de stijl van de Delftse School, en ontworpen door H.A. van Oerle en J.J. Schrama.

Het witte kerkje

Oorspronkelijk was de kerk geheel wit (vandaar de bijnaam “het witte kerkje”), maar in 1962 werd het witsel verwijderd, waardoor de rode baksteen zichtbaar werd. In oktober 1965 werd er een nieuwe vleugel in gebruik genomen. Dit gemeenschapshuis heet D’Uytvlught, naar een buitenplaats die er vroeger vlakbij lag. Het reliëf boven de ingang is van de beeldhouwer C. Stouthamer.

De pastorie, aan de noordkant, fungeerde aanvankelijk als klooster voor zeven paters en broeders. In 2003 is deze kerk als parochiekerk gesloten en zijn de parochianen toegevoegd aan de Hofkerk (Martelaren van Gorkum, Linnaeushof). Sindsdien heeft een Kroatische kerk (Kroatisch Katholieke Missie) het pand enige tijd gebruikt.

Parochie van de Blessed Trinity.

De geschiedenis van de parochie van de Blessed Trinity gaat terug tot 19 november 1958. Pater H.W.A. Hendriks richtte samen met een paar leraren van het Sint Ignastius College en het Fons Vitae de Stichting Katholiek Orientatiecentrum Voor Vreemdelingen op. Al spoedig werden er eucharisatievieringen in de Engelse taal verzorgd op het Begijhof. Aanvankelijk was de populatie gelijkmatig verdeeld over verschillende nationaliteiten, totdat er een grote groep Ieren kwam. Ierse meisjes konden namelijk in hotels gaan werken. De volgende grote groep die bij de gemeenschap kwam waren meisjes uit de Filipijnen die in de verpleging of de textielindustrie kwamen te werken. Tot slot kwam er een grote groep Afrikanen, met name Nigerianen en Ghanezen. De parochie was uitgegroeid tot ongeveer 400 bezoekers per zondag en vooral op het Begijnhof leidde dat op dagen dat er veel toeristen waren tot veel verkeersdrukte op de Rozengracht. Sinds 1996 is de Parochie van de Blessed Trinity gehuisvest in de Heilige Familiekerk. Door de coronacrisis is het aantal gelovigen die op zondag naar de vieringen komen, natuurlijk flink teruggelopen. Nu de maatregelen (oktober 2021) wat worden versoepeld komen er weer zo’n 200 gelovigen naar de H. Mis op zondag.

In 2014 kreeg het gebouw van de Heilige Familiekerk het de status van gemeentelijk monument.

  1. PARISH OF THE BLESSED TRINITY

De kerk aan de Zaaiersweg was vroeger een parochiekerk met de naam “Kerk van de Heilige Familie”. Momenteel is het een Engelstalige migrantenparochie onder de naam “Parish of the Blessed Trinity” (Parochie van de Heilige Drie-eenheid). Een beknopte geschiedenis van deze katholieke gemeenschap is hierboven beschreven.

Op de foto ziet u het interieur van de kerk.

Centraal in de kerk is het altaar, waar de H. Mis wordt opgedragen. Wij zijn een Rooms Katholieke parochie en als zodanig onderdeel van het Bisdom Haarlem-Amsterdam. Bisschop Johannes Hendriks is onze bisschop.

Voor de katholieke Kerk is de Heilige Mis, of de Eucharistie zoals dit ook wordt genoemd, “de bron en het hoogtepunt van het kerkelijk leven.” Zo omschrijft de Kerk zelf de betekenis van de Eucharistie. In onze Blessed Trinity parochie is dit op een bijzondere manier waar. Wij zijn een parochie zonder territorium. Alle “normale” parochies (d.w.z. geen immigrantenparochies of ander parochies met een bijzondere doelgroep) hebben een bepaald gebied en de katholieken die wonen in dat gebied, behoren dan tot deze parochie. Bij ons kan iedere gelovige, waar hij ook woont, lid worden van de parochie. Daar de parochie speciaal is opgericht voor Engels sprekende migranten, zijn het vooral deze mensen die zich als parochiaan laten inschrijven. De meeste parochianen komen eens in de week, op zondagmorgen, samen voor het vieren van de Eucharistie. Deze Eucharistieviering is in het Engels en volgt verder de algemene richtlijnen voor de H. Mis zoals deze gelden voor alle Eucharistievieringen in de Katholieke Kerk.

De H. Mis is “de bron van het kerkelijk leven”, dat wil zeggen dat de gelovigen in de H. Mis de kracht en inspiratie opdoen  voor hun christelijk leven, voor het leven als navolgers van Christus. In de H. Mis worden de gelovigen geestelijk gevoed met Gods Woord dat wordt gelezen en verklaard, en door het Sacrament van het Lichaam en Bloed van Christus. De Katholieke Kerk gelooft dat Jezus Zich werkelijk geeft in het Sacrament van de Eucharistie en dat de viering van de H. Mis  het Offer van Christus op Calvarië tegenwoordig stelt.

De H. Mis ik ook “het hoogtepunt van het kerkelijk leven” omdat het op Sacramentele wijze viert wat de uiteindelijke bestemming is van de Kerk en van het leven van iedere gelovige: het Hemels gastmaal dat Jezus heeft beloofd aan Zijn volgelingen. De H. Mis is ook de hoogste lof die we aan God kunnen geven omdat het Offer  van Christus Zelf wordt tegenwoordig gesteld, het Offer dat de wereld met God verzoend.

Naast de viering van de Eucharistie zijn er natuurlijk tal van andere activiteiten: van geloofsonderricht tot het onderhoud van het kerkgebouw, van koorzang tot voorbereiding van de liturgie. En er zijn ook pastorale taken, die in de charitas en het bezoek aan zieke parochianen worden verwezenlijkt. De “focus” van de Blessed Trinity parochie ligt echter niet zozeer op de georganiseerde taken “naar buiten toe”  – die natuurlijk wel wezenlijk behoren tot de taken van een katholieke parochie – juist omdat we geen territorium hebben en het moeilijk is om dingen te organiseren buiten de zondag om. De parochianen hebben wel de zending om in hun dagelijks leven in praktijk te brengen wat hen op de zondag door het Woord van God wordt gezegd. De wekelijkse viering van de Eucharistie dient “het desem te zijn voor het brood van alledag.”

Voor meer informatie over onze parochie verwijs ik u graag naar onze website waar u veel kunt lezen over ons geloof en onze activiteiten: blessedtrinity.nl

Ik hoop dat de kennismaking met onze parochie voor allen duidelijkheid mag geven over wat we geloven en doen en dat het wellicht ook inspiratie mag schenken. Fr. Peter Klos, pastoor

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940 Geschiedenis 1941-1950 Geschiedenis 1951-1960

Ronde van Betondorp

Voor de Tweede Wereldoorlog is al sprake van een wielerwedstrijd die de Ronde van Betondorp wordt genoemd, maar die vindt plaats op een baan. Eerst is dat een wielerbaantje bij de Duivendrechtse brug, dat echter gesloopt wordt, waarna de jeugdwedstrijd in 1936 op de speciaal daarvoor door de directie aangeboden VEKA-baan plaatsvindt.

Over eventuele tussenliggende rondes zijn we slecht geïnformeerd, maar in ieder geval op zondag 4 juni 1950 vindt vanaf 13.30 uur wederom de Ronde van Betondorp plaats, maar ditmaal voor volwassen wielrenners. Wielrenrondes door Amsterdamse wijken zijn populair die tijd. Tegelijk met de Ronde van Betondorp wordt op die zondag ook de Ronde van de Eilanden gereden.

De Ronde van Betondorp wordt dat jaar bij de amateurs (die 80 kilometer afleggen) door de Amsterdammer uit de Nieuwmarktbuurt, Hein (Henk) van Breenen (‘Tarzan’) gewonnen. De nieuwelingen leggen 60 kilometer af. Hier is de winnaar de Amsterdammer J. Zaharadnik. De wedstrijd wordt door De Germaan georganiseerd, en de opbrengst is bedoeld voor de speeltuinvereniging Amsterdam Oost.

Op zondag 3 juni 1951 vindt er weer een Ronde van Betondorp plaats, die als derde Ronde van Betondorp wordt aangekondigd. Deze keer begint de wedstrijd om 13.30 uur. Wielerclub De Germaan is weer de organisator en de opbrengst is weer voor speeltuinvereniging Amsterdam Oost. Ditmaal wint de Amsterdamse wielrenner Albert Donker bij de amateurs, die ditmaal 110 kilometer moeten rijden. Bij de nieuwelingen is de winnaar Daan de Groot.

Over een aangekondigde Ronde van Betondorp van 8 juni 1952 konden we geen verslag terug vinden. Mogelijk ging deze niet door. Volgende poging van De Germaan – uiteindelijk zal de wedstrijd georganiseerd worden door Wevo Supersport) is een wedstrijd op 18 juli 1953. Deze Ronde van Betondorp (80 kilometer) wordt voor beroepsrenners gewonnen door de Amsterdammer Henk Lakeman. De organisatie van de wedstrijd krijgt geen voldoende in een recensie in de Telegraaf. Er wordt gesproken over een nonchalante voorbereiding, die tot een te late start van de wedstrijd leidt. Hierdoor moet de wedstrijd uiteindelijk met 20 kilometer worden ingekort. Nog meer feilen somt het dagblad op:

Slecht uitzicht, een geluidsinstallatie, die de renners onvoldoende bereikte, weinig of geen controle langs het circuit vormden onoplosbare problemen voor de jury. Dit geheel werd omlijst door publiek, dat de afzetting negeerde en door vele loslopende honden. Organisatie in vacatiestiijl. […] De strijd van het handjevol profs – 19 kwamen aan de start – vormde een merkwaardig contrast met het bovenstaande. De bewoners van het Betondorp hebben genoten van levendige strijd met geslaagde uitlooppogingen en fraaie klassementsspurts.

Ook in 1954 staat er weer een Ronde van Betondorp op het programma, wederom te organiseren door De Germaan en op 9 mei dit keer. Uiteindelijk wordt de wedstrijd op 15 augustus 1954 gereden, met de opbrengst weer voor speeltuinvereniging Oost. Ditmaal wint sprinter Captein de straatronde.

Op 24 juli 1955 staat de volgende Ronde van Betondorp gepland. Er zijn nu zoveel wielerrondes in niet alleen Amsterdam maar in het hele land, dat de aandacht van de pers aan het verflauwen is. De wedstrijd begint aan het Onderlangs en gaat onder andere door de Ploegstraat en de Tuinbouwstraat; het rondje wordt 80 maal gereden en bedraagt ca. 90 kilometer. Winnaar is ditmaal de Amsterdammer Klebach.

Op 3 juni 1956 staat weer een Ronde van Betondorp op het programma, te organiseren door De Germaan, voor amateurs en nieuwelingen. Hier vonden wij geen verslag meer van terug. Ook van latere Rondes van Betondorp is niets meer terug te vinden in oude kranten, zodat het wel eens zou kunnen zijn dat de Ronde van 1955 de laatste is geweest.

Wel vindt er nog in de jaren zeventig een Ronde van Betondorp plaats, maar dat is dan een hardloopwedstrijd over 25 kilometer…

Categorieën
Geschiedenis 1941-1950

Viering 25-jarig bestaan Betondorp

In het Parool van 5 september 1949 wordt uitgebreid op luimige wijze – geïntroduceerd in de verslaggeving door het communistische blad De Waarheid – aandacht besteed aan de viering van 25 jaar Betondorp, het zogenaamde Betonfeest.

Betondorp […] Zaterdagmiddag kwarteeuwelijk bestaan begonnen te vieren. Optocht van alle in Tuindorp Watergraafsmeer aanwezige verenigingen. Werd lange stoet, want zijn er véél. Om paar te noemen: gymnastiekclub, E.H.B.O.-dito (opsommings-volgorde helemaal toevallig, clientele…!), klaverjasclub, zangvereniging, gaat u zo maar door. Stonden zich allemaal in warme zon op te stellen op Onderlangs. Kinders van Groen van Prinstererschool en Watergraafsmeerschool met prachtig-versierde fietsen en autopeds en andere kinderlijke vervoermiddelen. Duurde nog héle tijd voor stoet zich in beweging stelde. Voorop, toeterend en trommelend, muziekvereniging t.W.M. Zo ging het door versierde straten, waarin mensen zwaaiend en roepend naar familieleden in stoet in blij herkennen.

Op weg naar de Brink, waar wethouder In ’t Veld om 17 u. die Betondorpers toegesproken. En ’s avonds op diezelfde Brink: bal. Zo maar in open, warme zomeravond. En iedereen hopsen op meeslepende muziek van “Ons eigen band”, zijnde Zuidafrikaanse naam van Betondorps dansorkest.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1924-1930

Geen tweede synagoge van Betondorp

Om de mythe uit de wereld te helpen dat er in Betondorp twee synagoges zouden zijn geweest en dat met name het gebouwtje aan Tuinbouwstraat 26b een synagoge zijn geweest, nemen wij hieronder twee berichten over, waar genoegzaam uit blijkt dat dit niet het geval was. Ook blijkt wie in haar eentje verantwoordelijk was voor het plaatsen van de gedenksteen: Annie du Croq, alhoewel dit vandaag door sommigen niet meer wordt uitgesproken. Laten we dat vooral niet vergeten!

Uit Verenigingsblad Waffel, juni 2015 nummer 63

4 mei 2015 Betondorp, door Norma Eliasar

In het kader van “Open Joodse huizen” heb ik op maandag 4 mei “Het Brinkhuis” bezocht. Ook hier in de voormalige bibliotheek van Betondorp waren Joodse sprekers aanwezig, die net als voorgaande jaren, vertelden over hun ervaringen tijdens de oorlog. Ik had geen grote opkomst verwacht, maar tot mijn verbazing stroomde het zaaltje helemaal vol met belangstellenden. Het bleek dat voor de oorlog hier veel Joden woonden en helaas ook zijn weggevoerd. (zie verderop in het stuk)

Om 14.00 uur sprak Herbert Sarfatij over zijn onderduik ervaringen. Hij vertelde hoe zijn familie in de oorlog geholpen werd door de buren. Ze woonden in Betondorp, in de Veeteelstraat nr. 86. Vlak voordat de razzia’s plaatsvonden zorgden verschillende buren ervoor dat het gezin afzonderlijk van elkaar kon onderduiken bij familieleden. Ook zorgden de buren ervoor dat de inboedel uit huis gehaald werd en op verschillende adressen werd ondergebracht. Dat gebeurde in de nachtelijke uren. Zo zorgden ze er ook voor dat er plantjes voor de ramen bleven om het huis een bewoonde indruk te geven. Vervolgens zat hij in de loop van de oorlog nog op verschillende onderduikadressen. Het laatste adres was in Friesland. Het hele gezin heeft de oorlog overleefd. Het was een indrukwekkend verhaal. Later ontdekte ik dat Herbert Sarfatij, archeoloog/historicus, eindredacteur van het Auschwitz Bulletin is.

Toen ik weer naar buiten kwam zag ik op de Brink (het centrale plein) een menigte mensen staan. Nogal nieuwsgierig geworden ging ik er naar toe. Het bleek om een herdenking te gaan. Ik had hier niets over gelezen of gehoord. Op een grote kei was een plaat met inscriptie geplaatst ter herinnering aan de omgekomen Joodse Betondorpers 1940-1945 Onder grote belangstelling werden er bloemen gelegd en werd er gesproken. Het was volgens mij de eerste keer dat er in Betondorp op deze manier aandacht werd besteed aan de vermoorde Joden die hier woonden.

Bij navraag naar de initiatiefnemers bleek dat het om één mevrouw ging. Ik heb haar telefonisch benaderd. Mevrouw Annie du Croq vond het vreemd dat alleen de “beroemde namen” met Betondorp in verband gebracht werden, zoals de schrijvers Reve, Johan Cruijff, etc. Er werd nooit aandacht besteed aan het feit dat er 229 Joodse Betondorpers in de kampen zijn vermoord, waarvan de jongste een kind van 6 en de oudste 82 jaar was. Ze wilde daar verandering in brengen door op deze manier daar aandacht voor te vragen.

Verbaasd was ik te horen dat er op de plaats waar tegenwoordig een Indiase tempel staat op de Brink, vroeger een synagoge stond, geopend in 1928. Hier krijgt de gedenksteen zijn vaste plaats. De synagoge is ontworpen door Abraham Oznowicz (1892-1976), zijn eerste opdracht, die zelf in de Ploegstraat woonde. Hij ontwierp ook de synagoge in de Tuinbouwstraat 26b, tegenwoordig is hier het Beveiligingssteunpunt van de Politie gevestigd. Wat ik ook niet wist dat er twee huissynagogen waren, op het Zuivelplein in 1927 en in de Brinkstraat. Hier was ook een Joods schooltje.

Mevr. Du Croq heeft met dit initiatief ook andere mensen weten te enthousiasmeren en kreeg steun van de ondernemers van Betondorp, de heer G.J. Monterie, eigenaar van de Apotheek/Medicijnpost Betondorp, woningcorporatie Stadgenoot, de Marokkaanse Gemeenschap El Mariff en andere aardige vrijwilligers, zoals mevr. Janny Leenders, van Buurtbeheer. Het geheel is zonder subsidie van het stadsdeel gerealiseerd.

Na afloop van deze bijzondere herdenking werden we uitgenodigd om nog iets te drinken in het Brink(buurt)huis. Een oudere Marokkaanse man, waarschijnlijk lid van El Mariff, vertoonde hier filmfragmenten en foto’s van Marokaanse soldaten, die in de Tweede Wereldoorlog, met het Franse leger meevochten aan de zijde van de geallieerden. Ook zagen we het kerkhof in Capelle, Zeeland waar veel van de omgekomen soldaten begraven liggen.

4 mei 2015 was voor mij een gedenkwaardige dag. Ik ben veel meer te weten gekomen over “het Dorp” waar ik al 19 jaar woon.

Zoals te lezen is, verkeert de schrijver van bovenstaand artikel in de veronderstelling dat op de Tuindorpstraat 26b ooit een synagoge was geweest. Dat oude gerucht was al een keer voldoende duidelijk ontzenuwd in een artikel in het tijdschrift Misjpoge, jaargang 25 (2012), nummer 1, maar dat bericht was Betondorp blijkbaar ontgaan, aangezien dit tijdschrift een kleine en specialistisch lezerspubliek heeft. Vandaar dat we het artikel hieronder nog maar eens overnemen.

De mythe van een tweede sjoel in Betondorp. Paul Meijer

In Misjpoge 21 (2008), p. 138 schreef Joop van Daatselaar dat in de tuin achter de huizen in de Tuinbouwstraat een gebouwtje staat dat ooit dienst heeft gedaan als synagoge. Navraag bij het Joods Historisch Museum leverde de auteur niets op. Een bron waaraan dit feit is ontleend wordt niet genoemd. Op de website van Joods Amsterdam zijn deze spaarzame gegevens aangevuld met de naam van de architect, Abraham Oznowicz, het ontwerpjaar 1928 en het precieze adres Tuinbouwstraat 26B. Ook hier ontbreekt een bronvermelding.

In zijn onvolprezen reeks artikelen ‘Op zoek naar oude chewre-sjoeltjes in Amsterdam’, in Hakehilla heeft Carolus Reijnders de activiteiten van de vereniging ‘Nachaliël’ (“Erfdeel Gods’) beschreven. “In april 1925 had men plannen om sjoeldiensten te gaan houden in tuindorp Watergraafsmeer. Vanwege de ruime toepassing van een nieuw bouwmateriaal werd gesproken van het Betondorp. Door de groene omgeving en een ‘Brink’ als kern, maakte het een dorpse indruk. Het duurde tot voorjaar 1927 voor men kans zag een huissynagoge te stichten op het Zuivelplein, waardoor het bezwaar van de afstand naar de sjoel […] werd ondervangen. Daarna zijn er nog diensten gehouden in de Brinkstraat, waar ook een Joodse school was totdat men in october 1928 in het verenigingsgebouw Brink 1A een permanent onderdak voor de diensten vond.” Het Vereenigingsgebouw aan de Brink is ontworpen door architect Dick Greiner; de inrichting als synagoge voor ‘Nachaliël’ is van de hand van de architect Abraham Oznowicz (1892-1976), die toen opzichter was, o.a. op de bouw van de gemeentesynagoge in de Linnaeusstraat van J.S. Baars. Het sjoeltje aan de Brink zal waarschijnlijk zijn eerste werk als architect zijn geweest. Oznowicz woonde sinds 1925 in Betondorp, Ploegstraat 27 hs, aanvankelijk met zijn ouders en later met zijn gezin. De ruimte in het Vereenigingsgebouw die tot synagoge diende is thans in gebruik als Shri Guru Ravidass-tempel. Onderzoek in het bouwarchief van Stadsdeel Oost leert dat voor het gebouwtje in het bouwblok omgeven door de Veeteeltstraat, de Weidestraat, de Tuinbouwstraat en de Ploegstraat, op 12-12-1928 een bouwvergunning werd verleend. Aanvrager was de Algemene Woningbouwvereniging die de omliggende woningen in 1924 had laten bouwen. Gemachtigde van de opdrachtgever was de architect G. Versteeg, die ook de woningen had ontworpen. Het houten, met pannen afgedekte gebouwtje was bestemd als bergplaats en werd op de tekeningen dan ook als loods op schuur aangeduid. Op de plattegrond is een gedeelte van de ruimte afgescheiden voor schildermaterialen. De opslagfunctie heeft het behouden tot het in 1999 werd verbouwd tot politiesteunpunt. Heel ingrijpend was die verbouwing niet, in de achtergevel werden twee vensters toegevoegd, verder is het uitwendig nauwelijks gewijzigd. Het karakteristieke overstekende pannendak met raamstroken onder de goten bleef behouden. Er is geen enkele aanwijzing dat de loods van de AWV in de eerste zestig jaar een andere functie dan magazijn of werkplaats heeft gehad, voorzieningen en de vergunning daarvoor ontbreken. Het gebouwtje in de Tuinbouwstraat is bovendien gereed gekomen nadat de sjoel aan de Brink in gebruik was genomen. Een onbetrouwbare herinnering en een verkeerde interpretatie zijn waarschijnlijk de oorzaak van de mystificatie geweest, die ik hiermee hoop te hebben opgelost.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1924-1930 Geschiedenis 1931-1940 Geschiedenis 1961-1970

Weemoed en kwade geesten

Nol Gregoor onderzocht in zijn boekje De jongen die Werther Nieland werd was toch de oorzaak mocht zijn dat Gerard van het Reve (later Gerard Reve) zich zo ongelukkig en eenzaam voelde gedurende zijn jeugd in de Ploegstraat. Het wordt om eerlijk te zijn niet duidelijk in het boekje waarom dat zo was. Gevraagd aan broer Karel, geeft deze aan dat Gerard zich in iedere buurt of omgeving even ongelukkig zou hebben gevoeld. Om toch een beetje te begrijpen waar het ongeluksgevoel, het gevoel van doem dat Gerard in zijn jeugd ervaarde, vandaan komt nemen wij hieronder een tekst over uit het boekje; een tekst die op zijn beurt weer een weergave is van hetgeen Van het Reve op 11 december 1963 op de AVRO-televisie sprak in het kader van een serie Literaire Ontmoetingen.

Zoals ik al zei ben ik in Amsterdam geboren, en wel in de Van Hallstraat nummero 25 één hoog, maar van dat adres heb ik geen enkele herinnering. Ik zal niet veel ouder dan één jaar geweest zijn toen we verhuisden naar de toen allernieuwste uitleg van Amsterdam, het tuindorp Watergraafsmeer, ook wel onofficieel Betondorp genoemd, waar zich het grootste deel van mijn jeugd heeft afgespeeld. Gedurende ongeveer twaalf jaren woonden wij in het hoekhuis, in een soort pleintje van de straat, in het huis Ploegstraat 57.

Over deze hele buurt, de huizen, tuinen, daken, straten, pleintjes, heeft altijd voor mij een sfeer gehangen van onpeilbare diepe, onontkoombare weemod. “Lat elke hoop varen, gij die hier opgroeit”, aldus zou ik mijn gevoelens kunnen samenvatten. En dat geldt voor de buurt, de huizen, maar het geldt in zeker even grote mate voor de scholen die ik mij herinner. De bewaarschool aan de Zaaiersweg, een vierkant fortachtig gebouw zoals de progressieve stijl van die tijd voorschreef, gelegen aan de Grote Wetering, aan de tochtsloot aan de rand van Betondorp tegenover de grote begraafplaats. Dezelfde weemoed kleeft ook aan het gebouw van de lagere school, de Rozenburgschool aan het Zuivelplein, nu, even als de andere gebouwen van hetzelfde complex, niet langer als school in gebruik.

Vrees, gevaar, eenzaamheid, de huizen evenzovele grotten en holen, bewoond door onberekenbare demonen, dat is eigenlijk mijn jeugd. Al kan ik met de beste wil van de wereld niet verklaren waarom het zo is, evenmin als ik zou kunnen verklaren waarom ik in mijn leven niet één gelukkige dag gekend heb. De aanblik van elk huis, van elke kamer waarin zich een deel van mijn bestaan heeft afgespeeld, doet mij nu eenmaal huiveren. Evenals ook de aanblik van het huis waarin zich een groot deel van de handeling uit de novelle “De vakantie” voltrekt.

Noch heb ik het mezelf kunnen uitleggen, noch heeft iemand anders me ooit kunnen duidelijk maken waaom nu die alleronnozelste, onbenullige herinneringen mij als het ware kwellen en bespoken, als evenzoveke kwade om wraak schreeuwende nachtgeesten. En waarom ze weigeren me met rust te laten. Zo ook overweldigt mij een eveneens onverklaarbare treurigheid als ik voor het huis sta van de jongen die model gestaan heeft voor de lange novelle, misschien wel mijn beste werk, de novelle “Werther Nieland”. Men hoort wel eens iemand zeggen: “Ik wou dat ik weer 12 was, dat ik nog 16 was, dat ik nog eens een keer 25 was”, maar ik niet. Ik zou voor niets ter wereld opnieuw 16, 18, 20, 30 of 35 willen zijn. En zeker niet 16.

Ik voel mij hopeloos verlaten,

En in de schemerige straten

Schommelt de sneeuw omlaag.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1924-1930

Beton-woningbouw een mislukking

Het bekende communistische dagblad De Tribune heeft in een artikel van 9 februari 1925 zijn oordeel klaar: de beton-woningbouw in de Watergraafsmeer is een mislukking. En had de Tribune dit niet altijd al voorspeld…?

De Beton-woningbouw in de Watergraafsmeer is een mislukking

(M.J.V.) Men zich herinneren de voordracht van B. en W. van A’dam voor enkele jaren terug, tot het bouwen van woningen van beton in de Watergraafsmeer en dat wij daartegen bezwaar hebben gemaakt. Onze bezwaren waren n.l., dat beton niet poreus is en geen vocht doorlaat, en dat door temperatuursverschil, de muren aan de binnenzijde zullen aanslaan als vensterruiten en de woningen vochtig zullen blijken. Maar eenigen tijd later verscheen er in de pers een verklaring van Woningdienst, waardoor wij dachten, dat de heer Keppler volkomen onze bezwaren in den grond boorde. Wij lazen o.a.: “Het vooroordeel van het publiek tegen woningen van beton vervaardigd bestaat doorgaans in een vrees voor vochtigheid en saaiheid. Nóch voor het een, nóch voor het ander behoeft vrees te bestaan.”

Nu dat deze betonwoningen door de Gemeente in exploitatie zijn gebracht, blijken evenwel onze toenmalige geopperde bezwaren tegen den betonbouw toch volkomen juist te zijn. Wij lezen in het avondblad van “de Telegraaf” van 4 Febr. j.l. het volgende: “Wij ontvingen een schrijven van een bewoner van de Sikkelstraat (Betondorp) Watergraafsmeer, waarin hij zijn nood klaagt over de vochtigheid van zijn woning. Hij noemt den toestand onhoudbaar en vertelt o.a.:

“De muren zijn drijfnat en de schimmel zit een centimeter dik op de muren, het water loopt met stralen langs de ramen, zoo erg, dat zich hele plassen in de kamers vormen. Dat dit niet overdreven is blijkt uit het volgende, dat aan verschillende bewoners door den Woningdienst een andere woning is toegewezen en de oude woningen in reparatie gaan.” De inzender stelt daarna de vraag of deze resultaten niet het fiasco beduiden van den geheelen gemeentelijken betonbouw.

Toen wij ons naar aanleiding van deze klachten wendden tot den directeur van den Gemeentelijken Woningdienst, ir. A. Keppler, verklaarde deze, dat de betonhuizen aan de Sikkelstraat inderdaad behooren tot het minst geslaagde systeem, waarmede de gemeente een experiment heeft genomen.

“Inderdaad doen zich hierbij ernstige vochtigheidsverschijnselen voor, maar, zeide de heer Keppler, men moet niet denken, dat dit bij baksteen niet het geval is: in mijn eigen huis b.v. heb ik den last ondervonden van den laatsten storm en enormen regen. Men moet niet vergeten, dat onze kennis van baksteen-bouw reeds 12 eeuwen oud is, en dat bij den betonbouw – met uitzondering van een complex in Liverpool en ’n huisje in Santpoort – slechts met de ervaring van zes jaren wordt gewerkt.

Er zijn tal van systemen, die deze gebreken niet vertoonen, maar de bestaande fouten zijn alle te verbeteren, meende de heer Keppler. De gemeente neemt reeds volkomen proeven ten aanzien van warmte- en geluidgeleiding, zoodat alle eigenschappen van beton wetenschappelijk zullen worden vastgelegd. De bewoners moeten evenwel zooveel mogelijk medewerken, en onzerzijds gedaan wordt wat wij kunnen. Zij krijgen toch een andere woning, wanneer de oude wordt hersteld.

Juist om deze bezwaren te leeren kennen en de middelen, die in het buitenland hiertegen worden aangewend – vervolgde de heer Keppler – ben ik vorige week te Birmingjam en Londen, de ervaringen opgedaan met verschollende constructies, wezen bezichtigen. Ik moest daar tot mijn leedwezen dezelfde gebreken constateeren, als zich bij ons met sommige constructies hebben voorgedaan. Welke middelen men daartegen heeft aan te wenden, bepleisteren, betimmeren enz. staat helemaal nog niet vast.

Birmingham met een klein millioen inwoners, heeft echter 3 a 4 kleine betondorpen aangelegd, in den geest van ons Tuindorp Oostzaan, elk van 1100 a 1200 inwoners. Sinds ik daar 3 jaar geleden was, zijn (evenals in Becontree bij Londen) de betonconstructies, en ook het uiterlijk aanzien veel verbeterd. Ik meen daarom: dat wij de proef moeten doorzetten en de nieuwe taktiek moeten blijven toepassen. Ik neem daarbij hetzelfde standpunt in als de Engelsche Staatscommissie voor het onderzoek naar nieuwe bouwmethoden, die in haar tweede voorlopig rapport warm den betonbouw aanbeveelt. Dat een man als Sir Ernest W. Moil voorzitter dier commissie is, zegt genoeg.”

Het voornaamste en wel doorslaggevende argument van den heer Kepler c.s. voor den betonwoningbouw, was, dat de hooge stichtingskosten der baksteenwiningen noodzakelijk hooge huren met zich meebrengen en dat door betonbouw de stichtingskosten der woningen aanmerkelijk zouden kunnen verminderen, waardoor lagere huren zouden kunnen worden bedongen. Ook hierin heeft de Gemeente met haar betonbouw volkomen gefaald, want de betonwoningen doen op het moment een huur van 6 tot 9 gulden per week. Wie of inplaats van de woninghuurders de voordeelen van deze technische nieuwigheid in het bouwbedrijf opstrijken, kunnen zien uit één enkele zinsnede uit het “Tijdschrift voor Volkshuisvesting” 1923: “Hoewel beton theoretisch groote voordeelen moet opleveren, blijkt hiervan in de praktijk heel weinig. Dit wordt toegeschreven aan het feit, dat de beton-firma’s hun prijzen regelen naar den baksteen-bouw en er slechts zooveel onder blijven als noodzakelijk is om te concurreeren.”

De heer Keppler heeft dus met zijn betonwoningbouw ernstig pech. Wat de technische onvolmaaktheid in den betonbouw betreft, deze zal men wel overwinnen. Maar wat het streven betreft van den heer Kepler naar het drukken van de stichtingskosten der woningen en der huurprijzen, kunnen wij hieruit weer leeren, dat het kapitalisme niet uit te hollen is, dat de sociaal-democraten eigenlijk in de praktijk zich zelve weerleggen. Met al hun nieuwigheden als betonbouw en Gem. melkcentrale enz. in A’dam, doen de Soc.-dem. alsof zij heele wereldbewegers zijn en maken zij zich zelve nog wij, dat zij heel wat beteekenen voor de arbeiders.

Terwijl verbetering der techniek in een geordende maatschappij meer geluk voor de groote volksmassa zal moeten brengen, brengt zij nu binnen deze huidige kapitalistische maatschappij toename der uitbuiting ten bate van een klein groepje parasieten.

Daarom op voor de dictatuur van het proletariaat!

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1924-1930

Onderlangs gereed

Uit het Algemeen Handelsblad van 16 mei 1927

PLANTSOEN EN LENTEFEEST

Vreugde in Tuindorp Watergraafsmeer

Zaterdagmiddag om en nabij halfdrie – halfvijftien heet dat in het nieuwe spoorboekje – is Amsterdam weer een plantsoen rijker geworden. In deze lentetijden is dat een welkom ding.

Het nieuwe plantsoen draagt den naam van “Plantsoen Onderlangs” en is gelegen in het tuindorp Watergraafsmeer, of om duidelijker te zijn, tusschen het “Betondorp” en de Weesperzijde. In de lente is, zoo schreven wij, de aanwinst van een plantsoen een welkom ding; doch hier is dit nog meer het geval, daar het onmiddelijk naast de grauwe en geestelooze betonnen blokkendozen gelegen is die tezamen het Betondorp vormen en zoo aan deze cementen eentonigheid in de tooekomst nog eenige fleur zal geven.

De bewoners van het tuindorp hebben het gereedkomen van het “Plantsoen Onderlangs” wel gewaardeerd. Gistermiddag is er feest geweest ter eere van de opening ervan: er was een aardige optocht van kinderen met vlaggen door de straten van dit landelijk deel van de hoofdstad, er was muziek, dan kwam de officieele opening van het plantsoen waarbij wethouder Ter Haar het woord voerde en tenslotte was er een buitengewoon aardig lentefeest met reidansen waarbij de kinderen van het Tuindorp hun liedjes zongen; een alleraardigste vertooning die door zeer velen werd gadegeslagen, terwijl ook de zang van een kinderkoor, dat onder Hespe’s leiding zich hooren deed veel luisteraars trok.

Bij de openstelling van het “Plantsoen Onderlangs” dat langs den dijk gelegen is en dat behalve van het dorp met breede trappen van den hooger gelegen weg bereikbaar is hield de heer J. der Haar Jr. een rede waarin hij herinnerde aan het “Onderlangs en Bovenover” bij Arnhem met zijn onvolprezen natuurschoon. Het gemeentebestuur heeft hier naast de straten ook een stuk natuur gemaakt, waarin men het stads gewoel zal kunnen ontvluchten. De mensch heeft immers behoefte af en toe eens tot zichzelf in te gaan, na te denken over zijn diepste wezen – tot zijn geestelijk en lichamelijk welzijn. De natuur leert ons open oog te hebben voor haar schoonheid en daarom, zoo ongeveer zeide spr., verheug ik mij over dit plantsoen. Amsterdam heeft er een stukje natuur bij gekregen.

De heer Ter Haar besloot zijn rede met allen op te wekken het plantsoen te sparen en te ontzien, daarna verklaarde hij het namens het gemeentebestuur voor geopend. De voorzitter van de commissie die de feestelijkheid op touw gezet had, dankte vervolgens met een korte toespraak den wethouder voor zijn woorden; daarna begon op de groote speelplaats het lentefeest, dat ondanks regenbuien niet gestaakt werd.