Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis tot 1924

Dringende woningnood in de Watergraafsmeer

Nu de eerste subsidies ter beschikking zijn gesteld en Woningbouwvereniging Tuindorp vanaf 1918 gaat bouwen in de De Wetbuurt, hoopt de vereniging spoedig de productie van de bouw van arbeiderswoningen te kunnen opvoeren en ondersteunt dat verlangen met het doen uitgaan van een alarmerend bericht over de schrikbarende woningnood in de Watergraafsmeer, dat onder andere geplaatst wordt in De Tijd van 14 december 1918.

Woningnood. – De Bond van Arbeiderswoningbouw-Vereenigingen schrijft ons:

Een onzer leden, de vereeniging “Tuindorp” te Watergraafsmeer, heeft een onderzoek ingesteld naar de dubbele bewoning in een deel dier gemeente met het volgende resultaat: In de De Wetbuurt, een uitsluitend arbeiderswijk, bevonden zich in totaal 319 woningen, waarvan 47 of 15 pCt. dubbel bewoond waren. Er huisden in deze dubbel bewoonde woningen 93 gezinnen met totaal 342 personen, waaronder 72 kinderen beneden de 7 jaar. De gezinnen bestonden soms uit 19-14-10 en 7 personen. In één woning woonden gedurende eenigen tijd drie gezinnen, in een ander hokten 19 personen samen, waaronder 7 kinderen van minder dan 7 jaar, zoodat behalve deze de ouders en nog 8 jeugdige personen boven de 7 jaar ’s avonds en ’s nachts in deze woning een rustplaats moesten zoeken. Een gezin vond een legerstede op een gedeelte van een zolder, waar tevens niet minder dan 23 konijnen huisden. Aan dezen misstand werd na het bekend worden door de politie spoedig een eind gemaakt, door de verwijdering van de lieve knaagdieren te gelasten.

Om in dezen dringenden woningnood te voorzien, zal de woningbouwvereeniging “Tuindorp” spoedig een voorschot van het bouwen van 67 woningen en 2 winkelhuizen bij den raad aanvragen.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis tot 1924

Nieuwbouw in de Watergraafsmeer

Na de annexaties in 1896, waarbij de Gemeente Amsterdam onder andere de volledige polder Over Amstel inpikt – voormalig grondgebied van de Gemeentes Nieuwer Amstel en Diemen, begint de Gemeente Watergraafsmeer het knap benauwd te krijgen. Na in de Napoleontische tijd vijf jaar met Diemen samengevoegd te zijn geweest, is de Watergraafsmeer sinds 1817 weer een zelfstandige gemeente (met een gestaag afnemende bevolking van nog geen duizend inwoners), in eerste instantie onder een schout en sinds 1851 onder een burgemeester. De landhuizen zijn in staat van verval en dreigen als leegstaande ruïnes achter te blijven. Daarom wordt in 1825 een verordening aangenomen dat de grond waarop een buitenplaats heeft gestaan, in principe geegaliseerd moet worden en de funderingen verwijderd. De gronden worden door groentekwekers en tuinders ingenomen.

In 1886 wonen er nog maar 500 mensen in de Watergraafsmeer. Een eigen kerk is er niet. De bewoners kerken in Diemen of Amsterdam. Toch streeft Watergraafsmeer er naar zelfstandig te blijven. Zo wordt in 1880 een eigen postkantoor opgericht. Maar het tij lijkt niet te keren. Een laatste stuiptrekking is het Uitbreidingsplan Watergraafsmeer, zoals eerder beschreven. Zal het nog lukken de Watergraafsmeer van een aanmerkelijk groter aantal inwoners te voorzien, zodat de Gemeente kan overleven? Het hangt onder andere van de snelheid van de uitwerking van de bouwplannen af. De bedoeling is in ieder geval bijna de gehele Watergraafsmeer te bebouwen. Er wordt maar liefst aan 200.000 inwoners gedacht. In het kader van het bebouwen wordt gestimuleerd dat verenigingen worden opgericht.

Op 26 februari 1912 melden diverse kranten dat de dag daarvoor is opgericht de Bouwvereniging Tuindorp, die zich ten doel stelt woningen voor arbeiders te bouwen met Rijksvoorschot. In het bestuur worden gekozen de heren A.H. Jansen, voorzitter; H. Groenendijk, secretaris; J.C. Sieliakus, penningmeester; J. Papavoine en J. Wijdicks, terwijl de heren J.F. van Amstel, J.F. Ankersmit en Alb. Hahn als raad van commissarissen optreden. De statuten van de woningbouwvereniging worden in juni 2012 in de Nederlandsche Staatscourant gepubliceerd en door koningin Wilhelmina de maand daarop officieel geaccepteerd. De indruk is overigens dat met Tuindorp Watergraafsmeer in eerste instantie de hele Watergraafsmeer bedoeld wordt en niet alleen het huidige Betondorp

Wanneer in september 1913 in Den Haag een nationale tentoonstelling wordt georganiseerd over volkshuisvesting, worden door architect Ph. J. Hamers ook de plannen voor Tuindorp Watergraafsmeer gepresenteerd. Er zijn nogal wat presentaties van tuindorpen op de expositie. Het idee, dat in de tweede helft van de negentiende eeuw in Engeland geboren werd, is zeer populair in die dagen, als verbeterde en vebeterende arbeidersbouw. Ook op de tentoostelling vaan arbeiderswoningen, die in december 1913 in het gymnastieklokaal van de gemeentelijke MULO in de M.A. de Ruyterstraat (later, na de annexatie door de Gemeente Amsterdam, werd dit de Willem Beukelszstraat) te Watergraafsmeer wordt gehouden, wordt het Tuindorp gepresenteerd, ditmaal in presentaties van de heer Gulden en Geldmaker. De tentoonstelling, die georganiseerd wordt door de afdeling Watergraafsmeer van de Noordhollandsche Vereeniging Het Witte Kruis, trekt veel belangstellenden.

Begin 1914 beginnen de zaken een serieuzer karakter te krijgen. Woningbouwvereniging Tuindorp doet een officieel verzoek aan de gemeenteraad van Watergraafsmeer om voor de bouw van 56 arbeiderswoningen een voorschot van fl. 175.000 te mogen ontvangen. Nu begint de zaak politiek te worden. De Woningbouwvereniging heeft in haar statuten staan dat voor arbeiders gebouwd gaat worden. Dat is echter niet naar de zin van de gemeenteraad van de Watergraafsmeer. Die eist dat Tuindorp haar statuten wijzigt en opneemt dat de vereniging de verbetering van huisvesting van uitsluitend Watergraafmeersche arbeiders nastreeft. Dit wil de vereniging echter niet accepteren en stelt als tegenvoorstel ook te willen bouwen voor arbeiders die minstens één jaar in de gemeente wonen. De eis van de gemeenteraad heeft ongetwijfeld ook te maken met de dreigende annexatie van de Watergraafsmeer door de Gemeente Amsterdam.

Wanneer een andere woningbouwvereniging, Ons Belang, wel overstag gaat en een statuutwijziging aanvraagt, stuit dit op tegenstand bij het Ministerie van Justitie, juist omdat volgens dit Ministerie niet gevraagd kan worden dat de leden van Ons Belang verplicht werkzaam zijn in de Watergraafsmeer. Dat gaat te ver, volgens het Ministerie. Geen buitenstaanders welkom kan niet op deze manier georganiseerd worden en is grondwettelijk niet toegestaan. Goede raad is duur voor de Watergraafse gemeenteraad, die in een vergadering Ons Belang nog maar eens maant voet bij stuk te houden bij het Ministerie van Justitie. Woningbouwvereniging Watergraafsmeer, die haar statuten weigert aan te passen, staat belangstellend aan de zijlijn. De media spreekt schande van de reactionaire eisen van het Watergraafsmeers gemeentebestuur,

In april 1914 wordt bekend dat er een advies bij de Watergraafmeerse gemeenteraad ligt waarin definitief geweigerd wordt een voorschot te geven aan Woningbouwvereniging Watergraafsmeer, omdat deze vereniging niet bereid is uitsluitend voor Watergraafmeerse arbeiders te bouwen. Overleg mislukt en op 30 april 1914 is de gemeenteraadsvergadering, waarop ook bestuurslid van Woningbouwvereniging Tuindorp, J.F. Ankersmit, spreekt. Volgens hem wordt op deze manier de bedoelde werking van de Woningwet door de Watergraafmeerse gemeenteraad buiten werking gesteld. Het betoog mag niet baten en na een uitgebreid weerwoord van wethouder Mensing de Charante wordt de motie aangenomen waarin het voorschot wordt afgewezen.

Woningbouwvereniging Ons Belang op haar beurt gaat door met de statutenwijziging en weet eind juli 1914 de minister zo ver te krijgen te verklaren de vereniging met de gewijzigde statuten nog steeds te zien als ‘uitsluitend in het belang van verbetering der volkshuisvesting’. Tot grote teleurstelling van deze vereniging wordt nu door de Watergraafse gemeenteraad ook Ons Belang een voorschot om te bouwen geweigerd; ditmaal vanwege de gevreesde stijging van grondstoffen vanwege het begin van de oorlog. Kortom, de bouw in de Watergraafsmeer dreigt nu geheel en al stil te vallen. Ons Belang wendt zich nu tot de minister, om te wijzen op deze dramatische ontwikkeling en vraagt specifiek om bijfinanciëring.

Het is niet helemaal duidelijk of die bijfinanciëring er gekomen is of niet, maar in juni 1918 wordt door Ons Belang de aanbesteding gehouden van een blok van 9 woningen aan de De Wetstraat. Gegund wordt aan de heren J. Drukker en W.J. Karsen te Alkmaar. Ook Woningbouwvereniging Tuindorp houdt in die maand een aanbesteding. Het betreft 24 woningen aan de De Wetstraat en de Wolmaranstraat (Amsteldorp, tegenwoordig Von Guerickestraat). Hier is de laagste inschrijver B.J.H van Bergheim te Amersfoort. De bouw in de Watergraafsmeer is begonnen!

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1941-1950

Frits van Egters en de Egstraat

Beste mensen, de Ploegstraat en de Egstraat lopen in elkaar over en voor je het weet sta je aan de rand van het kerkhof. Wat ik me de hele tijd afvraag is of de naam van de hoofdpersoon van de avonden van Gerard Reve, Frits van Egters, misschien afkomstig is van de Egstraat. Ik kan het nergens vinden. Iemand een idee?

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1941-1950

Een kleine heldendaad

Neem een kijkje op de prachtige site genaamd Een kleine heldendaad, over meester Laurens Janszen van de Watergraafsmeerschool aan het Huismanshof, die in 1941 weigerde Joodse leerlingen bij hoofd van de school Kruimink aan te geven en daarom zijn functie verliest.

Alhoewel Kruimink wist wie de leerlingen van de school waren, kwam hij speciaal naar mij om te vragen of ik de namen van de Joodsche leerlingen van mijn klas had genoteerd. Ik antwoordde hem dat ik alleen Nederlandsche kinderen in mijn klas had en ik niet in staat was uit te maken wie van hen Joodsche kinderen waren. Daar kwamen natuurlijk woorden over met het gevolg dat Kruimink den Wethouder telefonisch opbelde en ik mij een half uur later op het Stadhuis bevond. 

Het gevolg is dat meester Janszen door de bewoners van Betondorp als held wordt vereerd. Net zo goed zullen de Joodse kinderen van de school worden verwijderd en grotendeels door de nationaal socialisten omgebracht. Meester Janszen wordt door de wethouder naar een andere school overgeplaatst. Direct na de oorlog komt meester Janszen weer terug op de Watergraafsmeerschool.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis tot 1924

Betondorp in aanleg

Onderstaande foto is uit 1921 en toont een arbeider met een mengmachine voor vloeren. Op de achtergrond de eerste straten in aanbouw. Foto afkomstig van de Beeldbank van de Gemeente Amsterdam.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis tot 1924

Het uitbreidingsplan Watergraafsmeer

Onder de dreiging van annexatie door de Gemeente Amsterdam, brengt de Gemeente Watergraafsmeer onder leiding van burgemeester de Wit in 1906 onderstaand uitbreidingsplan uit. De bedoeling is om op termijn maar liefst 200.000 inwoners in het voormalige Diemermeer te gaan huisvesten.

Zoals te zien zijn begraafplaats en renbaan opgenomen en ook Roosenburgh staat op deze kaart vermeld. Omgeving Betondorp ziet het volstrekt anders uit dan vandaag de dag.

In 1907 wordt het plan door de Watergraafmeerse gemeenteraad aangenomen en wordt gestart met voorbereidende werkzaamheden van wat Tuindorp Watergraafsmeer zal gaan heten. Er komt vanwege het invallen van de Eerste Wereldoorlog weinig van terecht. En op 31 december 1920 zijn alle plannen van de Gemeente Watergraafsmeer ten einde. De gemeente wordt opgeheven en geannexeerd door de Gemeente Amsterdam.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis tot 1924

De renbaan

In 1898 wordt achter Oud-Rozenburg een renbaan aangelegd door een aantal liefhebbers van de paardensport. De baan is 850 meter lang en 16 meter breed. Eerder was dit terrein gelegen achter het Rijksmuseum, maar daar was de ruimte nodig om te bouwen. Een tijdje lag een en ander stil omdat het geld ontbrak, maar de exploitant heeft nu zelf in de buidel getast en de renbaan ligt er. Volgens berichten in het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage is het een schilderachtige omgeving waarin de renbaan zich bevindt. De renbaan is hieronder te bekijken op een kaart van ca. 1900. Afbeeldingen konden we niet vinden.

De baan is overigens niet alleen geschikt voor paardensport. Ook wielerwedstrijden worden er georganiseerd, zoals blijkt uit onderstaand bericht uit 1898.

Er wordt veel geadverteerd voor dit wielergebeuren. Vooral van de wedstrijden op home-trainers wordt veel verwacht in de pers. In het buitenland, en met name in Londen, hebben dergelijke wedstrijden veel succes.

Maar ook de liefhebbers van de paardensport komen aan hun trekken, zoals uit onderstaande advertentie blijkt.

Ook voetbal wordt vanaf 1898 gespeeld op dit terrein; vermoedelijk binnen de ring, zoals blijkt uit dit bericht uit de Telegraaf van 4 november 1898.

De Amsterdamsche Vereeniging ter Bevordering van Jacht- en Terreinrijden op haar beurt organiseert er in 1899 een concours hippique. Ook wordt er cricket gespeeld, rugby, starten er ballonvaarten en worden vliegproeven met een vliegmachine gehouden.

Spektakel is in 1900 het optreden van het circus Barnum en Bailey. De zware circuswagens zakken weg in de modder en het sportterrein raakt dermate beschadigd dat de pachter een het circus een proces aandoet. Wij nemen een vermakelijk artikel hierover uit de Leeuwarder Courant van 5 mei 1902 over.

Wij hebben onlangs nog al gelachen bij de pleidooien, gehouden in het civiele geding Augustinus em van Exter contra Barnim en Bailey. Het verblijf van het groote Amerikaansche circus heeft hier tot verscheidene processen aanleiding gegeven. De enorme wagens hebben het terrein van `Oud Roosenburgh´ in de Watergraafsmeer, waar zij stonden, zoo bedorven, dat de pachter Barnum en Bailey om schadevergoeding heeft aangesproken. De gevaarten zakten dan ook gewoonweg in het zachte, vette weiland weg, en slechts met de vereenigde krachten van een zestiental paarden en een olifant konden de wagens weer losgetrokken worden. Hoe een land, waar anders wedrennen gehouden werden, er dan uitziet, is te begrijpen. Men zou er alleen nog wedrennen met hindernissen hebben kunnen houden.

Als ik het wel heb is dit geding nog niet bepleit. Dat van Augustinus c.s. betrof een weg door hen aangelegd om vlugger aan het circus te komen dan langs de Watergraafsmeer mogelijk wa. De hoofdingang van `Oud Roosenburg´ is in de Watergraafsmeer, de hooge weg daar is echter niet zeer breed, de Gooischse Stoomtram rijdt er ook, de spoorwegbaan van Rijnspoorstation naar Centraal station kruist den weg; men kan er dus nog al eenige moeilijkheden ontmoeten. Nu had Augustinus c.s. bedacht over de weilanden achter ‘Oud Roosenburg’ een weg te maken tot aan de Weesperzijde. Daar had men ruim baan: daar kon men komen per as of per vaartuig, enfin, de ondernemers stelden zich daar, veel van voor. Men zou den weg over het land heel breed maken, er zouden plaatsen verpacht worden aan kramen en tenten met eet- en drinkwaren. Het zou daar een halve kermis worden. Maar Augustinus c.s. vergaten één ding. Wel contracteerden zij met den pachter van ‘Oud Roosenburgh’ dat zij hun weg in verbinding mochten brengen met zijn terrein, maar zij contracteerden niet met Barnum en Bailey, dat die de menschen dan op het terrein van het circus zouden toelaten, dat zij daar een kas met een toegang zouden maken. En toen nu Barnum en Bailey gearriveerd waren en Amsterdam en omstreken er heenstroomde, toen honderden menschen een dubbeltje betaalden om langs den nieuwen weg naar het circus te komen, toen stootten zij bij ‘Oud Roosenburgh’ hun neus. Op de plek waar zij binnen wilden gaan stonden de groote wagens, en eenige knechts, die hen terugwezen. De teleurgestelden waren natuurlijk boos en liepen naar de kranten. De ochtendbladen namen de klachten op en niemand waagde zich meer aan den weg van Augustinus c.s. En hoewel deze met Barnum en Bailey een schikking hadden getroffen, waardoor langs hun weg het circus toch bereikt kon worden, de bezoekers vonden het veiliger den hoofdingang te kiezen. Zoo beurden Augustinus en Co. slechts f 500. Zij beweren dat alleen huur en aanleg van den weg wel f 3000 hebben gekost, zij verzekeren dat al die kramen en tenten, welke langs den weg hadden kunnen komen hen grof betaald zouden hebben, en zoo vroegen zij een schadevergoeding van f 10,500, waarvoor zij beslag lieten leggen op geld door Barnum en Bailey bij de Amsterdamsche Bank gestort.

En toen aan het procedeeren. Het zal u echter wel bekend zijn dat het burgerlijk recht in Nederland niet vliegensvlug is. In September 1901 waren Barnum en Bailey in Amsterdam; vóór hun vertrek zijn zij om schadevergoeding aangesproken; in kort geding werd beslag gelegd op hun gelden, want als zij eenmaal over de grenzen waren, zou er niet veel meer te halen zijn. Toen is de eisch ingesteld en heeft de tegenpartij geantwoord, daarop is van repliek en van dupliek gediend en eindelijk is in April 1902 in de zaak gepleit. Op 23 Mei zal vonnis worden gewezen. Dan kan men in hooger beroep gaan, dat wordt vóór de vakantie natuurlijk niet mee aanhanging gemaakt – de heeren Augustinus, van Exter en Co., zullen nog heel wat geduld moeten oefenen voordat zij de baten van hun zwoegen zien… als zij ooit baten genieten.

In het Uitbreidingsplan van de Watergraafsmeer van 1906 behoudt het sportterrein bij Oud Roosenburgh haar plaats. Dit uitbreidingsplan zal nooit gerealiseerd worden en het gaat inmiddels commercieel wat minder goed met het terrein. Als in 1907 Oud Roosenburgh verkocht wordt, vraagt iedereen zich af hoe een en ander zich verder zal ontwikkelen.

Het terrein wordt in februari 1908 te huur aangeboden, blijkbaar door de onderneming die het complex heeft opgekocht, Maatschappij Volharding.

Of de huur nu te hoog is of het terrein inmiddels te ver afgelegen vergeleken met andere sportterreinen van Amsterdam en omstreken: maanden lang wordt een en ander blijkbaar tevergeefs aangeboden. Uiteindelijk is het voetbalclub R.A.P. die in december 1908 bekend maakt de terreinen te gaan huren en verder als voetbalterreinen te gebruiken.

Op 12 april 1909 wordt er zelfs een wedstrijd Nederland – Engeland gespeeld. Deze wordt met 0-4 verloren. Hieronder een foto van de toeschouwers van die wedstrijd.

Ook op 17 april 1911 speelt het Nederlands elftal nog een keer op Oud Roosenburgh tegen Engeland. Dit keer verliest Nederland met 0-1.

Rond 1910 worden steeds meer sport- en met name voetbalterreinen aangelegd in de Watergraafsmeer. Men verneemt weinig meer van Oud Roosenburgh – R.A.P. schijnt het nog een keer verlaten te hebben maar weer te zijn teruggekeerd – en na 1914 zal het terrein worden gesloopt om op termijn te worden opgenomen in de Nieuwe Oosterbegraafplaats.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis tot 1924

Nieuwe Oosterbegraafplaats

Vanwege de sterke groei van het inwoners van Amsterdam in de negentiende eeuw, ontstond behoefte aan nieuwe begraafplaatsen. Deze begraafplaatsen zouden bovendien voortaan een openbaar karakter hebben, met plaats voor gestorvenen van alle gezindten en godsdienstige opvattingen. De eerste begraafplaats nieuwe stijl was de Westerbegraafplaats, nabij de huidige Westzaanstraat. Deze begraafplaats werd in 1860 geopend. In 1866 volgde de Oosterbegraafplaats, net buiten de Muiderpoort en op een plek waar nu het Tropeninstituut gelegen is. Deze begraafplaats wordt in 1894 definitief gesloten vanwege de opening van de Nieuwe Oosterbegraafplaats, juist ten noorden van het huidige Betondorp. De situatie rond 1900 is hieronder te zien.

De Nieuwe Oosterbegraafplaats is een van de ´longen van de stad´. In 1869, toen Watergraafsmeer nog geen onderdeel van Amsterdam was, vroeg het dorp bij Gedeputeerde Staten toestemming een eigen begraafplaats te gaan inrichten. Hier kwam het echter niet van. In 1888 werd door de Gemeente Amsterdam een terrein in de Watergraafsmeer, om in plaats van de Oosterbegraafplaats te gaan gebruiken, die te klein geworden was. De opening is zoals gezegd in 1894. Onderstaande foto van Jacob Olie is in 1893 gemaakt, vlak voor de opening.

In eerste instantie is de Nieuwe Begraafplaats nog niet zo groot. In het zuiden is rond 1908 niet alleen Rozenburg nog aanwezig, maar is ook tijdelijk sprake van een sportterrein (in feite is het een renbaan), zoals op onderstaande kaart te zien is.

In 1917 werd de Nieuwe Oosterbegraafplaats uitgebreid met het terrein van het voormalige Rozenburg en het sportterrein. Zie hieronder de situatie rond 1920. Zoals te zien is, is op de kaart al het stratenpatroon van Betondorp aangegeven.

In 1927 werd de begraafplaats verder uitgebreid richting Zaaierweg, wat ook nog de huidige grens is van Betondorp. Zie hieronder daar een plaatje van. Het is de toestand rond 1940, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Betondorp is af. Bijzonder aan deze plattegrond is dat de contouren van de Gooische weg al in beeld komen. Aan de zuidzijde grenst Betondorp echter nog gewoon aan de Weespertrekvaart.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1924-1930 Geschiedenis 1931-1940 Geschiedenis tot 1924

Gooische Stoomtram

In 1867 ziet het landschap van de Watergraafsmeer nog leeg en ongerept uit, met name op de plek waar tegenwoordig Betondorp ligt. Dat valt op onderstaande kaart goed te zien.

Twee ontwikkelingen zullen grote invloed gaan uitoefenen op het zuidoostelijk deel van de Watergraafsmeer. Dat zijn de Gooische Stoomtram en de verplaatsing van de Oosterbegraafplaats. In dit artikel wordt kort de komst, bloei en ondergang van deze onderneming besproken.

De Oosterspoorlijn bracht in 1874 een prima treinverbinding van Amsterdam naar Weesp, Naarden-Bussum, Hilversum en verder tot stand, maar er was ook behoefte aan een lijn naar Diemen. Dit werd de tramlijn Amsterdam-Laren. In eerste instantie werd in 1880-1881 het eerste traject aangelegd over de Middenweg naar de Hartvelderbrug. Later in 1881 werden ook de stations Muiderberg en Naarden geopend en in 1882 werd Laren bereikt. De dienst werd weer opgeheven in 1940, maar op de Middenweg werd het spoor vervangen door een dubbelzijdig tramspoor naar Betondorp en voetbalstadion de Meer. Hierover later meer.

De Gooische Stoomtram werd ook wel de Gooische Moordenaar genoemd, omdat in totaal maar liefst 117 mensen omkwamen bij een botsing met het stille gevaarte. Op de Middenweg was een station van de Gooische Stoomtram. Het gebouw van het hoofdkantoor van de voormalige Gooische Stoomtram is nog te zien op Middenweg 65. Hieronder het eindpunt van de tram bij de Van Musschenbroekstraat bij het Rhijnspoorplein (dank lezer Aart Janszen).

De halte nabij het toekomstig Betondorp heette Walenburg, naar de naam van de Rotterdamse aannemer die daar een aantal huizen langs de Middenweg had gebouwd. Het is schrijver dezes niet helemaal duidelijk waar die halte gelegen heeft. Soms wordt Middenweg 88 genoemd, soms ook Middenweg 158-160-162-164-166. Aanvullende informatie welkom!

Hieronder nog een foto van de Gooische Stoomtram op het zuidelijk deel van de Middenweg, met zich naar het Noorden. Op de foto daaronder, die van de Ringdijk bij de Hartvelderbrug genomen is, is aan de linkerzijde het toekomstige Betondorp gelegen.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis tot 1924

Roozenburg

In negentiende eeuwse kaarten worden de buitenplaatsen Zomerlust en Roozenburg aangegeven op de lokatie waar tegenwoordig de Nieuwe Oosterbegraafplaats zich bevindt. Zie bijvoorbeeld onderstaande kaart.

Later, tegen het einde van de negentiende eeuw, is alleen Rozenburg nog over. De lokatie lijkt verschoven en Rozenburg lijkt Zomerlust te hebben opgeslokt? Wat weten wij van deze beide buitenplaatsen?

Allereerst Rozenburg. Deze buitenplaats aan de Middenweg werd al vanaf 1641 onder de naam Het Vischkaantje aangelegd door Govert Loten, en werd in 1681 verkocht aan een zekere Jacob van Lennep, industrieel en handelaar en voorvader van de schrijver, die afwisselend op het Rokin en de Herengracht woonde, en in de zomer dus op Meerlust, zoals deze familie Rozenburg noemde. Pas vanaf begin achttiende eeuw gaat het buiten Rozenburg genoemd worden.


Het buiten wordt in de achttiende eeuw uitgebreid en vanaf 1802 als theetuin ingericht. De naam verandert geleidelijk in Oud-Rozenburg. Het terrein achter het huis gaat gebruikt worden voor militaire oefeningen en bijvoorbeeld een circus-optreden van Barnum and Bailley’s. Ook wordt er gevoetbald. In 1914 wordt het landgoed door de Gemeente Amsterdam opgekocht, om ruimte te maken voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Zie meer informatie bij Wikipedia.

Over Zomerlust is heel wat minder met zekerheid te zeggen. Het buiten Zomerlust waar in 1736 en 1737 voor geadverteerd wordt, lijkt een andere lokatie te hebben dan het Zomerlust hierboven op de landkaart.

Verdere nasporingen brengen ons niet veel verder, want tot ver in de negentiende eeuw is sprake van een Zomerlust – inmiddels boerenhofstede – aan de Kruislaan, dus niet op de lokatie die de kaart aangeeft. Wij houden ons voor nadere informatie aanbevolen.