Kwetterende rovers

Op 2 april 1980 wordt postagentschap en sigarenwinkel op de Landbouwstraat, in beheer van Jan Jansen, bezocht door een grote groep mensen: Tohir R. en zes vrouwen. Deze personen zijn afkomstig uit Lelystad en zigeuner. Terwijl de winkelier afgeleid wordt door de rest van het gezelschap, sluipt een der vrouwen naar de kluis, weet deze te openen en gaat er met 56.000 gulden vandoor, waaronder 22.000 gulden privé-kapitaal van Jansen. Er volgt nog een korte schermutseling, waarbij de sigarenwinkelier zijn geld probeert terug te krijgen, maar de groep is snel buiten en ontsnapt. Een achtervolging samen met een nabije slager heeft kent geen resultaat. Wanneer Tohir R. later door de politie wordt aangehouden, is niets meer van de buit terug te vinden.

In deze tijd is de rechter mild. Dochter Luba, 18 jaar, die het geld uit het kluisje haalde, krijgt een straf van 16 weken tuchtschool, precies de periode van voorarrest, zodat zij direct weer vrijkomt. De overige dieven krijgen lagere straffen, zodat ook zij vanwege het voorarrest direct op vrije voeten komen. Het geld is en blijft verdwenen.

Koperen jubileum

Het koperen priesterschap van pater Vriens wordt in 1937 uitbundig gevierd in Betondorp. De Tijd doet er verslag van.

Feest in het Betondorp

Op waarlijk grootsche wijze is op Tweeden Kerstdag het koperen priesterfeest gevierd van rector A. Vriens, van de hulpkerk in het Tuindorp Watergraafsmeer. Vrijwel alle parochianen naderden onder de Morgenmissen tot intentie van den jubilaris tot de H. Tafel. Om half elf droeg de jubilaris aan ’t rijk versierde altaar een plechtige H. Mis op met assistentie van pater J. Menken M.S.F., als diaken en pater G. Schoot M.S.F., als subdiaken, terwijl het versterkt zangkoor onder leiding stond van pater van Kampenhout M.S.F. Tijdens deze plechtigheid, waarbij de hoogeerw. pater Provinciaal, A. van Kouwenhoven uit Tilburg, pastoor J.C. Groot uit Nederhorst den Berg, de ouders en de familie van den jubilaris aanwezig waren, werd de feestpredikatie gehouden door pater J. Menken M.S.F., die naar aanleiding van den tekst: “Eert God uit geheel uw hart en vereert Zijn priesters”, de verhevenheid van het priesterschap op welsprekende wijze schilderde.

Van twaalf uur tot half twee was er in de Burchtzaal van de Kruisvaart een drukbezochte receptie, waarbij vrijwel alle parochianen hun herder kwamen gelukwenschen en die, behalve door verschillende geestelijken uit de stad, ook bezocht werd door plebaan F. Filbry uit Haarlem. Om half vijf celebreerde de jubilaris een kort Lof, daarbij geassisteerd door pater provinciaal A. van Kouwenhoven M.S.F. en pater P.C. Honouth M.S.F. als diaken en subdiaken.

De feestdag werd besloten in het R.K. Vereenigingsgebouw te Duivendrecht, waar de zaal reeds om half acht geheel was gevuld en velen zich met een staanplaats moesten vergenoegen. Voorafgegaan door de jongens van de Kruisvaart en het feestcomité betraden de jubilaris en de overige priesters de zaal, waar hun het welkomstlied tegenklonk. Een woord van inleiding werd gesproken door den voorzitter van het feestcomité, den heer J. Westerbeek. Spr. verwelkomde de paters en de familieleden en bedankte ten slotte pater Menken voor de schitterende feestrede van dien morgen. Vervolgens werden eenige nummers ten gehoore gebracht door het R.K. Mannenkoor “Zang en Vriendschap” te Diemen, onder leiding van den heer P.J. Schneider, welke met daverend applaus werden beloond.

Het woord werd daarna gevoerd door den heer Tromp namens het college van collectanten, door den heer Harmse namens het zangkoor, door den heer Höhmann namens de Centrale Volksbank, den heer Boersma namens den R.K. Volksbond en ten slotte door den heer Koster namens de R.K. Kiesvereeniging en de Propagandaclub. Alle sprekers brachten dank aan den rector voor alles, wat hij den bewoners had geschonken en allen gacen uiting aan hun diepe vereering voor de hooge waardigheid van het piesterschap.

Na de pauze volgden nog een tweetal tooneelstukjes: “De werkster”, door de meisjes van de Mariacongregatie en “Jas no. 1,2,3”, door enkele heeren van de St. Vincentiusbibliotheek. Beide stukjes werden vlot gespeeld, en de speelsters en de spelers hadden dan ook een ovatie in ontvangst te nemen. Ruim half twaalf eindelijk was het slotwoord aan den jubilaris, die allen hartelijk dank bracht voor de hem gebrachte hulde, alle medewerkers en medewerksters in het bijzonder voor de vele moeite, die zij zich hadden getroost en nadat allen staande het “Aan U, o Koning der Eeuwen”, hadden gezongen, werd deze bijzonder goedgeslaagde avond gesloten. Wat betreft de geschenken, van de parochie ontving de jubilaris zes bronzen kandelaars (thans in totaal tien) en twee bronzen wierookvaten en van het college van collectanten een bronzen expositietroon, een en ander bijzonder fraaie werkstukken van den jongen edelsmid Bob Anink.

Nieuwe velden

Uit: Sport in beeld/De revue der sporten, 21 juli 1941

Nieuwe velden in Oud-Watergraafsmeer

Tusschen Oosterbegraafplaats, Betondorp en Weesperzijde is een prachtig sportpark in wording. De opzet is schitterend, met beplantingen, fiets- en wandelpaden om de elf voetbalvelden geen, met waterpartijtjes en wat dies meer zij, precies zooals de aanleg van de roeibaan en omgeving, ’t hockey-stadion, de velden van de Twentsche Bank te Amstelveen enz. Het ligt zeer gunstig langs de oude Kruislaan en ’t feit, dat men nu toch een dien kant van Oud-Watergraafsmeer, bij de groote entree van Amsterdam uit de richting Gooi, sportvelden in platsoenen gelegen aantreft, valt zeer toe te juichen.

Kapelaan Menken versus de Nieuwe Orde

Kapelaan Mensen van de kerk van de Heilige Familie op het Zuivelplein neemt geen blad voor de mond, aldus een verontwaardigd artikel in de N.S.B.-krant Volk en Vaderland van 18 september 1942, dat we hieronder overnemen.

Zedenverwildering als gevolg van de “nieuwe orde”

Een “kruismol-preektijger” aan het woord

Aan “Storm” danken wij de rake typeering “kruismol” en “preektijger”. Een uitermate geslaagde combinatie van beide zagen wij Zondag op den preekstoel staan in de kerk van de H. Familie, op het Zuivelplein, in het z.g. Betondorp in Amsterdam-Oost.

Met een stem, die ieder oogenblik of een uitbarsting van ziedende woede of een ontelpbare huilbui deed verwachten, beurtelings heesch krijsend en hysterisch gillend, en met klauwend handgebaar – zóó deed deze man de dauw van Gods woord over de dorstige zielen in de Mis van half twaalf neerdalen.

Ware het tijger-achtige van den kanselredenaar bij stemgeluid en handgebaar gebleven, dan ware er meer reden tot verbazing dan tot ergernis geweest. De valschheid van den tijger paarde zich echter bij dezen clericus aan de neiging tot wroeten en ondermijnen des mols.

“Er is zelden een tijd geweest,” zoo stelde de preeker vast, “waarin de Kerk van Christus zóó venijnig, zóó satanisch, zoo geniepig ontrecht, geknecht en geringeloord werd als thans.” Deze woordenreeks werd er gewoonweg uitgebriescht. De spreker kookt kennelijk van woede.

Waarom? Wel, dat zit zoo. Nere en Stalin en zoo, dat zijn altijd beste jongens geweest, die pakten den godsdienst zelf aan en zorgden zoo voor echte nartelaren. Maar het nationaal-socialisme hoedt zich er angstvallig voor zich met zaken van zuiver-godsdienstigen aard te bemoeien. Het maakt alleen een einde aan de materiële rechtspositie van de Kerk. En het weet donders goed tusschen het één en het ander te onderscheiden! Dat weten de geestelijke heeren wel en zij krijgen daardoor het onbehagelijke gevoel dat men ze “door” heeft. Dat er dus met misdaden tegen het volk geen martelaarskroon meer is te verdienen. Dat er steeds minder goedkoop aardsch succes voor hen te behalen valt tengevolge van het nationaal-socialisme, dat doet hen dit nationaal-socialisme haten.

En of ze haten? Luistert weer naar den geestelijken leider uit het Betondorp.

“Er komen soms katholieken bij mij en die vragen: Waarvoor? Waarom laat Christus dit alles toe? Waarom verdelgt hij deze belagers van Zijn Kerk niet van den aardbodem? En ik begrijp deze vraag. Zelf zijn wij ook soms geneigd deze vraag te stellen. Doch laten wij dan nimmer vergeten, dat de Kerk moet lijden en vervolging ondergaan om te kunnen overwinnen.”

Dus, beminde geloovigen, jullie moeten niet zoo vragen. “Waarom?”, dat staat niet netjes. Troost u bovendien met de gedachte, dat wij toch aan het langste eind trekken, wat wij vandaag “lijden” is slechts voorschot op onze zegepraal. Intusschen kan ik er best in komen, in jullie gedachten tegen de “belagers der Lerl”, d.w.z. de nationaal-socialisten.

In een passage als deze slaat de haat niet meer in vlammen uit, maar ze ligt des te witter te gloeien.

Tenslotte gaat de gewijde redenaar uit een ander vaatje tappen. Met overslaande stem en op snikkenden toon haalt hij herinneringen op aan de warme dagen die achter ons liggen:

“In onze parochie zag ik ook katholieke meisjes op straat loopen… in een badpakje! En als ik van hier naar Diemen ging, heb ik me diep geschaamde, omdat ik ook katholieke jongens en meisjes gemengd zag zwemmen”.

Dan komt echter de moraal uit deze heidensche tafereelen, tevens conclusie, verklaring, aap-uit-de-mouw en wat ge maar wilt:

“Ja, zoover is het gekomen, dat ook katholieken zich laten meeslepen door den stroom van verpestende zedenverwildering, die de nieuwe orde over ons Vaderland heeft gebracht.”

Is het te veel gezegd, dat hier de valschheid des tijgers en de wroetzucht des mols hand in hand gaan? De gemeenheid is toch ongehoord: het op straat loopen in badpakjes en het gemengd baden is in Nederland in zwang gekomen, dank zij de nieuwe orde! Vóór den 10den Mei hielden alle katholieken zich trouw aan de bisschoppelijke voorschriften over de kleeding en over het strandvermaak; doch na den 10den Mei lieten de geloovigen zich meesleuren door de “nieuwe orde”!

En dat terwijl ieder weet, dat juist de democratie met haar ongebreidelde persoonlijke-vrijheidsexcessen en het – door de kerk nu zoo teer beminde – jodendom, dat door middel van film, tooneel, literatuur en amusement de laagste instincten van de massa ten eigen bare exploiteerde – terwijl ieder weet, dat deze factoren den zedelijken teugel steeds losser hebben gemaakt, en heel wat erger dingen dan badpakjes en gemengde baden hebben veroorzaakt!

En dat terwijl ieder kon weten, hoe juist de Leider van de Nationaal-Socialistische Beweging der Nederlanden over deze aangelegenheden denkt, die nog onlangs in een rede over de volksgezondheid bepaalde excessen in de vrouwenkleeding laakte en streng toezich op de gemengde baden eischte.

Het ware voorts te wenschen dat dit soort priesters zich ook eens andere geboden (met bijbehoorende zonder) herinnerde dan “het 6de en het 9de”. “Zedenverwildering” is een rijkelijk dik woord, maar het is volkomen toepasselijk op het verschijnsel dat er menschen zijn, die zich de ware volgelingen van Christus noemen, doch die zich met oud-Testamentische wraakgedachten, gedachten aan de verdelging hunner “belagers”, en met leugen, verdachtmaking en laster tegen een geheele “nieuwe orde” en allen die daarbij betrokken zijn, te weer stellen. Kijk, dat is: zedenverwildering.

Kapelaan Menken heet deze gewijde redenaar. Wat moet er nu met zoo’n man? Het zijn deze lieden die de éénwording van het Nederlandsche volk en een opbouw van Nederlands toekomst op de meest verraderlijke en laaghartige manier ondermijnen.

Zij jammeren over “vervolging”, doch het feit zelf, dat zij nog levend op den preekstoel staan en ongestoord hun gang kunnen gaan, bewijst dat zij niet alleen niet “vervolgd”, doch zelfs met fluweelen handschoenen aangepakt worden.

Maar sommige van de heeren hebben zich nog niet weten aan te passen aan den nieuwen toestand, die van hen een zuiver priesterlijke werkzaamheid eischt. Zij “zitten” met een surplus aan energie, die zij tot dusver aan de R.K. Staatspartij, Volksbond, Hanze, Voetbalbond en Landstorm besteedden. Zij zitten als ongezonder jongetjes, te peuteren en te pieteren en vervallen daardoor in ziekelijke fantasieën.

Zij zouden strenge straffen verdienen, menschen als deze kapelaan Menken, maar beter is het hen te genezen. Want zij zijn geestelijk ziek.

En hoe hen te genezen? Slechts één middel: arbeidstherapie. Harde, eerlijke arbeid onder strenge en reachtvaardige leiding, in soberder omstandigheden nen een gezonder omgeving dan die waardoor de meeste pastorieën gekenmerkt worden! Als zij na een jaar of wat bij hun parochianen terugkeeren zijn zij gezond en man geworden!

Ook het illegale Vrij Nederland van 24 oktober 1942 is de zaak Menken niet ontgaan:

Felle geeseling der Nieuwe Orde

Kapelaan Menken heeft in de kerk van de Heilige Familie op het Zuivelplein in het z.g. Betondorp rake dingen durven zeggen.

“Er is zelden een tijd geweest”, aldus kapelaan Menken, “waarin de kerk van Christus zoo venijnig, zoo satanisch, zoo geniepig ontrecht, geknecht en geringeloord werd als thans. Er komen soms Katholieken bij mij, die vragen: ‘Waarvoor? Waarom laat Christus dit alle toe? Waarom verdelgt hij deze belagers van Zijn Kerk niet van den aardbodem?’ En ik begrijp deze vraag. Zelf zijn wij soms ook geneigd deze vraag te stellen. Doch laten wij dan nimmer vergeten, dat de kerk moet lijden en vervolging ondergaan om te kunnen overwinnen.”

Over de zedenverwildering sprekend zeide kapelaan Menken: “Ja, zoover is het gekomen, dat ook Katholieken zich laten meeslepen door den stroom van zedenverwildering, de de ‘Nieuwe Orde’ over ons Vaderland heeft gebracht.”

Volk en Vaderland van 18 september, dat van deze preek melding maakt, zegt, dat menschen als deze kapelaan strenge straffen verdienen. Maar, zoo zegt het blad. “beter is arbeidstherapie: harde eerlijke gezonde arbeid onder strenge en rechtvaardige leiding”.

Gelukkig overleeft kapelaan Menken ondanks zijn moedige en uitdagende houding de oorlog. Dat brengt ons bij een anecdote uit het Directeurenblad van de Heilige Familie, het derde nummer van 1947.

Ik verhaal u eerst het voorbeeld van een pastoor. Het is niet lang geleden gebeurd in Betondorp te A’dam. Daar was een arme gestorven. De pastoor ging praten over een H. Mis en een kerkelijke begrafenis. Men antwoordde hem, dat men dat niet betalen kon. Toen zei de pastoor: “daar hoeft ook niet voor betaald te worden. Dat kost u niets. U kunt het niet bekostigen, ik zal voor alles zorgen zonder dat U onkosten hebt.” De arme kreeg een keurige begrafenis. Dit trof andersdenkenden en communisten zo, dat ze geld bij elkaar brachten, opdat voor den overledene maandelijks nog een H. Mis zou worden opgedragen.

Het lijkt me lang niet uitgesloten dat tussen het moedig spreken van kapelaan Menken en deze goede daad der communisten een duidelijk verband bestaat…

Pater Schoot gaat naar Chili

In november 1938 vindt in de katholieke noodkerk in Betondorp het afscheid plaats van pater Schoot, die per 2 december naar de missie in Chili zal vertrekken. De Tijd doet hier verslag van.

Pater Schoot M.S.F. neemt afscheid

Treffende plechtigheid in de parochie van de H. Familie

In het tot in het uiterste hoekje gevuld kerkgebouw van de H. Familie in het Betondorp heeft Zondag een treffende plechtigheid plaats gehad. Pater Schoot, die 2 December a.s. naar de missie in Chili vertrekt, heeft afscheid genomen van zijn zoo geliefde parochianen, waar hij ruim drie jaar met een echten missie-ijver heeft gearbeid.

Des morgens om half tien droeg de scheidende missionaris de plechtige Hoogmis op, waarbij hij werd geassisteerd door rector A.J. Vriens en pater F. van Kampenhout, resp. als Diaken en Sub-diaken. Na het Evangelie betrad pater Schot den preekstoel, om voor het laatst de parochianen van het Betondorp toe te spreken om hen te bedanken voor de volgzaamheid en de eendrachtige samenwerking. Het valt mij zwaar, aldus spr., om van u heen te gaan, maar het is de wil van hooger hand. Moogt gij mij in uwe gebeden blijven gedenken, opdat ik daardoor gesterkt zal worden om mijn zware taak naar behooren te vervullen, ter eere van God en tot heil van de zielen.

Des middags had in een der zalen van de burcht te receptie plaats. Vele parochianen en oud-parochianen waren samen gekomen om van pater Schoot persoonlijk afscheid te nemen. De heer J. Westerbeek, kerkmeester en voorzitter van het feestcomité, overhandigde uit naam van de geheele parochie een schitterende kelk, vervaardigd door den edelsmid Bob J.H. Anink. Het koor van de meisjescongregatie, waarvan pater Schoot directeur was, zong onder leiding van pater F. van Kampenhout den vertrekkenden missionaris het “Vaarwel o gouden Zonne” toe, waarna een der congreganisten de gevoelens van de afdeeling vertolkte. Pater Schoot bracht dank aan allen bij bijgedragen hadden tot dit mooie geschenk, want met dezen kelk wordt elken dag de gedachte aan de Betondorpers levendig gehouden.

Met dezelfde assistentie als des morgens celebreerde pater Schoot het plechtig lof, waaronder rector A.J. Vriens de afscheidspredikatie hield. Welk een heerlijke taak, aldus spr., gezonden te worden naar een land, waar duizenden zielen snakken naar geestelijk voedsel. In Chili zult gij uw missie-arbeid beginnen met nieuwen moed en zelfopoffering, maar wat gij voor de pastorie hebt gedaan, zullen wij nimmer vergeten. In die drie jaren hebt gij tientallen tot de kerk terug gebracht, terwijl gij voor velen niet alleen een priester, maar ook een goede raadsman waart. Moge een zegenrijke missie-oogst de belooning zijn, zoo besloot spr., voor het vele werk dat gij voor onze parochie gedaan hebt.

Terwijl een afscheidslied, waarvan pater Kampenhout de woorden gemaakt had werd gezongen, schreed de scheidende missionaris, zichtbaar ontroerd door de vele blijken van hartelijk medeleven, tusschen een haag van St. Jansknapen en Kruisvaarders de kerk uit. Het was een treffende plechtigheid, die op velen een diepen indruk maakte.

Schoot vertrekt inderdaad naar Chili en verblijft daar geruime tijd. Het laatste wat wij van hem terugvonden was een bericht dat hij in 1959 nog in Chili werkzaam was. Wat er daarna met pater Schoot gebeurde wisten wij niet meer te achterhalen en we houden ons van harte aanbevolen voor nadere inlichtingen.

Sweedenrijck

Op Herengracht 462 staat sinds ongeveer 1660-1670 huis Sweedenrijck, gesticht door Guillame Sweedenrijck. Een afstammeling van deze patriciër, koopman Jacob Sweedenrijck, laat in het begin van de achttiende eeuw (maar in ieder geval voor 1725) helemaal aan het eind van de Middenweg een landgoed aanleggen, dat ook Sweedenrijck (Swedenrijk) wordt genoemd en dat, zoals te zien op onderstaande afbeelding, op de lokatie van het huidige Betondorp is gelegen.

Sweedenrijck wordt in 1751 (opnieuw?) overgenomen door Jan Jacob Harsinck, die getrouwd is met de dochter van Pieter, Geertruy Catharina Sweedenrijck.

Ook Hartsink is grachtenbewoner en vervult onder andere de functies van heemraad en schepen van de Watergraafsmeer, is betrokken bij de West-Indische Compagnie en is regent van het Oude Mannen- en Vrouwengasthuis.

Halverwege de achttiende eeuw wordt nabij het landhuis een exotisch tuinhuis aangelegd: de Chinese Tempel (zie onder), later ook bekend als de Turksche Tent. Dit gebouw bestaat in ieder geval al in 1769, staat half in de Ringdijk en is 11 meter hoog. Het is een hardnekkig misverstand, aldus Ons Amsterdam, te denken dat de Chinese Tempel bij Sweedenrijck behoorde. Deze hoorde bij Zorgwijk, net aan de andere kant van de Middenweg gelegen en zal worden afgebroken in de jaren veertig van de negentiende eeuw.

Hieronder nog een afbeelding van de pagode, die volgens het Amsterdams Stadsarchief toch wel degelijk bij Sweedenrijck behoorde.

In 1780 wordt Sweedenrijck, dat inmiddels uitgebreid is en Eynd-Meer genoemd wordt, verkocht aan Cornelis Hartsinck en in 1787 doorverkocht aan Nicolaas Bondt, terwijl in 1792 de rijke Amsterdamse koopman Jacob van Staphorst de eigenaar wordt. Laatste inwoner is Pieter George Bormeister, heemraad en schepen in de Watergraafsmeer. Na 1819 wordt Eynd-Meer wegens bouwvalligheid gesloopt, alhoewel niet helemaal duidelijk in welk jaar, gezien een advertentie uit het Algemeen Handelsblad hieronder uit het jaar 1845.

In 1870 wordt het voormalig landgoed geveild.

Er wordt daarna weinig meer over het terrein van de Turksche Tent vernomen. In 1881 wordt een deel van het voormalige terrein opgehoogd om een beter talud voor de rails van de Gooische Stoomtram te faciliteren, die daar de polder weer uit moet klimmen. De naam Turksche Tent gaat verder in het nieuw gebouwde café De Turksche Tent te Diemerbrug, zoals blijkt uit advertentie hieronder.

De exacte lokatie van deze Turksche Tent is ons niet bekend. Misschien kunnen lezers ons daarvan op de hoogte stellen.

Nieuwbouw in de Watergraafsmeer

Na de annexaties in 1896, waarbij de Gemeente Amsterdam onder andere de volledige polder Over Amstel inpikt – voormalig grondgebied van de Gemeentes Nieuwer Amstel en Diemen, begint de Gemeente Watergraafsmeer het knap benauwd te krijgen. Na in de Napoleontische tijd vijf jaar met Diemen samengevoegd te zijn geweest, is de Watergraafsmeer sinds 1817 weer een zelfstandige gemeente (met een gestaag afnemende bevolking van nog geen duizend inwoners), in eerste instantie onder een schout en sinds 1851 onder een burgemeester. De landhuizen zijn in staat van verval en dreigen als leegstaande ruïnes achter te blijven. Daarom wordt in 1825 een verordening aangenomen dat de grond waarop een buitenplaats heeft gestaan, in principe geegaliseerd moet worden en de funderingen verwijderd. De gronden worden door groentekwekers en tuinders ingenomen.

In 1886 wonen er nog maar 500 mensen in de Watergraafsmeer. Een eigen kerk is er niet. De bewoners kerken in Diemen of Amsterdam. Toch streeft Watergraafsmeer er naar zelfstandig te blijven. Zo wordt in 1880 een eigen postkantoor opgericht. Maar het tij lijkt niet te keren. Een laatste stuiptrekking is het Uitbreidingsplan Watergraafsmeer, zoals eerder beschreven. Zal het nog lukken de Watergraafsmeer van een aanmerkelijk groter aantal inwoners te voorzien, zodat de Gemeente kan overleven? Het hangt onder andere van de snelheid van de uitwerking van de bouwplannen af. De bedoeling is in ieder geval bijna de gehele Watergraafsmeer te bebouwen. Er wordt maar liefst aan 200.000 inwoners gedacht. In het kader van het bebouwen wordt gestimuleerd dat verenigingen worden opgericht.

Op 26 februari 1912 melden diverse kranten dat de dag daarvoor is opgericht de Bouwvereniging Tuindorp, die zich ten doel stelt woningen voor arbeiders te bouwen met Rijksvoorschot. In het bestuur worden gekozen de heren A.H. Jansen, voorzitter; H. Groenendijk, secretaris; J.C. Sieliakus, penningmeester; J. Papavoine en J. Wijdicks, terwijl de heren J.F. van Amstel, J.F. Ankersmit en Alb. Hahn als raad van commissarissen optreden. De statuten van de woningbouwvereniging worden in juni 2012 in de Nederlandsche Staatscourant gepubliceerd en door koningin Wilhelmina de maand daarop officieel geaccepteerd. De indruk is overigens dat met Tuindorp Watergraafsmeer in eerste instantie de hele Watergraafsmeer bedoeld wordt en niet alleen het huidige Betondorp

Wanneer in september 1913 in Den Haag een nationale tentoonstelling wordt georganiseerd over volkshuisvesting, worden door architect Ph. J. Hamers ook de plannen voor Tuindorp Watergraafsmeer gepresenteerd. Er zijn nogal wat presentaties van tuindorpen op de expositie. Het idee, dat in de tweede helft van de negentiende eeuw in Engeland geboren werd, is zeer populair in die dagen, als verbeterde en vebeterende arbeidersbouw. Ook op de tentoostelling vaan arbeiderswoningen, die in december 1913 in het gymnastieklokaal van de gemeentelijke MULO in de M.A. de Ruyterstraat (later, na de annexatie door de Gemeente Amsterdam, werd dit de Willem Beukelszstraat) te Watergraafsmeer wordt gehouden, wordt het Tuindorp gepresenteerd, ditmaal in presentaties van de heer Gulden en Geldmaker. De tentoonstelling, die georganiseerd wordt door de afdeling Watergraafsmeer van de Noordhollandsche Vereeniging Het Witte Kruis, trekt veel belangstellenden.

Begin 1914 beginnen de zaken een serieuzer karakter te krijgen. Woningbouwvereniging Tuindorp doet een officieel verzoek aan de gemeenteraad van Watergraafsmeer om voor de bouw van 56 arbeiderswoningen een voorschot van fl. 175.000 te mogen ontvangen. Nu begint de zaak politiek te worden. De Woningbouwvereniging heeft in haar statuten staan dat voor arbeiders gebouwd gaat worden. Dat is echter niet naar de zin van de gemeenteraad van de Watergraafsmeer. Die eist dat Tuindorp haar statuten wijzigt en opneemt dat de vereniging de verbetering van huisvesting van uitsluitend Watergraafmeersche arbeiders nastreeft. Dit wil de vereniging echter niet accepteren en stelt als tegenvoorstel ook te willen bouwen voor arbeiders die minstens één jaar in de gemeente wonen. De eis van de gemeenteraad heeft ongetwijfeld ook te maken met de dreigende annexatie van de Watergraafsmeer door de Gemeente Amsterdam.

Wanneer een andere woningbouwvereniging, Ons Belang, wel overstag gaat en een statuutwijziging aanvraagt, stuit dit op tegenstand bij het Ministerie van Justitie, juist omdat volgens dit Ministerie niet gevraagd kan worden dat de leden van Ons Belang verplicht werkzaam zijn in de Watergraafsmeer. Dat gaat te ver, volgens het Ministerie. Geen buitenstaanders welkom kan niet op deze manier georganiseerd worden en is grondwettelijk niet toegestaan. Goede raad is duur voor de Watergraafse gemeenteraad, die in een vergadering Ons Belang nog maar eens maant voet bij stuk te houden bij het Ministerie van Justitie. Woningbouwvereniging Watergraafsmeer, die haar statuten weigert aan te passen, staat belangstellend aan de zijlijn. De media spreekt schande van de reactionaire eisen van het Watergraafsmeers gemeentebestuur,

In april 1914 wordt bekend dat er een advies bij de Watergraafmeerse gemeenteraad ligt waarin definitief geweigerd wordt een voorschot te geven aan Woningbouwvereniging Watergraafsmeer, omdat deze vereniging niet bereid is uitsluitend voor Watergraafmeerse arbeiders te bouwen. Overleg mislukt en op 30 april 1914 is de gemeenteraadsvergadering, waarop ook bestuurslid van Woningbouwvereniging Tuindorp, J.F. Ankersmit, spreekt. Volgens hem wordt op deze manier de bedoelde werking van de Woningwet door de Watergraafmeerse gemeenteraad buiten werking gesteld. Het betoog mag niet baten en na een uitgebreid weerwoord van wethouder Mensing de Charante wordt de motie aangenomen waarin het voorschot wordt afgewezen.

Woningbouwvereniging Ons Belang op haar beurt gaat door met de statutenwijziging en weet eind juli 1914 de minister zo ver te krijgen te verklaren de vereniging met de gewijzigde statuten nog steeds te zien als ‘uitsluitend in het belang van verbetering der volkshuisvesting’. Tot grote teleurstelling van deze vereniging wordt nu door de Watergraafse gemeenteraad ook Ons Belang een voorschot om te bouwen geweigerd; ditmaal vanwege de gevreesde stijging van grondstoffen vanwege het begin van de oorlog. Kortom, de bouw in de Watergraafsmeer dreigt nu geheel en al stil te vallen. Ons Belang wendt zich nu tot de minister, om te wijzen op deze dramatische ontwikkeling en vraagt specifiek om bijfinanciëring.

Het is niet helemaal duidelijk of die bijfinanciëring er gekomen is of niet, maar in juni 1918 wordt door Ons Belang de aanbesteding gehouden van een blok van 9 woningen aan de De Wetstraat. Gegund wordt aan de heren J. Drukker en W.J. Karsen te Alkmaar. Ook Woningbouwvereniging Tuindorp houdt in die maand een aanbesteding. Het betreft 24 woningen aan de De Wetstraat en de Wolmaranstraat (Amsteldorp, tegenwoordig Von Guerickestraat). Hier is de laagste inschrijver B.J.H van Bergheim te Amersfoort. De bouw in de Watergraafsmeer is begonnen!