Wat leert ons Spanje?

Dinsdagavond 24 november 1936 vindt in het Meerhuis in Betondorp een vergadering plaats van de Internationale Anti Militaristische Beweging samen met de Vrije S.V. Betondorp. De avond begint om 8 uur en spreker is de bekende activist Jo de Haas. Thema van de avond is: “Wat leert ons Spanje?” In dat land is zojuist burgeroorlog uitgebroken. De toegangsprijs voor de avond is 15 cent; voor werkelozen 5 cent.

De avond is een groot succes, volgens De arbeider, socialistisch weekblad voor de provincie Groningen, die op 28 november 1936 een verslag schrijft, dat we hieronder integraal overnemen.

Jo de Haas, propagandist voor het vrije socialisme, gefusilleerd op 10 april 1945

De actie in Betondorp

De Openbare Vergaering belegd door de Vrije S.V. Betondorp in combinatie met de I.A.M.V afd. A’dam is prachtig geslaagd. Spreker was Jo de Haas, met als onderwerp de gebeurtenissen in Spanje.

Met volle aandacht volgde men den spreker z’n twee volle urenbetoog voor ’t “Anti-militarisme”. Er waren enkele debaters, die door H. goed en logisch werden beantwoord. Er was nog deklamatie door mej. Zurendonk en er waren circa 100 mensen aanwezig, wat voor Betondorp als goed geslaagd mag heten.

Met al en al, een zeer mooie en leerzame vergadering. De mensen daar kunnen met tevredenheid op hun werk terugzien. En nu voorwaarts naar een nieuwe vergadering.

Marius

Koemi Orie

Het Joodsch Socialistisch Verbond Poale Zion heeft als doelstelling Joden over te halen naar Palestina te reizen om dat land te gaan opbouwen. Daartoe houdt de afdeling Amsterdam op maandag 20 februari 1939 een propaganda-avond in het Meerhuis op de Brink. Sprekers zijn J. van Blitz en J. Wins. De avond begint om 20.30 uur. Leden in Betondorp wordt verzocht bekenden in de buurt op te wekken deze vergadering bij te wonen.

Buyte-Meer

Volgens oude kranten is in 1744 ook sprake van een landgoed Buyte-Meer. Zie advertenties hieronder. Het goed bestond uit een herenhuis, tuinmanswoning, koetshuis, stal voor zes paarden, een steiger aan de Ringvaart en een koepel aan de weg. Zou dit soms een tweede koepel geweest zijn, naast de Chinese Tempel hierboven? We weten nog maar zo weinig van de oude geschiedenis van Betondorp…

Op 26 september 1785 bestaat het buiten nog en wordt dan als Buiten-Meer ter verkoping aangeboden. Behalve dat het omringende land 8 morgen betreft, wordt niets vermeld over de opstallen. Waarschijnlijk is sprake van groot verval; mogelijk zijn de opstallen al gesloopt.

Het is echter ook mogelijk dat Buiten-Meer het pand van Jan Ansing is, waarvan de inboedel op maandag 22 januari 1797 wordt verkocht. Deze Jan Antsing is overleden en woonde aan het zandpad tussen de Diemerbruggen en de Hartsvelderbrug. Op het grondgebied van Betondorp dus. Jan Antsing moet een boerderij bewoond hebben, gezien het feit dat ook overgebleven groenten en fruit worden aangeboden, en vlees. Mogelijk was dat Buiten-Meer.

De Vluchthaven

In 1953 staat het schoolgebouw aan het Zuivelplein leeg en de gemeente laat een oog op het pand vallen in verband met de huisvesting van de Vluchthaven, een doorgangshuis voor jongens dat daarvoor op Frederiksplein 37 gevestigd is. De eerste jaren is er weinig nieuws over de Vluchthaven, waar jongens opgevangen worden die thuis of elders zijn vastgelopen, of die in afwachting van een rechtzaak voor kleine vergrijpen in voorarrest zitten. Het is een unieke instantie, tussen jeugdgevangenis en kindertehuis in. In 1973 breekt er echter – zoals ook op veel plekken elders in de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg – een crisis uit bij de Vluchthaven.

Directe aanleiding is een rapport, bijna een soort zwartboek over de toestanden in het huis, dat uitgebracht wordt door de Belangenvereniging Minderjarigen en is geschreven door onder andere Erik van Ingen Schenau, ex-bewoner van de Vluchtheuvel en zelf werkzaam als groepsleider in een ander tehuis. De Vluchtheuvel, waar 30-40 jongens worden opgevangen in de leeftijd van 6-18 jaar, is nog beperkender dan een Huis van bewaring, aldus het rapport. De inkomsten van de jongens, waarvan een aantal verplicht is werkzaamheden te verrichten, is minder dan in de gevangenis. Ook is het tehuis vies: de dekens worden maar enkele keren per jaar verschoond. Niemand mag het huis verlaten zonder toestemming van de groepsleiding en er zijn diverse andere beperkende maatregelen, zoals het verbod onbeperkt naar buiten te bellen. Bovendien moet iedereen verplicht om 11 uur naar bed. Het toppunt is wel dat de Vluchthaven geen maatschappelijk werker in dienst heeft.

Het rapport over wantoestanden in de Vluchthaven zijn met name vanuit een specifiek progressief standpunt over de vrijheid waar jongeren onder andere recht op zouden hebben, schokkend, en de directie, zonder wiens medewerking het in de landelijke publiciteit gebrachte stuk tot stand is gekomen, weet in eerste instantie even niet hoe te reageren, met name omdat ze het stuk nog niet hebben gezien.

Progressieve delegatie

Aanbieding van het al in de media besproken rapport gaat niet zonder moeilijkheden. Na een bespreking tussen D66-raadslid E. van Antwerpen, enige journalisten en de aanklagende groep, trekt deze 20 man sterk naar Betondorp. Wanneer directeur Stienstra meldt een beperkt aantal leden van de delegatie kan ontvangen, ongetwijfeld ook vanwege de veiligheidssituatie, ontstaat een worsteling bij de deur. Uiteindelijk weet de hele beschuldigende delegatie binnen te komen. Inmiddels heeft de instelling de politie gebeld, maar die komt pas nadat het rapport onder toeziend oog van fotograferende journalisten is overhandigd. Van Antwerpen meldt in de Gemeenteraad kritische vragen te zullen gaan stellen.

J’accuse…

Enige dagen is de strategie bepaald en onderschrijft directeur Stienstra in ieder geval in de NRC de ondermaatsheid van de behuizing. Volgens hem heeft B & W van Amsterdam sinds 1966 niets meer aan onderhoud gedaan en is er sprake van ernstige verwaarlozing op dat gebied. Verder zal een overleg gaan plaatsvinden tussen negen Amsterdamse instanties die regelmatig moeilijke jongens in de Vluchthaven onder brengen, over het al dan niet terecht zijn van de beschuldigingen in het zwartboek. Zij hebben bij de betrokken wethouder aangegeven zich graag met de zaak te bemoeien.

De Amsterdamse KVP-wethouder van sociale zaken, A.P.J. van der Eijden, spreekt op zijn beurt de beweringen over de ernst van de situatie in de Vluchthaven en ook de aantijging van directeur Stienstra voor de televisiecamera tegen. Volgens de wethouder is er altijd voldoende geld beschikbaar gesteld. Bovendien wordt momenteel naar alternatieve behuizing gezocht. D66-raadslid Van Antwerpen stelt zijn kritische vragen, waarop ook het college van B&W antwoordt dat de toestanden in de Vluchthaven in tegenstelling tot wat in het rapport vermeld wordt niet middeleeuws zijn. De beurt is dan aan het Tweede Kamerlid van de PSP, van der Lek, om kritische vragen aan het kabinet te stellen over de Vluchthaven. Maar ook Staatssecretaris Glastra is van mening dat van een onleefbare situatie niets is gebleken. Wel zijn de slaapzalen in de Vluchtheuvel te dicht bevolkt en dient in dat kader de huisvestigingssituatie verbeterd te worden. Mogelijk dient het gebouw aan het Zuivelplein ook verlaten te worden.

Inmiddels breekt een crisis uit in de Vluchtheuvel zelf. Het meer progressief ingesteld deel, de pedagogische afdeling, maakt bekend niet langer onder directeur Stienstra te willen werken. De directeur krijgt zelfs tijdelijk kamerarrest onder bewaking van twee personeelsleden, zoals hieronder te zien in een foto uit het Vrije Volk van 6 april 1974.

Een onmiddellijke reactie van bestuur en directie is de aankondiging van overplaatsing van alle jongens naar andere instellingen, omdat zonder pedagogische afdeling het tehuis niet verantwoord voort kan bestaan. Het pedagogisch personeel bezet de volgende dag het pand en betrekt een groot aantal van de opgevangen jongens in de zaak, door hen intrek te laten nemen in het bezette deel van het pand. Aangekondigd wordt het pand net zo lang te bezetten tot ingegaan wordt op hun eisen. Zo wil het pedagogisch personeel dat de Vluchthaven gaat samenwerken met het Sociaal Agogisch Centrum. Daarbij vreest men bovendien dat de instelling gesloten zal worden en dat de jongens overgeplaats zullen worden naar de jeugdgevangenis in het Lloyd’s Hotel of zelfs naar Almere. Daarom wordt een spandoek opgehangen met de tekst “Liever een rel dan het Lloyd’s hotel”.

Ondanks poging tot bemiddeling van wethouder van der Eyden wil het bezettend comité van geen wijken weten en de bezetting duurt inmiddels een week. Het Parool neemt het inmiddels openlijk op voor de Vluchthaven en de directie daarvan. Volgens het Amsterdamse dagblad is de Vluchthaven juist uniek in zijn soort en moet de instelling zoals deze is zeker voor Amsterdam behouden blijven. Inmiddels zit directeur W. van der Halm van het Sociaal Agogisch Centrum ook niet stil en beveelt in de media aan dat het bestuur van de Vluchthaven zijn opdracht aan het bestuur van Amsterdam teruggeeft, zodat het Sociaal Agogisch Centrum als ad-interim bestuur de zaken over kan nemen.

En inderdaad slaagt van der Halm in zijn poging tot bemiddelen. De bezetting van de Vluchthaven wordt op dinsdag 19 februari 1974 beëindigd. Een dag tevoren is de laatste jongen uit het huis vertrokken. Van der Halm krijgt de opdracht om een maand lang coördinator te zijn bij een poging betere voorwaarden te scheppen voor de opvang van strafrechtelijke of sociaal moeilijke pupillen onder de 18 jaar. Enige weken later gaat het tehuis weer open. Afgesproken is dat het gebouw aan het Zuivelplein voor enige tonnen zal worden verbouwd. Stienstra wordt gehandhaafd als directeur en er zal een adjunct-directeur te ondersteuning van Stienstra worden benoemd.

Henk Lazonder

De rust lijkt weer te keren na het bemiddelend optreden van van der Halm, maar schijn bedriegt. Al in oktober 1974 blijkt opnieuw een conflict te zijn uitgebroken. Volgens directeur Stienstra meent het personeel te kunnen doen en laten wat men maar wil en moet daar vanuit zijn gevoelde verantwoordelijkheid voor de op te voeden jongens een einde aan komen. Zijn ingreep bestaat uit het verplaatsen van de meeste jongens naar andere tehuizen en het ontslaan van hoofdleider Henk Lazonder. Reactie van het personeel is massale ziekmelding en ook ontslagname. Stienstra licht in de media zijn beslissing toe. Ondanks de verbouwing van 5 ton, aldus de directeur, was het afgelopen half jaar niet mogelijk de jongens goed op te vangen.

“Dat liep helemaal vast door de chaos in huis,” aldus Stienstra. “De jongen mochten opstaan, eten en de deur uitgaan wanneer ze wilden. Dat betekent dat ze in hetzelfde straatje doorgaan als waarvoor al eens eerder ingegrepen is. Wij moeten ze juist een stuk regelmaat en gewoontevorming bijbrengen.”

Hoofdleider Lazonder, die ook door het Parool geïnterviewd wordt, is het totaal niet eens met deze visie. Het gaat juist om de individuele motivatie van de jongens en niet om het handhaven van orde. Lazonder vreest dat na zijn ontslag iemand van de lijn Stienstra zal worden aangenomen.

Dit gedoe zet zich nog enige tijd voort. Uiteindelijk kiest de Gemeente er voor de Vluchthaven te sluiten. Het personeel krijgt ontslag aangezegd per 1 april 1975. Het duo René Bruyn en Paul Bremer, die ook betrokken waren bij de sluiting van de Vluchthaven, krijgt namens de Amsterdamse Raad een doorstart te onderzoeken in de vorm van een JOC, een Jongeren Opvang Centrum, dat dan ingevoegd kan worden in de activiteiten van het Sociaal Agogisch Centrum.

De heren Bruyn en Bremer gaan voor een JOC

Nu is het echter het uiterst progressieve JAC (Jongeren Advies Centrum) dat op zijn achterste benen gaat staan. Zij geeft spontaan een ‘Groenboek’ uit, wat bij drie instanties wordt aangeboden. Een JOC, dat nooit! Hulpverlening is alleen mogelijk op basis van vrijwilligheid en vrijheid, die het JAC te bieden heeft. “Moet je mensen die aggressief zijn opsluiten? Wij vinden van niet,” aldus het JAC. “Zo’n straf is onwerkbaar en komt in het JOC weer terug.”

En zo slepen de jaren zeventig zich tot een einde. Het Jongeren Opvang Centrum zal er ondanks ernstige tegenstand van progressieve krachten toch komen en bestaat nog steeds vandaag de dag, alhoewel vanaf sinds 1985 niet langer in Betondorp. Wat er van directeur Stienstra geworden is, konden wij verder niet achterhalen. Wij hopen er maar het beste van.

Meerhuis vangt regenslachtoffers op

Tokkies in het Meerhuis op de Brink

In de nacht van 9 op 10 december 1965 vindt in Amsterdam een dermate zware regenval plaats dat een aantal woningen niet meer te gebruiken is. Het Meerhuis op de Brink – ook wel bekend als het Verenigingsgebouw – wordt ingezet om slachtoffers op te vangen en slaapruimte te bieden. In totaal moeten 25 Amsterdammers hun woningen verlaten. Het 25-tal wordt grotendeels gevormd uit de familie Tokkie uit de Kattenburgertussenstraat, bestaande uit man en vrouw en 11 kinderen. Ook bewoners uit de Linnaeusdwarsstraat en de Boomstraat in de Jordaan zien zich gedwongen door de wateroverlast hun woningen te verlaten.

Het Meerhuis wordt al enige tijd gebruikt als opvangcentrum bij calamiteiten. Zo wordt er in augustus 1965 het gezin Raatgever van de Bilderdijkkade opgevangen, waarvan het huis is afgebrand doordat het vijfjarig dochtertje de brandende oliekachel omstoot. In januari 1965 trekken drie gezinnen, die bij de brand op Spuistraat 240 dakloos zijn geworden, in op de bovenverdieping van het verenigingsgebouw op de Brink. In maart 1963 worden een deel van de twaalf gezinnen (in totaal 53 mensen) opgevangen, die hun bouwvallige huizen in de Borgerstraat noodgedwongen moeten verlaten.

De onderafdeling calamiteiten van de Gemeentelijke Sociale Dienst, in de volksmond wel de rampendienst genoemd, is verantwoordelijk voor de opvang van slachtoffers van noodsituaties. De rampendienst werd opgericht naar aanleiding van de instorting van een flatgebouw aan de Vijzelstraat in 1956. Er kunnen ongeveer 50 mensen gehuisvest worden in het Meerhuis.

Wordt Betondorp gesloopt?

In 1979 is de bouwkundige toestand van Betondorp slecht. Sinds halvewege de jaren zestig zijn er steeds groter wordende problemen gaan optreden, die met name gebaseerd zijn op scheurvorming in het beton. De verslechtering van de fysieke toestand van de gebouwen in Betondorp leidt er onder andere toe dat de bibliotheek op de Brink er al jaren dichtgetimmerd bij staat.

Er gaan steeds meer geluiden op dat Betondorp gesloopt moet worden, en vervangen door nieuwe woningbouw. PvdA-raadslid Dienaar trekt bij de Amsterdamse gemeenteraad aan de bel. Is het inderdaad waar dat Betondorp gesloopt zal worden, of behoort restauratie ook tot de mogelijkheden. Dat zal echter veel geld kosten. De PvdA-er wil duidelijkheid van de raad.

Begrafenis Mozes Gans

Uit het Weekblad voor Israëlietische huisgezinnen; uitgegeven vanwege de Vereeniging van Joodsche Wetenschappen te Rotterdam, 18 maart 1932

Mozes Gans z.g.

  • – Men schrijft ons:

Hier ter stede is Zondag j.l. in den ouderdom van 75 jaar overleden de heer Mozes Gans. De bescheiden, eenvoudige Jehoedie van den ouden stempel, die nog slechts enkele maanden geleden, onder buitengewone belangstelling in het Betondorp Watergraafsmeer, waar hij woonachtig was en hij krachtig het Joodsche leven bevorderde, zijn gouden huwelijksfeest mocht vieren, is heengegaan stil en rustig.

De Joodsche gemeenschap schonk hij in zijn zoon, den heer I. Gans een voortreffelijk directeur van De Joodsche Invalide en sociaal werker. Bij velen zal zijn nagedachtenis in hooge eer worden gehouden.

In het lijkenhuisje van de Joodsche Invalide heeft voor het uitdragen de voorzitter, mr. Jul. Keizer, enkele gevoelvolle afscheidswoorden gesproken de deelneming van het bestuur betuigend met dit verscheiden.

Op de begraafplaats te Diemen was de eerste spreker Rabbijn dr. M. de Hond, die namens de vereeniging Touroh Our, welker voorzitter hij geweest is en het Ned. Isr. Jongensweeshuis het woord voerde.

Als de groote Mozes, aldus spr., heeft Mozes Gans zijn tent van samenkomst gemaakt, zooals God Mozes geboden heeft. Van zijn dageraad tot de late schemering is hij een trouw zoon van het Joodsche volk gebleven.

Na het eindigen van dit tweede boek van Mozes riep dr. de Hond den zoons en nabestaanden toe: Gazzak, Wenisgazzak.

Voor de verpleegden van de J.O. sprak de heer Akiba Frank een afscheidswoord, den overledenen kenschetsend als een Mordechai geëerd bij zijn broeders. Steeds heeft hij door zijn opbeurend en godsdienstig woord bij zijn bezoek aan de Joodsche Invalide den verpleegden moed ingesproken.

De heer Louis Snapper, secretaris der J.I. gaf de verzekering dat de nagedachtenis aan dezen overledene bij het bestuur de J.I. in aangename herinnering zal blijven.

Tenslotte sprak de heer I. Gans een woord van weemoedige herdenking, voor hetgeen zijn vader voor zijn kinderen en kleinkinderen beteekend heeft.

Aan de groeve heeft de oudste zoon, de heer Jacob Gans den aanwezigen dank gebracht voor de belangstelling in het bijzonder het bestuur van de Joodsche Invalide.

Moge Mozes Gans in betere gewesten het loon der braven deelachtig worden.

Zilveren jubileum

In 1950 viert pastor Vriens zijn 25-jarig priesterjubileum. Dit wordt besproken in de Maasbode van 12 juni 1950.

Pastoor Vriens in ’t zilver

Nadat de zeereerwaarde pater A. Vriens M.S.F., pastoor van Amsterdams jongste parochie, die van de H. Familie in Tuindorp Watergraafsmeer (Betondorp) verleden week Dinsdag in de kring van zijn familie zijn zilveren priesterfeest had gevierd, kregen Zaterdag en Zondag de parochianen de kans om hun herder te huldigen. En daar hebben zij veel werk van gemaakt.

Aan de vooravond werd de pastoor in zijn parochie ingehaald door de volledige jeugdbeweging van de parochie. Aan de kerk werd de jubilaris ontvangen door een lange rij priesters, misdienaars en bruidjes, die hem naar het priesterkoor leidden, waar de jubilaris, na een welkomstwoord van pater J. Menken, één der kapelaans een plechtig Lof celebreerde.

Overvol was de kleine noodkerk bij de plechtige Hoogmis, die pastoor Vriens Zondagmorgen opdroeg met assistentie van de hoogeerw. pater A. Reyers, provinciaal van de Missionarissen van de H. Familie.

Tijdens de zeer drukke receptie werd de pastoor ’s middags namens de parochianen een som gelds aangeboden voor de nieuwe kerk, waarvan men in het najaar met de bouw hoopt te mogen beginnen. Het kreeg een wel zeer muzikaal slot toen ’s avonds twee muziekcorpsen, “St. Gregorius” uit Duivendrecht en de neutrale harmonie T.W.M. uit “de Meer”, de jubilaris een serenade kwamen brengen.

Vriens is sinds 1936 rector van de noodkerk in Betondorp, en sinds 1948 pastoor van de zelfstandige parochie die dan door de Haarlemse bisschop Huiberts in Betondorp wordt opgericht.

Druipnatte man op fiets

Op vrijdag 8 januari 1993 kijkt een Betondorper zijn ogen uit, wanneer hij een door en door natte man op een fiets met een noodvaart langs ziet fietsen. De man ziet er uit of hij in het water is gevallen, en dat klopt ook wel, want het betreft hier één van de drie gedetineerden die zojuist uit de Bijlmerbajes is gevlucht. De man spoedt zich vanaf toren De Schans via de Wenckebachweg naar de Weespertrekvaart, springt daar ondanks winterse omstandigheden in en zwemt naar de overkant. In Betondorp steelt hij een fiets en vervolgt zijn weg met spoed, een verbijsterende Betondorper achter latend die de politie belt.

De politie komt tevergeefs, maar wel met zo’n snelheid dat ze een stevige botsing teweegbrengt en de achtervolging verder moet staken. Het verhaal vertelt verder niet of de man in een later stadium nog aangehouden werd. Hieronder een foto uit het Parool van de klassieke uitbraak.