Op vrijdagmiddag 30 augustus 2024 ontmoet ik Robin de Raaff op een bankje op Onderlangs. Robin, die door de Britse componist en dirigent George Benjamin destijds een van zijn meest veelbelovende leerlingen genoemd werd, heeft al zijn werken sinds 2013 in Betondorp gecomponeerd en is daarmee op afstand Betondorps beroemdste hedendaags componist. Toch kennen maar relatief weinigen zijn naam. Tijd dat hier verandering in komt!
Kun je iets over je jeugd vertellen, Robin?
Ik werd in december 1968 geboren in een arbeiderswijk aan de rand van de stad in Breda Noord. Mijn vader werkte bij de PTT, en dan de afdeling telefoon. Hij was altijd met grote schakelschema’s, van die tekeningen, bezig. In die tijd had je nog van die wijkcentrales. Het bijzondere was dat mijn vader tegelijkertijd ook erg goed piano kon spelen en overal speelde waar ze hem vroegen, zowel klassiek als populair. We waren bij ons thuis altijd met muziek bezig. Ik heb dat met de paplepel ingegoten gekregen. De Beatles, Stevie Wonder, Songs in the Key of Life… Ik heb zelf ook enorm veel LP’s… We waren thuis wel katholiek, maar gingen niet naar de mis ofzo… ik ben zelf een volkomen atheïst… cultuurkatholiek… en ik ben ook een echte Brabander, mijn ouders wonen er ook nog steeds…
Wat later zullen we inderdaad een enorme collectie langspeelplaten zien staan in de ruimte die Robin huurt in de voormalige Rozenburgschool aan het Zuivelplein (ingang Onderlangs)…
Toen ik op de middelbare school zat vormde ik samen met mijn oudere broer Harm een band, Quiet City. Daar zat Jeroen Phaff ook in, die tegenwoordig musicalzanger is. Ik speelde zelf bas en toetsen, mijn broer gitaar en zang en Jeroen zang en altsaxofoon. Marco Klein was de drummer. We maakten een soort symfonische rock. School interesseerde me in die tijd – we hebben het over begin jaren tachtig – geen bal. Ik bleef ook twee keer zitten op de MAVO. Ik was alleen maar met muziek bezig. Ergens in die tijd begon ik ook al met het uitschrijven van muziek. Dan ging ik luisteren naar een conceptalbum van Pink Floyd, of bijvoorbeeld naar Abbey Road, en dan probeerde ik zelf ook wat te componeren. Ik wilde altijd al componist worden, alhoewel ik ook erg goed bas kon spelen.
Waren je ouders niet bezorgd dat er niets van school terechtkwam?
Jazeker, dat waren ze wel. Na het afronden van de middelbare school moest ik in dienst, lichting 1989-3… Daarna ben ik zelfs een cursus informatica gaan doen. Ik werd een Cobol programmeur. Daar schijn je tegenwoordig goud geld mee te kunnen verdienen trouwens… Mijn carrière begon behoorlijk op die van mijn vader te lijken… In het schooljaar 1992-1993 werd ik eindelijk toegelaten tot het conservatorium. Ik had toen het gevoel dat ik moest kiezen tussen componeren en de basgitaar en ik ben met de bas gestopt. De muziek die we speelden was in die tijd trouwens zo onderhand wel erg on-hip… aan de andere kant was ik wel begonnen meer de jazz te verkennen… richting Weather Report en dergelijke… Maar ik moest kiezen en ik koos voor het componeren. Het Sweelinck Conservatorium heette dat toen nog, in Amsterdam. Zelf woonde ik korte tijd in de Bijlmer en daarna in huizen van het Conservatorium, in de Jordaan, kleine appartementen met een eigen keuken. Mijn instrument werd toen als componist het keyboard, de elektrische piano.
Hoe werkt dat, aangenomen worden bij het conservatorium?
Nou, je moet een partituur laten zien, iets wat je zelf gecomponeerd hebt. Daar wordt je op aangenomen. Mijn eerste docent bij het conservatorium, Geert van Keulen, speelde trouwens ook bas. Geweldig was dat, die docenten. Die traden ook op in het Concertgebouw. Dat was enorm interessant, om die wereld te leren kennen. Geert van Keulen was een dominante, wat strenge man. Ik heb enorm veel bij hem geleerd. Daarna kwam ik bij Theo Loevendie terecht. Daar had ik een enorme klik mee. Ja, Theo leeft nog steeds. Hij is uit 1930 en nu dus ook alweer bijna 94 jaar. Door hem ben ik echt in de breedte van de muziek terecht gekomen. … een leermeester maakt je vooral open voor andere invloeden… Theo was nog bezig in de jazz. Ik heb daar altijd belangstelling voor gehouden, vanwege mijn interesse voor de individuele instrumenten. Geert van Keulen was een stuk jonger dan Theo Loevendie. Die is van 1945. Ik ben nu zelf trouwens ook docent geworden en ik ga wekelijks naar het Rotterdams conservatorium om studenten les te geven in zaken als instrumentatie, compositie, hoe je met een orkest omgaat en allerlei andere vaardigheden…
Kun je iets zeggen over hoe je muzikale voorkeuren zich ontwikkelden tot je eigen stijl. Je hoort volgens mij niet persé tot een bepaalde stroming?
Nee, de dominante school in Nederland vandaag de dag is de Haagse School, die begon in de tweede helft van de vorige eeuw. Je hebt ook nog een Rotterdamse school, maar ik geloof dat ik een onafhankelijke positie heb. Ik ben ooit begonnen met naar Brahms te luisteren, dan Mahler, dat heeft me echt de klassieke muziek ingetrokken. De meest interessante muziek? Niemand kan om Bach heen. Dat is werkelijk van een bovenmenselijke kwaliteit. Het is ongelofelijk dat er een mens is geweest die zulke muziek maakte als de Mattheus Passion. Maar ook Mozart was een geweldige componist…
In 1995 vond voor jou een doorbraak plaats heb ik begrepen…
Ja, in 1995 deed ik een masterclass bij de Franse componist Pierre Boulez. Vanaf dat moment begon ik me alle kanten op te ontwikkelen. In 1997 studeerde ik af. Ik kwam toen eerlijk gezegd in een soort crisis, een soort dodigheid terecht. Om die te doorbreken heb ik me gemeld bij de Britse componist George Benjamin, die wordt beschouwd als de belangrijkste leerling van Messiaen. Hij is bekend van onder andere At First Light, een stuk kamermuziek voor 14 spelers. Ik stuurde gewoon een bandje op. Toen hij dat gehoord had wilde hij me graag les geven. Ik heb met hem nog twee keer al mijn onzekerheden doorgenomen. Ik ging elke maand een lang weekend naar Engeland, twee-en-half jaar lang, van 1999 tot 2001. Ik had trouwens direct al opdrachten. Een componist moet het van opdrachten hebben. In 1995 had ik bijvoorbeeld een opdracht van de VARA Matinee. Daar heb ik vorig jaar ook nog een opdracht voor gedaan.
Mijn vrouw herinnerde zich je stukken. Zou je iets willen vertellen over hoe componeren eigenlijk werkt? Beluister je bijvoorbeeld je werk nadat het af is, via een of ander computerprogramma?
Componeren is volgens mij een verhaal opbouwen in muziek, met een bepaalde logica, die werkt, met een weloverwogen timing. Het begint met de geboorte van een idee, met een onherroepelijk begin waarna je er direct helemaal in zit. Het is niet alleen een thema, het is een verhaal dat zich vertelt door de muziek, met een begin, een geboorte, maar ook met een sterven, aan het einde van het stuk. Vroeger heb ik wel eens stukken voor de eerste opvoering afgeluisterd via een computerprogramma, maar daar ben ik mee gestopt. Dat verstoort het proces nogal. Natuurlijk is de eerste opvoering enorm spannend. Ik moet zeggen dat ik het componeren zelf veel prettiger vind dan het luisteren naar een eerste opvoering.
Hoe lang doe je bijvoorbeeld over een opera?
Tja, dat is een beetje een gewetensvraag. Over een opera zou je toch wel een jaar of twee moeten doen, maar die tijd krijg je meestal niet van je opdrachtgevers. Het is dan eerder een jaar waarin het dan allemaal moet gebeuren. Op het ogenblik ben ik hier in mijn ruimte in Betondorp bezig met het componeren van een stuk voor Koor en Orkest op een tekst van Stéphane Mallarmé. Het stuk heet L’azur. Het moet 18 minuten duren en ik schrijf het in opdracht van een festival in Luzern, dat een programma rond Pierre Boulez in elkaar heeft gezet. Deadline is 31 maart 2025. Ik zal straks laten zien hoe dat precies werkt. Ik heb allerlei bladen waar ik mijn ideeën, thema’s en dergelijke op noteer en waar ik diepte in ga aanbrengen.
Schrijf je je eigen teksten bij je opera’s? En kun je iets vertellen over je eigen ontwikkeling als componist?
Nee, de tekst wordt normaal gesproken door iemand anders geleverd en is er eerder dan de uitwerking van de muziek. Die werk ik dan weer in de muziek. Het is een soort samenwerking. Alle muziek die ik vanaf 2013 heb geschreven is in Betondorp tot stand gekomen. Dat kun je nakijken op mijn website. Toen ik begon, had ik belangstelling voor lyrische, expressionistische muziek. Dat liep over Brahms, Schönberg, Alban Berg, Debussy naar steeds meer moderne invloeden, zoals die van Boulez. En vanuit het expressionisme komend, ben ik steeds gestructureerder gaan werken en werd ik een constructivist. Ik heb zelfs wel met getallen gewerkt. Later heb ik dat weer losgelaten en nieuwe vrijheid gevonden. In de opera’s heb ik het gevoel voor dramatiek ontdekt. Vandaag de dag werk ik vooral heel erg op intuïtie.
Wat vind je zelf je beste werken?
Ik vind mijn opera Waiting for Miss Monroe wel een hoogtepunt. Die is net voordat ik in Betondorp aankwam tot stand gekomen. En mijn Eerste Vioolconcert ‘Angelic Echoes‘. Een componist wil toch mensen emotioneel raken, en dat is in deze werken goed gelukt. Ik heb altijd een soort top 5 in mijn hoofd zitten. Mijn eerste opera RAAFF vind ik ook indrukwekkend. Die gaat op allerlei manieren over een generatieconflict. Er komt een Anton Raaff in voor, maar ik heb juist Mozart op mijzelf gemodelleerd. Het is een opera binnen een opera: het gaat over conflicten die optreden tijdens een fictieve opvoering van Idomeneo, een opera van Mozart, waarin koning Idomeneus (Idomeneo) van Kreta gedwongen wordt zijn zoon te offeren. Er zitten allerlei aardigheden in. Zo komen alle personen binnenvallen of ze uit een ander werk arriveren. En verder heb ik op Mulishiaanse manier het generatieconflict door de hele opera getrokken. Dat was in opdracht van de Nederlandse Opera en werd in 2004 uitgevoerd op de het terrein van de voormalige Westergasfabriek.
Sinds 2000 ben je met Maria, die uit Canada komt, en sinds 2005 woonden jullie in de Tweede Oosterparkstraat, waar in 2009 jullie dochter Caecilia geboren werd. Wanneer en waarom kwam je naar Betondorp?
Ik heb er nooit spijt van gehad dat ik besloten heb een nog rustiger plek dan thuis te zoeken voor het componeren van mijn muziek. In 2012 vond ik deze ruimte in Betondorp en sindsdien kan ik in nog groter afzondering componeren. Componeren is een zwaar beroep dat grote concentratie vraagt en waarbij je gemakkelijk teveel van jezelf vraagt. Sinds 2023 woont ons gezin trouwens niet meer in de Tweede Oosterparkstraat, maar in Diemen. Toen ik in 2012-2013 in Betondorp arriveerde, was het dorp nog helemaal vergrijsd. Het Johan Cruyff-court aan het Onderlangs, dat ik gebouwd heb zien worden, werd nooit gebruikt, omdat er nauwelijks jongeren waren. Op een gegeven moment kwam er een clubje ouderen oefeningen doen. Ik heb de indruk dat de buurt sindsdien sterk verjongd is. Dat kwam onder andere na 2015, de oorlog in Syrië, toen bewust asielzoekers in Betondorp werden gehuisvest, en nu helemaal met de verandering in de buurt waarin voormalige huurhuizen verkocht worden aan jonge mensen. Nu wordt er weer gesport op het Johan Cruyff-court.
Zou je kunnen vertellen wie je helden in de muziek zijn?
Voor de eerste helft van de twintigste eeuw is dat wel Alban Berg: lyrische schoonheid, maar ook expressionistisch overrompelend, en met historisch besef. In de tweede helft van de twintigste eeuw is voor mij een held Luciano Berio. Die heeft zo’n ongelofelijke orkestratie. Die kan echt alles.
Dank je wel voor dit interview, Robin.
Rogier Schravendeel