Het oudst bekende plan om de Watergraafsmeer droog te leggen dateert al uit 1559. Toch duurde het nog tot 1622 tot een en ander serieus werd, met een gedegen plan van advocaat Cornelis Davelaar om het meer te dempen. Dit plan leidde er toe dat de Amsterdamse Vroedschap in 1624 aan de Staten van Holland en West-Friesland verzocht zelf het meer droog te mogen leggen. Zie hieronder een afbeelding van het meer, vlak voor drooglegging.
Drooglegging gebeurde vrij snel. In 1631 was het Watergraafsmeer inmiddels droog en in kavels verdeeld. Zie hiervoor de kaart hieronder.
Het nieuwe stratenpatroon is goed zichtbaar. Rond de polder staan molens om deze droog te houden: vier bij het Nieuwe Diep en drie bij de Amstel. De polder wordt doorsneden door het verlengde van de Oetewalerweg, die speciaal voor de polder verbreed wordt. Er worden drie bruggen over de Ringvaart aangelegd: eentje bij Diemerbrug, eentje bij Oetewaal en eentje bij de Amstel. De toekomstige hoofdingelanden zijn zelf verantwoordelijk voor het onderhouden van de dijk. Daartoe worden een dijkgraaf en heemraden aangewezen, die keuren en ordinantiën mogen uitvaardigen.
De aangelegde percelen worden per veiling verkocht aan belangstellenden, waarbij de eigenaren van de oude landen die tot aanleg van de Ringdijk vergraven zijn – zeg maar de om de meer liggende landen – de eerste rechten tot aankoop hebben. Uitvergroot hieronder is het hoekje te zien waar uiteindelijk Betondorp aangelegd zal worden. Maar dat duurt nog een kleine 300 jaar. De eerste 30 jaar hoeven ontginners allerlei belastingen niet te betalen.