In september 1951 wordt het 25-jarig bestaan van muziekvereniging Tuindorp Watergraafsmeer gevierd. De vereniging is in 1926 opgericht en heeft zich van fanfare tot harmonie ontwikkeld. Na de oorlog moest de vereniging opnieuw beginnen, met jong bloed, en dat is onder leiding van dirigent W.G. de Buyzer Jr. goed gelukt. De muziekvereniging trekt regelmatig door het land en wint prijzen op concoursen en is in ieder geval begin jaren zestig nog actief. Daarna wordt het moeilijk het spoor te volgen. Wie weet meer?
Het jubileum wordt gevierd door een mars door Betondorp en optredens in het Brinkhuis. Behalve muziekvereniging Tuindorp Watergraafsmeer treden op Jong Excelsior, de Tramharmonie, T.A.V.E.N.U., Crescendo Sloterdijk, boerenkapel de Dorsvlegels en de Amsterdamse Politiekapel.
In mei en juni 1945 werden overal in Nederland bevrijdingsfeesten gevierd, waaronder in Betondorp. Het eerder illegale blaadje Frontnieuws, na de oorlog Betondorp Nieuws, uit de Oogststraat doet hier uitgebreid verslag van.
Uit: Sport in beeld/De revue der sporten, 21 juli 1941
Nieuwe velden in Oud-Watergraafsmeer
Tusschen Oosterbegraafplaats, Betondorp en Weesperzijde is een prachtig sportpark in wording. De opzet is schitterend, met beplantingen, fiets- en wandelpaden om de elf voetbalvelden geen, met waterpartijtjes en wat dies meer zij, precies zooals de aanleg van de roeibaan en omgeving, ’t hockey-stadion, de velden van de Twentsche Bank te Amstelveen enz. Het ligt zeer gunstig langs de oude Kruislaan en ’t feit, dat men nu toch een dien kant van Oud-Watergraafsmeer, bij de groote entree van Amsterdam uit de richting Gooi, sportvelden in platsoenen gelegen aantreft, valt zeer toe te juichen.
In het illegale Vrij Nederland van 24 oktober 1942 trof ik het volgende artikel aan over kapelaan Menken.
Felle geeseling der Nieuwe Orde
Kapelaan Menken heeft in de kerk van de Heilige Familie op het Zuivelplein in het z.g. Betondorp rake dingen durven zeggen.
“Er is zelden een tijd geweest”, aldus kapelaan Menken, “waarin de kerk van Christus zoo venijnig, zoo satanisch, zoo geniepig ontrecht, geknecht en geringeloord werd als thans. Er komen soms Katholieken bij mij, die vragen: ‘Waarvoor? Waarom laat Christus dit alle toe? Waarom verdelgt hij deze belagers van Zijn Kerk niet van den aardbodem?’ En ik begrijp deze vraag. Zelf zijn wij soms ook geneigd deze vraag te stellen. Doch laten wij dan nimmer vergeten, dat de kerk moet lijden en vervolging ondergaan om te kunnen overwinnen.”
Over de zedenverwildering sprekend zeide kapelaan Menken: “Ja, zoover is het gekomen, dat ook Katholieken zich laten meeslepen door den stroom van zedenverwildering, de de ‘Nieuwe Orde’ over ons Vaderland heeft gebracht.”
Volk en Vaderland van 18 september, dat van deze preek melding maakt, zegt, dat menschen als deze kapelaan strenge straffen verdienen. Maar, zoo zegt het blad. “beter is arbeidstherapie: harde eerlijke gezonde arbeid onder strenge en rechtvaardige leiding”.
Gelukkig overleeft kapelaan Menken ondanks zijn moedige en uitdagende houding de oorlog. Dat brengt ons bij een anecdote uit het Directeurenblad van de Heilige Familie, het derde nummer van 1947.
Ik verhaal u eerst het voorbeeld van een pastoor. Het is niet lang geleden gebeurd in Betondorp te A’dam. Daar was een arme gestorven. De pastoor ging praten over een H. Mis en een kerkelijke begrafenis. Men antwoordde hem, dat men dat niet betalen kon. Toen zei de pastoor: “daar hoeft ook niet voor betaald te worden. Dat kost u niets. U kunt het niet bekostigen, ik zal voor alles zorgen zonder dat U onkosten hebt.” De arme kreeg een keurige begrafenis. Dit trof andersdenkenden en communisten zo, dat ze geld bij elkaar brachten, opdat voor den overledene maandelijks nog een H. Mis zou worden opgedragen.
Het lijkt me lang niet uitgesloten dat tussen het moedig spreken van kapelaan Menken en deze goede daad der communisten een duidelijk verband bestaat…
We konden niet zo snel iets meer terugvinden over de Gereformeerde padvinderij in Betondorp, maar in 1947 is het clubhuis van de Gereformeerde Padvindersgroep “Frankendael” in ieder geval gevestigd in de school op Zuivelplein 11, waar op 16,17 en 18 oktober een bazar gehouden wordt. Nieuwe leden kunnen zich overigens aanmelden bij de heer Fris, die ver buiten Betondorp op de Pythagorasstraat woont.
In 1948 worden de Olympische Spelen in Londen gehouden. De Nederlandse turnploeg is hard aan het trainen en doet dat onder andere in het Ajaxstadion. Veel deelnemers komen niet uit Amsterdam. Daarom heeft de Amsterdamse vereniging D.O.C. dat de Nederlandse turnsters onderdak krijgen bij leden in Betondorp.
Het Turnblad is onder de indruk van deze geste van de Betondorpers. Met name de inzet van een zekere mevrouw Bonnet wordt geroemd.
De turnsters overnachtten bij leden van die vereniging [D.O.C., red.] in net Betondorp, dat gelegen is vlak bij het Ajax-stadion, waar de training heeft plaatsgevonden. De D.O.C.-families verdienen daarvoor de Bondsdank! En van haar vooral mevr. en dhr. Bonnet, bij wie door de gehele ploeg de warme maaltijd werd gebruikt en na afloop van de middagtraining een broodmaaltijd. De kookkunst van mevr. Bonnet werd door allen hoog gewaardeerd.
Er is ook een deelneemster uit Betondorp aan de Olympische Spelen van 1948 in Londen. Dat is Truida Bonnet. Zij staat op bovenstaande foto 2e van links. Het is niet moeilijk te bedenken dat de heer en mevrouw Bonnet familie van Truida, sterker nog, wel de ouders van Truida geweest zullen zijn. Een mooi gebaar naar de Nederlandse turnploeg!
De Amerikaanse utopist Edward Bellamy (1850-1898) schreef een aantal boeken die ook in Nederland diepe indruk maakten en waarvan Looking backward (Terugblik uit het jaar 2000) wel de belangrijkste is. In het boek wordt een utopistische samenleving beschreven, waarin de armoede is opgelost, de economische ongelijkheid is verdwenen en ook de vrouw een gelijke positie als de man heeft.
De Nederlandse afdeling van de Internationale Vereniging Bellamy wordt in 1932 opgericht en stelt zich ten doel de ideeën van Bellamy te verspreiden en bij te dragen aan de verwezenlijking daarvan. Alhoewel de vereniging ver blijft van de politiek, wordt ze in de oorlog toch door de nationaalsocialistische bezetters verboden.
Na de oorlog vindt een korte opleving van het Bellamyisme plaats. Er wordt naast de Internationale Vereniging Bellamy zelfs een Nederlandse Bellamy Partij opgericht, met de bedoeling ook op politieke wijze aan de verwezenlijking van Bellamy’s ideeën te gaan bijdragen. Deze partij doet in 1946 aan de verkiezingen mee, behaalt geen zetel en is dan ook weer verdwenen. Het grootste deel van de leden sluit zich in 1947 aan bij de Vooruitstrevende Partij voor de Wereldregering.
De Internationale Vereniging Bellamy blijft echter voortbestaan. Op vrijdag 26 november 1948 wordt in het Meerhuis op de Brink een avond georganiseerd. Spreker is de voorzitter van de Vereniging, de heer v.d. Stijl. Onderwerp is ‘Zoals het nu is en hoe het moet.’ De avond wordt aangekondigd in het trotskistische tijdschrift De vlam; weekblad voor vrijheid en cultuur, dat op haar beurt ook internationalisme nastreeft, net als schrijver dezes.
Saar Pinto-van Praag is met haar man Nathan lid van de jeugdgroep Noar Haoweed van het Joods-socialistische Poale Zions, die al ruim voor de Tweede Wereldoorlog emigratie van de Joodse bevolkingsgroep naar Palestina bepleiten. Saar en Nathan zijn eerst nog een tijd bij de AJC betrokken, maar komen tot het inzicht dat het Jodendom in Nederland niet voort kan bestaan wanneer het volkomen geassimileerd wordt. Dus stappen zij over.
Wanneer de nationaalsocialisten Nederland binnenvallen, weten beiden onder te duiken en de oorlog te overleven. Na de oorlog is er niets meer over van Poale Zions, waarvan Nathan van Praag nog korte tijd de leiding tracht te nemen. En in 1946 valt het besluit. Nathan en Saar, die in Betondorp wonen, gaan er vandoor. Illegaal. Naar Palestina. Het lukt beiden inderdaad daar aan te komen. Ze gaan werken in een kibboets, zoals uit brieven blijkt. Helaas sterft Saar in 1959 op de jeugdige leeftijd van 47 jaar in het Haddassah Ziekenhuis in Jeruzalem.
Hijman Vos, voorzitter na Nathan, herdenkt haar in het juli-nummer van de Koemi Ori, het orgaan van de Poale Zion Beholland.
Uit Mercurius; orgaan van de Vereeniging van Handelsbedienden Mercurius, 25 juli 1959
‘Informateur’ J.M. Daems jubileert
Ten oosten van Amsterdam, ingeklemd tussen de uitvalswegen Middenweg en Weesperzijde ligt een stadsdeel dat door zijn geïsoleerde ligging door de jaren heen zijn zelfstandig karakter heeft behouden. Het draagt de lelijke naam ‘Betondorp’ en dat komt omdat de gemeente Amsterdam er een aantal huizen heeft laten neerzetten (zo’n 35 jaar geleden) waarvan de muren geheel uit beton zijn opgetrokken. Om die grijze muurvlakken wat aan het oog te onttrekken heeft men er later klimop tegen laten groeien, maar dat moest al gauw weer worden verwijderd, omdat deze begroeiing funest bleek in te werken op het beton. Er staan in het Betondorp ook huizen met een vriendelijker aanzien, huizen met lichtrode daken en muren, gemetseld van oude en vertrouwde bakstenen. Dat zijn onder meer de huizen van de Algemene Woningbouw Vereniging. In een van de huizen, om precies te zijn in de Ploegstraat op nr. 69 (alle straatnamen in het Betondorp zijn aan het agrarische leven ontleend) woont ons lid J.M. Daems, bondsnummer 3187, toegetreden op 16 juli 1928 (maar hij was ook al eerder lid) en drager van het zilveren bondsinsigne.
Met het noemen van de naam ‘Algemene Woningbouw Vereniging’ komen wij tot de kern van de zaak, die we willen aanroeren. Want niet alleen dat onze vriend J.M. Daems woont in een van de huizen van de AWV, hij is er ook bij in dienst en op woensdag 15 juli 1959 was dat 25 jaar het geval.
‘Vijfentwintig jaar in dienst’, achter deze woorden kan een gewone zakelijke verhouding schuil gaan, maar dat kan niet worden gezegd van het dienstverband van Daems met de AWV. Dat blijkt wel uit enkele zinsneden van de brief waarmee men van de zijde van de AWV onze aandacht vestigde op zijn jubileum. Deze luidden:
‘Is vergroeid met de vereniging en is zeer gezien in alle buurten waar men hem kent. Voor alles gemeenschapsmens en idealist in hart en nieren.’
Een schoner kenschets kan men haast niet wensen. Uit deze zinsneden blijkt tevens, dat Daems een functie heeft in de buitendienst van de AWV. Het bijzondere van deze functie is dat ze moeilijk met een enkel woord is aan te duiden. Officieus heeft men Daems wel eens ‘informateur’ genoemd. Aanvankelijk was onze jubilerende collega werkzaam als incasseerder, maar toen in de loop van de jaren Daems, naast een goed en accuraat inner van de huren, ook een uitmuntend bemiddelaar in allerlei kwesties (meningsverschillen tussen huurders, onderhoudszaken, achterstand in de huurbetaling) bleek te zijn, werd hij van het incasseren vrijgesteld en geheel belast met deze taak van ‘onderhandelaar’, een taak, die zich in de jaren na de oorlog nog heeft uitgebreid door het bezoeken van die kandidaat-huurders wie door het huisvestingsbureau van de AWV wordt aangewezen, maar nog geen lid zijn van de vereniging. Daems zelf noemt zich de ‘Haarlemmerolie’ van de AWV. En als u weet dat Haarlemmerolie voor onze grootvaders en – moeders een huismiddel was tegen allerlei kwalen (van likdoorns tot darmstoornissen toe), dan zal u deze benaming ook wel duidelijk zijn.
Wij moeten nog even terug naar het Amsterdamse Betondorp. Dit stadsdeel (met zijn lage huisjes en een ‘brink’ inderdaad een dorp op zichzelf) is te allen tijde een sterk bolwerk geweest van de hoofdstedelijke socialistische beweging. Vóór de oorlog had de SDAP daar een stemmenpercentage van 63 pct. Vriend Daems heeft in het werk voor de ‘beweging’ een grote rol gespeeld in allerlei functies en heeft een schat van herinneringen aan de verkiezingsstrijd in vroeger jaren, toen men de verkiezingsleuzen nog in metergrote letters op het plaveisel kalkte en de politie-agenten in het dorp de stadsbussen deden omrijden omdat de letters nog nat waren.
Ook de Algemene Woningbouw Vereniging heeft sterke banden met de algemene arbeidersbeweging en het staat dus vast dat de werkuren en de vrije tijd bij vriend Daems vrijwel in elkaar overliepen (‘hij was alleen maar zaterdagsavonds thuis’, zegt zijn vrouw). Maar ook is het zeker dat hem dit veel vreugde en voldoening heeft verschaft.
Op het moment dat wij dit schrijven moet Daems nog gehuldigd worden (op donderdag 16 juli). Dat dan de hartelijkheid sterk zal overheersen is zeker, ja, men zal moeite moeten doen om zich te matigen, want van persoonsverheerlijking is collega Daems niet gediend. Dat heeft hij ons duidelijk laten blijken en wij hopen nu maar dat we erin geslaagd zijn dit artikeltje ook voor hem dragelijk leesbaar te maken.
Uit: Bibliotheek van Amsterdamse herinneringen. Watergraafsmeer.
Het zal ongeveer in 1946/1947 zijn geweest dat ten huize van een lid van de PvdA de eerste bestuursvergadering in Betondorp werd gehouden. Eén van de leden was een Joodse jongeman, die in het algemeen de opmerking maakte dat hij de eerste de beste die tegen hem zou zeggen ‘vuile rotjood’ zijn tanden uit zijn bek zou slaan. Grof, maar begrijpelijk gezien die tijd. Een ander lid stond op, nam zijn gebit uit de mond, voegde hem toe ‘vuile rotjood’ en ging weer zitten. Een seconde bleef het stil en toen lachte iedereen volop, incluis de betrokkene. Dat was dus die goede sfeer!