Het verdwijnen van de surveillerend straatagent en bijbehorende politieposthuizen baart op 2 maart 1960 een scribent van het Algemeen Handelsblad ernstige zorgen.
Het verdwijnen van de gewone straatsurveillance, de agent met zijn handen op de rug en zijn collega die statig met zijn fiets zijn ronde trapt, bezorgt ons soms angstdromen. Het is nu al zó, dat u in een stille buurt, zoals bijvoorbeeld Betondorp in Amsterdam-Oost […] met een minimum aan risico een eenzame voorbijganger kunt neerslaan. Want de auto-surveillance zal nooit en te nimmer die bescherming kunnen bieden, die de ouderwetse agent-op-elk-blok met zijn politiefluitje van een kwartje bood. […]
De gevolgen? Baldadigheid, losgeslagen jeugd. Ze hebben de kans van hun leven, want oom agent loopt niet meer om de hoek. De opgegroeide blegels, de souteneurs van de binnenstad, de relletjesmakers en de café-uitsmijters met de harde handen, zij hebben een vrijheid zie zij vroeger niet hadden. Er is minder messentrekkerij en er zijn minder vechtpartijen dan vroeger… die bij de politie bekend worden. Maar deze laatste zes woorden worden maar al te vaak weggelaten.