Kapelaan Mensen van de kerk van de Heilige Familie op het Zuivelplein neemt geen blad voor de mond, aldus een verontwaardigd artikel in de N.S.B.-krant Volk en Vaderland van 18 september 1942, dat we hieronder overnemen.
Zedenverwildering als gevolg van de “nieuwe orde”
Een “kruismol-preektijger” aan het woord
Aan “Storm” danken wij de rake typeering “kruismol” en “preektijger”. Een uitermate geslaagde combinatie van beide zagen wij Zondag op den preekstoel staan in de kerk van de H. Familie, op het Zuivelplein, in het z.g. Betondorp in Amsterdam-Oost.
Met een stem, die ieder oogenblik of een uitbarsting van ziedende woede of een ontelpbare huilbui deed verwachten, beurtelings heesch krijsend en hysterisch gillend, en met klauwend handgebaar – zóó deed deze man de dauw van Gods woord over de dorstige zielen in de Mis van half twaalf neerdalen.
Ware het tijger-achtige van den kanselredenaar bij stemgeluid en handgebaar gebleven, dan ware er meer reden tot verbazing dan tot ergernis geweest. De valschheid van den tijger paarde zich echter bij dezen clericus aan de neiging tot wroeten en ondermijnen des mols.
“Er is zelden een tijd geweest,” zoo stelde de preeker vast, “waarin de Kerk van Christus zóó venijnig, zóó satanisch, zoo geniepig ontrecht, geknecht en geringeloord werd als thans.” Deze woordenreeks werd er gewoonweg uitgebriescht. De spreker kookt kennelijk van woede.
Waarom? Wel, dat zit zoo. Nere en Stalin en zoo, dat zijn altijd beste jongens geweest, die pakten den godsdienst zelf aan en zorgden zoo voor echte nartelaren. Maar het nationaal-socialisme hoedt zich er angstvallig voor zich met zaken van zuiver-godsdienstigen aard te bemoeien. Het maakt alleen een einde aan de materiële rechtspositie van de Kerk. En het weet donders goed tusschen het één en het ander te onderscheiden! Dat weten de geestelijke heeren wel en zij krijgen daardoor het onbehagelijke gevoel dat men ze “door” heeft. Dat er dus met misdaden tegen het volk geen martelaarskroon meer is te verdienen. Dat er steeds minder goedkoop aardsch succes voor hen te behalen valt tengevolge van het nationaal-socialisme, dat doet hen dit nationaal-socialisme haten.
En of ze haten? Luistert weer naar den geestelijken leider uit het Betondorp.
“Er komen soms katholieken bij mij en die vragen: Waarvoor? Waarom laat Christus dit alles toe? Waarom verdelgt hij deze belagers van Zijn Kerk niet van den aardbodem? En ik begrijp deze vraag. Zelf zijn wij ook soms geneigd deze vraag te stellen. Doch laten wij dan nimmer vergeten, dat de Kerk moet lijden en vervolging ondergaan om te kunnen overwinnen.”
Dus, beminde geloovigen, jullie moeten niet zoo vragen. “Waarom?”, dat staat niet netjes. Troost u bovendien met de gedachte, dat wij toch aan het langste eind trekken, wat wij vandaag “lijden” is slechts voorschot op onze zegepraal. Intusschen kan ik er best in komen, in jullie gedachten tegen de “belagers der Lerl”, d.w.z. de nationaal-socialisten.
In een passage als deze slaat de haat niet meer in vlammen uit, maar ze ligt des te witter te gloeien.
Tenslotte gaat de gewijde redenaar uit een ander vaatje tappen. Met overslaande stem en op snikkenden toon haalt hij herinneringen op aan de warme dagen die achter ons liggen:
“In onze parochie zag ik ook katholieke meisjes op straat loopen… in een badpakje! En als ik van hier naar Diemen ging, heb ik me diep geschaamde, omdat ik ook katholieke jongens en meisjes gemengd zag zwemmen”.
Dan komt echter de moraal uit deze heidensche tafereelen, tevens conclusie, verklaring, aap-uit-de-mouw en wat ge maar wilt:
“Ja, zoover is het gekomen, dat ook katholieken zich laten meeslepen door den stroom van verpestende zedenverwildering, die de nieuwe orde over ons Vaderland heeft gebracht.”
Is het te veel gezegd, dat hier de valschheid des tijgers en de wroetzucht des mols hand in hand gaan? De gemeenheid is toch ongehoord: het op straat loopen in badpakjes en het gemengd baden is in Nederland in zwang gekomen, dank zij de nieuwe orde! Vóór den 10den Mei hielden alle katholieken zich trouw aan de bisschoppelijke voorschriften over de kleeding en over het strandvermaak; doch na den 10den Mei lieten de geloovigen zich meesleuren door de “nieuwe orde”!
En dat terwijl ieder weet, dat juist de democratie met haar ongebreidelde persoonlijke-vrijheidsexcessen en het – door de kerk nu zoo teer beminde – jodendom, dat door middel van film, tooneel, literatuur en amusement de laagste instincten van de massa ten eigen bare exploiteerde – terwijl ieder weet, dat deze factoren den zedelijken teugel steeds losser hebben gemaakt, en heel wat erger dingen dan badpakjes en gemengde baden hebben veroorzaakt!
En dat terwijl ieder kon weten, hoe juist de Leider van de Nationaal-Socialistische Beweging der Nederlanden over deze aangelegenheden denkt, die nog onlangs in een rede over de volksgezondheid bepaalde excessen in de vrouwenkleeding laakte en streng toezich op de gemengde baden eischte.
Het ware voorts te wenschen dat dit soort priesters zich ook eens andere geboden (met bijbehoorende zonder) herinnerde dan “het 6de en het 9de”. “Zedenverwildering” is een rijkelijk dik woord, maar het is volkomen toepasselijk op het verschijnsel dat er menschen zijn, die zich de ware volgelingen van Christus noemen, doch die zich met oud-Testamentische wraakgedachten, gedachten aan de verdelging hunner “belagers”, en met leugen, verdachtmaking en laster tegen een geheele “nieuwe orde” en allen die daarbij betrokken zijn, te weer stellen. Kijk, dat is: zedenverwildering.
Kapelaan Menken heet deze gewijde redenaar. Wat moet er nu met zoo’n man? Het zijn deze lieden die de éénwording van het Nederlandsche volk en een opbouw van Nederlands toekomst op de meest verraderlijke en laaghartige manier ondermijnen.
Zij jammeren over “vervolging”, doch het feit zelf, dat zij nog levend op den preekstoel staan en ongestoord hun gang kunnen gaan, bewijst dat zij niet alleen niet “vervolgd”, doch zelfs met fluweelen handschoenen aangepakt worden.
Maar sommige van de heeren hebben zich nog niet weten aan te passen aan den nieuwen toestand, die van hen een zuiver priesterlijke werkzaamheid eischt. Zij “zitten” met een surplus aan energie, die zij tot dusver aan de R.K. Staatspartij, Volksbond, Hanze, Voetbalbond en Landstorm besteedden. Zij zitten als ongezonder jongetjes, te peuteren en te pieteren en vervallen daardoor in ziekelijke fantasieën.
Zij zouden strenge straffen verdienen, menschen als deze kapelaan Menken, maar beter is het hen te genezen. Want zij zijn geestelijk ziek.
En hoe hen te genezen? Slechts één middel: arbeidstherapie. Harde, eerlijke arbeid onder strenge en reachtvaardige leiding, in soberder omstandigheden nen een gezonder omgeving dan die waardoor de meeste pastorieën gekenmerkt worden! Als zij na een jaar of wat bij hun parochianen terugkeeren zijn zij gezond en man geworden!
Ook het illegale Vrij Nederland van 24 oktober 1942 is de zaak Menken niet ontgaan:
Felle geeseling der Nieuwe Orde
Kapelaan Menken heeft in de kerk van de Heilige Familie op het Zuivelplein in het z.g. Betondorp rake dingen durven zeggen.
“Er is zelden een tijd geweest”, aldus kapelaan Menken, “waarin de kerk van Christus zoo venijnig, zoo satanisch, zoo geniepig ontrecht, geknecht en geringeloord werd als thans. Er komen soms Katholieken bij mij, die vragen: ‘Waarvoor? Waarom laat Christus dit alle toe? Waarom verdelgt hij deze belagers van Zijn Kerk niet van den aardbodem?’ En ik begrijp deze vraag. Zelf zijn wij soms ook geneigd deze vraag te stellen. Doch laten wij dan nimmer vergeten, dat de kerk moet lijden en vervolging ondergaan om te kunnen overwinnen.”
Over de zedenverwildering sprekend zeide kapelaan Menken: “Ja, zoover is het gekomen, dat ook Katholieken zich laten meeslepen door den stroom van zedenverwildering, de de ‘Nieuwe Orde’ over ons Vaderland heeft gebracht.”
Volk en Vaderland van 18 september, dat van deze preek melding maakt, zegt, dat menschen als deze kapelaan strenge straffen verdienen. Maar, zoo zegt het blad. “beter is arbeidstherapie: harde eerlijke gezonde arbeid onder strenge en rechtvaardige leiding”.
Gelukkig overleeft kapelaan Menken ondanks zijn moedige en uitdagende houding de oorlog. Dat brengt ons bij een anecdote uit het Directeurenblad van de Heilige Familie, het derde nummer van 1947.
Ik verhaal u eerst het voorbeeld van een pastoor. Het is niet lang geleden gebeurd in Betondorp te A’dam. Daar was een arme gestorven. De pastoor ging praten over een H. Mis en een kerkelijke begrafenis. Men antwoordde hem, dat men dat niet betalen kon. Toen zei de pastoor: “daar hoeft ook niet voor betaald te worden. Dat kost u niets. U kunt het niet bekostigen, ik zal voor alles zorgen zonder dat U onkosten hebt.” De arme kreeg een keurige begrafenis. Dit trof andersdenkenden en communisten zo, dat ze geld bij elkaar brachten, opdat voor den overledene maandelijks nog een H. Mis zou worden opgedragen.
Het lijkt me lang niet uitgesloten dat tussen het moedig spreken van kapelaan Menken en deze goede daad der communisten een duidelijk verband bestaat…