Meijer Sluijser (1901-1973) was een zoon van de socialistische venter en diamantslijper Mozes Sluijer en Sara Verdooner en trouwde in 1926 met Henrietta Blog. Meijer groeide op in de oude Jodenbuurt. Zowel zijn vader en moeder als zijn broer Mozes (venter) als zijn zus Margaretha (confectiewerker; ze woonde op de Ruyschstraat) werden door de nationaalsocialisten vermoord.
Meijer, die de MULO had gedaan, liet zich zien 1926 als tolk bij internationale socialistische bijeenkomsten, en werd in 1929 redacteur bij het sociaaldemocratische dagblad Het Volk, waar hij zowel tegen het communisme, het fascisme en het nazisme te keer ging. Na de inval van de Duitsers weet Meijer op 15 mei 1940 met vrouw en kinderen (zoon Mels en dochter Marijke) naar Engeland te ontkomen, waar hij chef wordt van de Radioluisterdienst van de Nederlandse regering en de naam Radio Oranje bedenkt.
Na de oorlog keert Sluijser terug naar Nederland, wordt journalist bij het Vrije Volk en de Groene Amsterdammer en schrijft zijn beroemde herinneringen aan de Jodenbuurt: Voordat ik het vergeet (1957), Als de dag van gisteren… (1958), Hun lach klinkt van zover (1959) en Er groeit gras in de Weesperstraat (1962). Sluijser is al vanaf 1926 VARA-lid en woont na zijn huwelijk in dat jaar met zijn vrouw op Zaaiersweg 89 beneden tot mei 1932. Daarna verhuist het gezin naar Amsteldijk 104 huis. Meijer, die na de dood van zijn eerste vrouw nog twee keer trouwde, overleed in 1973 in Bussum.