Het valt allemaal niet mee in Betondorp in 1993. De leefbaarheid staat ernstig onder druk. De werkgroep Betondorp, onder voorzitterschap van A. van Rheenen, start een onderzoek in de wijk, door onderzoekers Fred Schoot en Sipke Diepbrink, ondersteund door wijkopbouwwerker Johan Bosma. Ook het wijkopbouworgaan heeft een rol, het als Woningbedrijf Amstel en Stadsdeel Watergraafsmeer. Het onderzoek, dat van juni 1993 tot februari 1994 loopt, kom in februari 1994 in twee delen uit en is gesubsidieerd door het fonds Sociale Vernieuwing.
Directe aanleiding van het onderzoek is het steeds verder onder druk komen te staan van het sociale pakket dat de Amsterdamse overheid de buurt kan aanbieden. De laatste school dreigt te sluiten, de wijkagent is al weg, het aanbod in de speeltuin is sterk verminderd, de volkstuinen zijn al langere tijd verdwenen, de winkels verdwijnen één voor één en nu dreigt de bibliotheek ook nog te verdwijnen. Betondorp is sterk vergrijsd en accepteert daarbij niet gemakkelijk nieuwkomers. Kinderen worden als hinderlijk beschouwd. De sfeer is zeer matig en de bewoners kankeren veel.
Het merendeel van de bewoners is dan ook ouder dan 50 jaar. Een groot aantal van hen wordt door de onderzoekers geïnterviewd en er komen stellingen op tafel waarover gediscussieerd wordt. De analyse is dat de aanleg van de ring – een lawaaierige en stinkende hoge muur die het uitzicht belemmert – het gevoel van geïsoleerd zijn door het dorp sterk heeft bevorderd. Ook geeft de tweewekelijkse bezetting door verkeer door het Ajax-publiek een gevoel van machteloosheid. Er wonen relatief veel mensen met lagere inkomens in Betondorp, die er niet weg willen. Ze ervaren Betondorp als uiterst onveilig, terwijl de cijfers uitwijzen dat Betondorp tot de allerveiligste gebieden van Amsterdam behoort.
Misschien de belangrijkste kritiek die bewoners in het rapport hebben, is dat ze niet betrokken worden bij de plannen door stadsdeel, woningcorporaties en welzijn. De indruk bestaat dat deze situatie vandaag de dag niet erg veranderd is, alhoewel de woningbouwcorporaties een grotere openheid naar de buurt lijken te betrachten. De bewoners zouden graag betrokken worden, maar doen niet mee. Ze worden met oplossingen geconfronteerd waarover ze niet hebben meegepraat. Het rapport adviseert daarom de mensen eerder bij de uitvoering van plannen te betrekken. We denken daarbij onwillekeurig aan de viering van 100 jaar Betondorp.
Bijzonder te lezen is dat veel betrokken bewoners een speciaal wijkzorgcentrum niet nodig vinden en ook niet dat er één belangenorganisatie voor de buurt moet komen. Het aanbod in het buurthuis komt niet overeen met de wensen van de bewoners. Bewoners vinden dat de wijkagent weer terug moet komen. De school moet blijven en de winkels ook; de laatste moeten goedkoper worden. Hondepoep is een probleem. De reinigingsdienst zou beter moeten vegen. Er wordt veel te hard gereden en overal op de stoep geparkeerd. Onderhoud van het groen kan beter.
De werkgroep somt aan het eind van het verslag een hele reeks maatregelen op die genomen kunnen worden, op korte, middellange en eindtermijn. Deze zullen we de volgende aflevering eens gaan bekijken.
Wordt vervolgd…