De Ghandi van Betondorp

“Weidt mijne beeren en koebeesten,” zo spreekt de Ghandi van Betondorp, in plaats van “Weidt mijne schapen”. Chauffeur Frederik van Beerenberg, is 36 jaar, gehuwd, woont in Betondorp en meent dat hij een tweede Christus is, en zijn vrouw Maria. Tevergeefs tracht hij zich bij verschillende paters op de preekstoel te dringen. Ook voelt hij zich gedrongen een offer te brengen. Daarom tracht hij een van zijn jongste kinderen het raam uit te werpen. Dit leidt tot een gedwongen opname in augustus 1934.

Bij opname spreekt Frederik, die een streng Lutherse achtergrond heeft maar in 1918 vanwege zijn huwelijk katholiek geworden is, langzaam en plechtstatig. “Mijn Vader geeft mij dit alles in.” Zijn vrouw meent hij van de duivel verlost te hebben en hij heeft wonderen gedaan. De verdenking van de buren dat hij zijn kind uit het raam wilde werpen ziet hij als ongegrond. Frederiks woord is liefde. Hij is van de Vader en communist, maar niet zoals men dat in Rusland is. En vegetariër. Sinds een week heeft hij met het katholieke geloof gebroken.

Na meerdere gesprekken tekent zich een dramatische geschiedenis af. De vrouw van Frederik Beerenburg kan al lang niet meer tegen diens gedrag en probeert zich enige dagen voor opname van Frederik met haar kind te verdrinken. Nadat zij daarin verhinderd is, tracht ze wat later uit het raam te springen. In de loop van de daaropvolgende nacht krijgt Frederik definitief het inzicht dat hij Christus is en zijn vrouw Maria. In het ochtendgloren dwingt hij zijn vrouw naar de kerk te gaan. Ook zij wordt nu voor een korte tijd in de kliniek opgenomen.

Na enige tijd verdwijnen Frederiks waandenkbeelden en mag hij weer naar huis. Vrijwel direct start hij weer met preken en profeteren. Zijn vrouw hoeft nu niet meer voor hem te knielen. Wel zegent hij haar regelmatig. Werken gaat Frederik niet meer doen. Dat past een profeet niet. Een en ander leidt tot een heropname binnen een week en de maand daarop het vervoer naar een krankzinnigengesticht. Hier verblijft hij enige maanden en weet een definitieve genezing te veinzen.

Thuisgekomen laat Frederik een baard staan, voert met iedereen diepzinnige gesprekken en toont hij zich een bestrijder van het katholicisme. Hij weet enige tijd aan het werk te blijven, maar verliest dat toch weer. Inmiddels ontwikkelt Frederik de gewoonte in Betondorp in zijn ondergoed de straat op te gaan, waarmee hij zich de bijnaam de Ghandi van Betondorp verwerft. De Ghandi van Betondorp trekt nu ook naar de Amsterdamse Dam, om daar in wit ondergoed, omhuld door een wit gewaad, de armoede van het kapitalisme aan de kaak te stellen. Deze laatste actie leidt tot een hernieuwde opname, waarin hij ontkent dat hij zijn baard heeft laten groeien. God heeft zijn baard laten groeien. Hij wil zich niet langer in dienst van de wereld van het Geld stellen, maar hij weigert ook zich in de grote vuilnisbak van Maatschappelijke Steun te worden geworpen. Aansluitend gaat Frederik tot voedselweigering over.

Na enige dagen komt Frederik tot het inzicht dat hij zich onbehoorlijk gedragen heeft. Hij herstart het tot zich nemen van voedsel en belooft plechtig dat hij zijn kinderen weer naar school zal zenden. Zijn vrouw is veel te goed voor hem. Hij heeft alles verkeerd begrepen en betuigt zijn diepe spijt. Aansluitend kan Frederik daarom op 10 december 1936 weer naar huis. Hij weet zich voor zover bekend verder binnen de lijnen van het maatschappelijk betamelijke te houden, in ieder geval tot 1940; het jaar waarin het boek Over de klinische waarde van het begrip degeneratiepsychosen van P.A.F. van der Spek uitkomt en waarin dit verhaal, in sterk uitgebreide vorm, staat te lezen.

Dat voorlopig wat betreft de Ghandi van Betondorp.

Maartje van Dijk wint de Betondorpse Kunst- en Cultuurtrofee 2022

Prijswinnaars

Afgelopen zaterdag 27 augustus 2022 was Maartje van Dijk degene die de Betondorpse Kunst- en Cultuurprijs won. Deze prijs wordt door een anonieme jury uitgereikt. Maartje, die cultuurhistorische wandelingen in de buurt organiseert, ontving de trofee uit handen van Eric Meursing, die vorig jaar de prijs won met zijn Stichting SKA, tegenwoordig *made-*in-*betondorp genoemd. De wisseltrofee, die dus door een onbekende jury wordt toegewezen, is ontworpen door Aniko Hekmat, pottenbakker en keramiste, en ook woonachtig in Betondorp.

Het betondorp. Nieuws- en advertentieblad voor ’t Landbouwkwartier, Het Betondorp, Diemerbrug en Diemen. Officieel orgaan van Amsterdam-Oost en Het Betondorp

In 1925 verschijnt voor de eerste maal een eigen advertentieblad in Betondorp, genaamd Het betondorp. Nieuws- en advertentieblad voor ’t Landbouwkwartier, Het Betondorp, Diemerbrug en Diemen. Officieel orgaan van Amsterdam-Oost en Het Betondorp. Het IISG heeft nog een nummer uit 1926 ter beschikking. Verder lijkt ieder spoor van deze krant verdwenen.

We nemen het blad hieronder volledig over…

Weekblad Betondorp

Speciaal voor Betondorp verschijnt in november 1970 het eigen Weekblad Betondorp, een uitgave van de Amstellandpers die bijvoorbeeld ook De Nieuwe Diemer uitgeeft. In eerste instantie wordt het blad in een oplage van 5.500 exemplaren huis aan huis verspreid. Het lukte ons tot nu toe niet te achterhalen hoe lang dit weekblad in de lucht is geweest. Het laatste nummer dat het IISG in huis heeft is uit 1995. Misschien heeft iemand nog een oud nummer thuis liggen? Wij houden ons hiervoor van harte aanbevolen…!

Het Weekblad Betondorp zoals dat bij het IISG ligt heeft in ieder geval niets met Betondorp te maken. Het is een advertentieblad gericht op Diemen en Duivendrecht. Er komt geen één advertentie betreffende Betondorp voor en in slechts één artikeltje van een paar regels wordt het dorp genoemd, als meest bejaarden buurt van heel Amsterdam…

Een chauffeur aangerand

Uit De Noord-Ooster, 31 december 1930

Een chauffeur aangerand

De “Tel.” schrijft: Men zal zich nog wel herinneren, hoe aan het eind van Maart j.l. de taxichauffeur Vos, rijdende met een wagen van den Bond van Wergevers in het taxibedrijf, in de gemeente Diemen door onbekenden werd mishandeld. Een zelfde avontuur heeft de 51-jarige chauffeur Tjepkema van dezelfde maatschappij gehad, een avontuur, dat echter heel wat gunstiger afliep dan dat wat Vos meemaakte.

De chauffeur Tjepkema nu heeft aan de politie van het bureau Linnaeusstraat te Amsterdam, verklaard, dat hij op den eersten Kerstdagavond op de Stadhouderskade werd aangeroepen door twee jongelieden van ongeveer 25-jarigen leeftijd. Dit tweetal moest volgens hun mededeelingen naar Halfweg gereden worden. Dat deed Tjepkema, doch op den Haarlemmerdijk, even voor Halfweg, moest worden gestopt en toen trad een derde persoon den wagen binnen. Hij was ongeveer even oud als de anderen. De mannen lieten den chauffeur keeren en gaven nu order naar Weesp te rijden. De wagen reed den Haarlemmerweg weer terug, ging Amsterdam door en de laatste straat van de stad was de Middenweg. Ter hoogte van het Betondorp tikte een der passagiers aan de voorruit, deed het portier open en verklaarde, dat hij wilde afrekenen. De chauffeur zette zijn meter op betalen, toen hij – naar hij verklaarde – achterover werd getrokken. Een der reizigers had hem bij de schouders gegrepen en achterover getrokken. Op dat oogenblik werd hij bewusteloos. Op welke wijze dat gebeurde, vermocht Tjepkema niet te ontraadselen. Het kan door een bedwelmenden geur geweest zijn, doch ook tengevolge van een slag. Ofschoon de behandeling zeer ruw was, kon geen buil of schram op zijn lichaam ontdekt worden.

Toen het slachtoffer bijkwam, lag hij op het trottoir nabij een boom. De taxi was weg en later kwam de man tot de ontdekking, dat ook zijn portemonnaie verdwenen was. Deze had ongeveer f 15 ingehouden. Later is de verdwenen taxi teruggevonden aan de Oudekerkerlaan nabij Duivendrecht. Geconstateerd werd dat de voorbumper licht beschadigd was. Tjepkema beweert, dat toen hij den wagen reed, die beschadiging er nog niet was. De auto is voorloopig door de politie vastgehouden. Het is echter wel zeer twijfelachtig of zij er sporen op zal aantreffen.

Ofschoon het verhaal van den overval fantastisch is, bestaat er geen reden, om aan de verklaringen van den chauffeur te twijfelen. De politie tracht thans te weten te komen of er lieden zijn, die tegen middernacht een taxi op den Middenweg ter hoogte van Betondorp hebben zien staan. Misschien heeft een of andere bestuurder van buslijn A of van de Gooische Tram den wagen gezien.

De politie heeft, in verband met de mededeeling, dat Tjepkema geruimen tijd aan den kant van den weg heeft gelegen, zijn kleding nagekeken. Hoewel het regenachtig weer is geweest, waren geen moddersporen op de jas te zien. Een signalement kan hij niet opgeven. De chauffeur, die na het gebeurde over hoofdpijn klaagde, heeft zich ziek gemeld.

Interview met Margrietha Reinders

Door Rogier Schravendeel

Het is vrijdagmiddag 3 september 2022 en ik zit voor de Avonden in Betondorp op Margrietha Reinders te wachten. Margrietha is nog even in gesprek en het duurt even voor de zich kan losmaken voor het interview dat haar te wachten staat aan de overkant van de straat.

De Avonden

Als Margrietha enkele minuten later aan het tafeltje arriveert, kan het interview beginnen. Wie is Margrietha en wat beweegt haar om als buurtdominee zonder kerk in Betondorp actief te zijn. Er volgt een bijzonder boeiend verhaal.

Ds. Willem Reinders sr.

Margrietha is op 28 juni 1959 geboren in Assen, als oudste dochter van een domineesgezin. Haar jeugd werd getekend door het omkomen in concentratiekamp Bergen Belsen van haar opa, Willem Reinders, de vader van haar vader, die ook predikant was. Reinders, die in de Tweede Wereldoorlog een jaar of vijftig is, heeft als gereformeerde dominee van Sellingen een groot netwerk en ondersteunt het verzet, door onderduikers onder te brengen op diverse boerderijen op het Groningse platteland. Ook geeft hij les in de Engelse taal aan kinderen van het ondergedoken gezin Sachs. Zijn tweede vrouw, Lammechiena Henderika Vroom, helpt mee. De eerste vrouw van dominee Willem Reinders, Margrietha Gesina Melles, is overleden in 1931, enige dagen na de geboorte van haar zoon Wim, de vader van Margrietha. De dominee van Sellingen is zelf boerenzoon, die als enige mocht studeren en na een carrière als schoolmeester op een ‘boefjesschool’ in een moeilijke buurt in Rotterdam, op latere leeftijd in zijn vrije tijd in Kampen theologie studeert en dominee wordt.

Wanneer in april 1944 op station Bedum door het verzet een dodelijke aanslag op SS-er en jager op onderduikers Jannes Luitje Keijer gepleegd wordt, zijn de onvoorziene gevolgen daarvan desastreus. Met medewerking van de Sicherheitsdienst wordt door S.S.-ers een aantal mensen te Bedum geliquideerd. Vervolgens vindt een enorme hoeveelheid razzia’s in de wijde omgeving plaats, waarbij ook opgepakte burgers worden omgebracht.

Begrafenis Jannes Luitje Keijer

Bij een razzia in Vlagtwedde op het onderduikadres bij boer Lammert Huizing op 17 juni 1944 wordt de naam van Reinders op de schriftjes van de kinderen aangetroffen. De dominee wordt gearresteerd en start een lange reis door diverse kampen: via Delfzijl, Vught en Sachsenhausen komt hij uiteindelijk in Bergen Belsen terecht, waar hij in het voorjaar van 1945 zoals zovelen aan vlektyfus overlijdt en in een massagraf verdwijnt.

Het gezin wacht tevergeefs op terugkeer van Willem Reinders, die in 1999 postuum de Yad Vashem-medaille van de staat Israël zal krijgen als ‘rechtvaardige onder de volkeren’.  Wel druppelen geschreven briefjes binnen die Willem her en der uit treinen heeft geworpen, een bijbeltje, de rode driehoek die hij in het kamp had gedragen… Maar vader zelf niet. Opa Willem krijgt postuum een bijna bovenmenselijk formaat in familieverhalen. Het leven van de vader van Margrietha, Willem (Wim) Herman Melle Reinders, die aan het eind van de oorlog een jaar of 14 is, zal volledig door het offer van zijn vader bepaald worden. Er ontstaan in familiekring zelfs rituelen ter herdenking van Willem Reinders tijdens familiedagen. Zo wordt bijvoorbeeld door het hele gezelschap standaard altijd de psalm gezongen die opa zong in Vught. Margrietha realiseert zich later in haar leven dat het gekoesterde voorbeeld van opa Reinders, het doorgaan tot het bittere einde, haar meer getekend heeft dan ze eerder besefte.

De vader en moeder van Margrietha, Elisabeth van Goor (dochter van een gereformeerde aannemer in Hijken), ontmoeten elkaar wanneer Wim naar de zendingsopleiding in Baarn gaat, waar Elisabeth secretaresse is. Wim heeft theologie aan de Amsterdamse VU gestudeerd en wil graag voor de Gereformeerde Kerken naar Indonesië gezonden worden. Maar de situatie voor Nederlandse zendelingen is daar eind jaren vijftig uiterst ongunstig. Indonesië is bezig niet alleen Nederlanders, maar ook Indonesiërs met een Nederlandse affiliatie massaal het land uit te zetten. Het is onder die omstandigheden onmogelijk die kant op te gaan. Daarom wordt vader, die in zijn opleiding het Javaans onder de knie gekregen heeft, na enige jaren predikant te zijn geweest in Hijken en Assen, in 1961 naar Nieuw Nickerie in noordwest Suriname gezonden om voor de Evangelische Broedergemeente (EBG, ooit gesticht door de Moravische Broederschap) te werken onder de Javaanse plantagearbeiders, die daar op vaak eigen sawah’s werken. Margrietha gaat mee, net als jonger zusje Elsje Jane. In Nickerie zal zusje Elisabeth Anne geboren worden.

In Suriname leert Magrietha hoe het is om tot een minderheid te behoren. De schooltijd is niet gemakkelijk voor de enige twee uit Nederland afkomstige meisjes op de Spangenbergschool, die onder leiding van de EBG staat en waar verder alleen creoolse en hindoestaanse kinderen op zitten. De kinderen van een zendeling hebben een zware last op hun schouders; zij dragen mee in de missie van hun ouders. En de missie van de ouders van Margrietha is behoorlijk zwaar. In de geest van grootvader willen zij alles geven en nooit opgeven. Ook al komen zaken soms niet van de grond. De broer van de vader van Margrietha ziet dat trouwens anders. Die kiest bewust een levensweg die afwijkt van de hoge idealen van de grote sterke vader Reinders. Dat leidt dan ook tot een scheiding der wegen in het omgangsleven, die later overigens wel weer enigszins verzoend is. Margrietha heeft trouwens ook heel kostbare herinneringen aan Suriname. Thuis bij vader en moeder was alles goed, en ze herinnert zich nog hoe het was om een middag alleen maar om zich heen te kijken en de kolibri’s om zich heen rond te zien vliegen . In 1966 keert de familie naar Nederland terug. Margrietha is dan zeven.

In 1968 is het eindelijk zover dat Indonesië weer voldoende open gaat om daarheen te trekken. Dat was tenslotte altijd de droom van vader. Hij gaat werken in een wat men dan noemt een ‘minus-gebied’: een gebied met veel armoede, hitte, economische problemen, corruptie, ziektes en ook wel honger. Het hele gezin – er zijn inmiddels vier kinderen – komt mee. Vader ondersteunt allerlei piepkleine kerken in opkomst op Oost Java, soms diep in de rimboe. Het is wel een soort ploegen op de rotsen. Dat is Margrietha, die op onbewuste wijze de missie van haar vader en grootvader heeft overgenomen, ook niet vreemd. Het is een soort radicaal gereformeerd-zijn, een evangelie dat je moet doen tot de laatste consequentie, en niet alleen moet spreken. Niet zeggen maar doen en de weg van Jezus volgen. Met de armen als bondgenoten de moeilijkste plekken opzoeken. Maar haar vader is in zijn gedrevenheid  ook een eenzaam mens. Vanwege het oorlogstrauma is hij een van de eerste patiënten van professor Bastiaans, die het heeft over een ‘zelfbeheersingspantser’ dat doorbroken moet worden. Het is de vraag of dat ooit gelukt is. Vader is bezeten door een soort schuldgevoel ten opzichte van zijn vader en het verhaal van diens opoffering blijft op bijna dwangmatige en onontkoombare manier terugkomen in alles wat hij doet.

De tijd in Indonesië is een moeilijke maar prachtige tijd, waar Margrietha veel herinneringen aan heeft. Natuurlijk krijgt het gezin allerlei ziektes, bloedarmoede en malaria. Het gezin gaat er bijna onderdoor. Maar er is een sfeer van hoop en toekomst. Vader rijdt met de Landrover naar allerlei dorpjes in het achterland, waar kleine kerkjes zijn ontstaan die hij bemoedigt. “Ik heb de armoede in de ogen gezien.” Er is vaak niets te eten, maar de onderlinge solidariteit zorgt dat de mensen samen overleven. Het is de sfeer van het boek The Poisonwood Bible, een bestseller uit 1999 van Barbara Kingsolver, over een Amerikaanse familie met een Southern Baptist-achtergrond die naar Congo gaat en daar zowel de culturele verschillen als overeenkomsten tussen mensen grondig leert kennen. Er hoort voor Margrietha een soort basisvreugde bij deze periode: God is er voor iedereen! Het is de bedoeling dat vader de kleine gemeentes tot zelfstandigheid gaat opleiden, maar vooral is hij ook bezig met de sociaal-economische omstandigheden in de arme gebieden van Oost Java. Vader gaat helpen gewassen te kweken, waterputten slaan, vissers helpen eigen boten te krijgen tegen het oprukkend kapitalisme van Japanse trailers… Maar veel wat met goede hoop en gezamenlijk wordt opgestart, breekt weer bij de handen af.

De opdrachtgever van vader zijn de Gereformeerde Kerken in Nederland, en die kunnen zich moeilijk verplaatsen in het pionierswerk in Indonesië, dat vooral te maken heeft met veel corruptie, waardoor de armen zich uiteindelijk steeds niet uit de krabbenmand weten te werken. Margrietha krijgt oog voor de internationale misstanden, waarbij het grootkapitaal samen met de plaatselijke elite de armen er onder houdt en exploiteert. De kerken inmiddels denken er het hunne van en eisen resultaat. Maar ondanks al dat harde werken worden er nauwelijks planmatige resultaten geboekt. Als er eens iets lukt is dat meer een kwestie van een gelukkig moment, ‘uno momento dado’ zou Johan Cruijff gezegd hebben. Planmatig valt er echter weinig te bereiken op Oost Java en op een gegeven moment is vader Reinders er moe van en komt weer terug naar Nederland. Hij trekt zich als dominee terug in Ten Boer en wil niets meer met de Gereformeerde missionaire wereld te maken hebben, die hem in zijn beleving gesloopt heeft. Margrietha herkent hier veel in. Zijn carrière sluit vader af in Amsterdam, onder andere bij de Pniëlkerk, waar hij tot religieuze oecumene met moslims in de buurt probeert te komen. Maar hij is zijn tijd vooruit en de kerkelijke élite is hier nog niet aan toe. Vader eindigt zijn loopbaan bij de Gereja Kristen Indonesia Nederland, een tweetalige kerk en een van de eerste migrantenkerken in Nederland.

Als Margrietha een jaar of 15 is, realiseert ze zich dat ze ook in de voetsporen van vader en grootvader wil treden. Op dat moment zit ze niet meer in Indonesië, maar bij pleegouders in Olst. De meisjes zijn voor hun middelbare schoolopleiding naar Nederland gestuurd. Het gevoel is van grote verlatenheid en eenzaamheid. Ze missen hun ouders en alle totaalzingeving daaromheen enorm, maar ze zien de gedwongen scheiding ook als een offer dat ze kunnen brengen voor hun ouders, voor de missie. Margrietha besluit theologie te gaan studeren in Groningen. Het is een gelukkige tijd. Margrietha komt hier tot ontplooiing en leert zich een geliefd mens te voelen. Het is een kleine faculteit en het voelt veilig. En ze weet ook al vrij spoedig wat ze wil: werken bij de Nassaukerk in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. De Gereformeerde Nassaukerk is een kerk die bekend staat als kerk voor de buurt, en nog wel in de Staatsliedenbuurt, een van de moeilijkste buurten van Nederland, met veel armoede, heroïneverslaving en een sterke en militante kraakbeweging, waar schrijver van dit interview in deze periode nog kortstondig mee geaffilieerd was. In 1987 wordt Margrietha aangenomen uit vele sollicitanten als jeugdwerker, en in 1989 wordt ze er dominee. Ze werkt daar veel samen met Ricus Dullaert, de kapelaan van de Rooms Katholieke kerk. Het gebouw van de Nassuakerk wordt door de Werkgroep Kerk en Buurt als het ware binnenste buiten gekeerd: volledig op de buurt gericht. Eerst kan de buurt koffie komen drinken, dan ontstaat het inloophuis, een kringloopwinkel, worden ontbijten aangeboden, kortom de Nassaukerk wordt volledig kerk voor de buurt.

In 1997 vindt Margrietha dat ze zich nu lang genoeg ingezet heeft voor de Nassaukerk en gaat even twee jaar in retraite om uit te rusten. Ze is uitgeput van het harde werken, met een grenzeloze drive om de wereld te veranderen zoals haar vader, en tot het al dan niet bittere eind, zoals haar opa. Het is haar man, die inmiddels van basisarts arts is geworden, die nu voor de inkomsten zorgt. Dan wordt ze in 1999 gevraagd om pastor te worden voor de kinderkliniek van de VU. Het is een totaal andere omgeving dan ze gewend is. De kinderen die langere tijd in de kliniek verblijven zijn vaak doodziek en ook wel stervende. De ouders zitten er vaak machteloos bij. Margrietha leert hier iets heel belangrijks: het gaat uiteindelijk niet om resultaat. Heel veel doen is niet zaligmakend, maar er zijn voor mensen, ook in de dodelijkste nood. Intussen doopt en zegent ze kindjes en heeft samen met ouders en kinderen te maken met allerlei verdrietigheden. Het is een bijzondere tijd die tien jaar duurt. Dan wordt het weer tijd iets anders te gaan doen. Er ontstaat een arbeidsconflict over de te volgen koers met de leidinggevende en Margrietha vertrekt, met opgeheven hoofd. Er wordt vrij spoedig weer een beroep op haar gedaan. Dit keer gaat het om het stichten van een pioniersgemeente in een buurt waar de kerk praktisch verdwenen is: in Amsterdam Oud  West. De naam van de kerkplanting wordt Heilig Vuur West. We schrijven 2009: in die tijd is de Protestantse Kerk Nederland, die met een ernstige vergrijzing te maken heeft, aan het onderzoeken op welke wijze ze zich zou kunnen vernieuwen.

Heilig Vuur West is een enorm succes. Margrietha komt in allerlei landelijke media aan het woord, waaronder in veel grote kranten en ook op televisie. De pionier heeft als doelstelling op termijn een christelijke gemeenschap te stichten, maar zit niet vast aan de verouderde kerkelijke structuren, is het idee. Margrietha voert de opdracht met vuur uit en de pioniersgemeente, die uitgaat van de Nassaukerk, is een voorbeeld voor heel kerkelijk Nederland. In de praktijk begint Margrietha zonder ruimte en schuift aan bij Stichting Burenhulp aan de Kanaalstraat. Van daaruit begint ze een Bijbelcafé, in eerste instantie in Café Alverna aan de Bilderdijkstraat. Een volgende stap is het betrekken van een ruimte in een gebouw op het voormalig Wilhelmina Gasthuisterrein, de Arie Biemondstraat 103.

Margrietha vindt nu dat de pioniersplaats voldoende vorm heeft gekregen en besluit de pioniersplek aan een opvolger door te geven en weer de pioniersfase in te stappen op een andere plek in Amsterdam. Dat wordt Betondorp, waar Margrietha in 2016 voor de PKN-kerk De Bron de pioniersplek Betondorp Bloeit start. Kan je een gemeenschap, een christelijke gemeenschap vestigen in een buurt waar geen kerk is? Baseer je dan op saamhorigheid. Margrietha komt wel gewoon als dominee, want dat is ze. Maar het doel is dat mensen het gevoel krijgen dat er er mogen zijn. Betondorp Bloeit wil een veilige plaats in Betondorp zijn, waar mensen zoals ze zijn onvoorwaardelijk waardering en liefde krijgen. Het maakt niet uit of ze gelovig zijn of niet. Margrietha hoopt daarbij wel dat de mensen enige relevantie ervaren bij de weg die Jezus gegaan is en wil de mensen ook uitnodigen die weg te gaan, zich gevend aan anderen. Maar er zijn heel veel manieren om die weg te lopen.

“Ik vind dat het heel goed gaat. Een groeiende groep voelt zich thuis bij de activiteiten van Betondorp Bloeit.” Margrietha streeft vurig maatschappelijke gerechtigheid na. Ze wil naast mensen zitten die het moeilijk hebben en in de pinarie zitten. Werken van barmhardigheid. Wat Margrietha ook graag wil is werken aan de gemeenschapsvorming in de buurt. Dat hoort 100% bij haar missie. “Het is niet te doen om iedereen hier op te noemen die een belangrijke rol in de buurt speelt. Als ik toch wat namen moet noemen van mensen met wie ik heel graag samenwerk, dan noem ik in ieder geval Eric Meursing van SKA, Eugene Weusten van Betondorp Live!, Liesbeth Stoffer met wie ik coronatijd zoveel mensen eten heb kunnen geven, natuurlijk Carleen de Lange van Stichting Veerkrachtig Betondorp, Rody Hofkamp van de Partij van de Dialoog, Andy Knijpinga van Stichting Maatwerk, Antoinette en Jo-Ann van Dynamo, politieagent Monique, Hinke, de mensen van Participatie Betondorp en iedereen die ik nu vergeet te noemen. Ik verheug me trouwens ook erg op het Bessenfeest dat binnenkort weer in Betondorp georganiseerd wordt.”

We willen Margrietha hartelijk danken voor dit uiterst boeiende gesprek. Wie meer wil weten, kan even een kijkje nemen op de website http://betondorpbloeit.nl. En kom een keertje langs in het Brinkhuis, waar Margrietha inmiddels een plekje veroverd heeft!