Het Landbouwkwartier

In 1925 wordt Betondorp het Landbouwkwartier genoemd. Dit is bijvoorbeeld het geval in 1925, wanneer de Bond van Ambtenaren in dienst van de Nederlandsche Spoorwegen het heeft over het opnemen van het Landbouwkwartier in de loonkring van Amsterdam. Ook een lokaal advertentiekrantje uit 1925 spreekt over het Landbouwkwartier. Zelfs in vergaderingen van de Gemeenteraad van dat jaar komt de term voor. Wonderlijk is dat de term na 1925 volledig verdwenen is uit de media en niet meer voor Betondorp gebruikt wordt.

Pacifisten hinderen ds. v.d. Heide

Uit de Nieuwe Schiedamsche Courant van 30 november 1932

Albert van der Heide (1872-1953), de ‘rode dominee’

ONTWAPENAARS IN ACTIE.

Pacifisten hinderen ds. v.d. Heide

Men herinnert zich, hoe eenigen tijd geleden het soc. dem. Tweede Kamerlid ds. A. v.d. Heide door dienstweigeraars, die de hymne “Breekt de zwaarden over de knie” aanhieven, van een spreekgestoelte werd verdreven. De vredelievende elementen hebben het blijkbaar stevig op den vrijzinnigen predikant gemunt en verstoren nu zelfs de godsdienstoefeningen, waarin hij optreedt.

Zondagmorgen vervulde ds. v.d. Heide een spreekbeurt voor vrijzinnig protestanten in Watergraafsmeer [en wel in Betondorp, redactie] . Men deelde nu aan de soc. dem. pers mee, dat deze godsdienstige bijeenkomst op hoogst onbehoorlijke wijze is verstoord door een twintigtal anti-militaristische voorstanders van de persoonlijke dienstweigering, die zich tot taak schijnen te hebben gesteld ds. van der Heider, waar hij als spreker of predikant optreedt, lastig te vallen.

Tijdens de preek van ds. v.d. Heide, begon plotseling een aantal jongelingen in spreekkoor kabaal te maken. Hierdoor ontstond een groote consternatie en een deel van de aanwezigen reageerde op die ordeverstoring o.a. door op in de koor geroepen vraag: Waar behooren de dienstweigeraard? te antwoorden: “In de gevangenis” en “In Veenhuizen”.

Inmiddels werd politiehulp ingeroepen en toen een paar agenten verschenen, verlieten ongeveer twintig personen vrijwillig de zaal. De politie schijnt tegen geen der ordeverstoorders proces-verbaal te hebben opgemaakt, maar bleef toezicht houden.

Ds. v.d. Heide vervolgde toen zijn toespraak, maar toen hij constateerde dat de rust was teruggekeerd stonden opnieuw twee lieden op die iets schreeuwden.

Toen dit tweetal verwijderd was, kon de soc. dem. predikant rustig doorspreken. Inmiddels schijnen de vredelievende dienstweigeraars ook al pacifisten van een eigenaardig soort te zijn!

In De arbeider; socialistisch weekblad voor de provincie Groningen. is in de uitgave van 24 december 1932 een nabeschouwing op het gebeuren te vinden.

Ds. A. v.d. Heide en de dienstweigeraars

Zooals bekend, werd eenige weken geleden in een godsdienstige samenkomst in het Betondorp te Amsterdam door een aantal geestverwanten geprotesteerd tegen Ds. v.d. Heide, wegens de aangenomen houding tegenover de dienstweigeraars in de strafgevangenis te Scheveningen. Van dit gebeurde werd, behalve in de revolutionaire pers, ook bekendheid gegeven in “Het Algem. Handelsblad” en “Het Volk”. Terwijl echter het Handelsblad zonder eenig commentaar een bloote vermelding der feiten gaf, plaatste “Het Volk” van diezelfde gegevens scheeve en onware berichten. “Het Volk” sprak van “verstoring op hoogst onbehoorlijke wijze”, van herrie schoppen”, “kabaal” enz.

Eenigen tijd later verschenen echter berichten in het buurtorgaan “Ons Weekblad” waarin op juiste wijze een relaas werd gegeven van het gebeurde, ook met vermelding van de geuite woorden door onze geestverwanten, gevolgd door een verklaring, waarom een dergelijke wijze van protesteeren werd toegepast. Uit het relaas bleek ook, dat het protest op waardige wijze had plaats gevonden.

Intusschen bleek echter, dat “Het Volk” door zijn scheeve voorstelling nog steun had gevonden in een partijgenoote, L. v.d. B. uit Stompetoren, die het ook voor Ds. v.d. Heide opnam en de afstraffing van de dienstweigeraars goedkeurde onder het motto: de dienstweigeraars hadden de bevelen van de bewakers niet opgevolgd.

Terwijl het hier toch blijkt dat “Het Volk” steeds openstaat voor berichtgeving en beoordeeling van totaal onkundigen, die van het geheele geval niets begrijpen en dan naar aanleiding van gestook in “Het Volk” naar de pen grijpen, was het onmogelijk eenige polemiek in hetzelfde arbeidersorgaan te voeren. Wij laten hier het geweigerde ingezonden stuk volgen, alsook het antwoord van de redactie van “Het Volk”.

Het ingezonden stuk luidde als volgt:

“In het avondblad van 3 dezer vind in onder het opschrift “Herriemakende dienstweigeraars” een stukje, waarin Mevr. v.d. W.-d. B toegeeft, dat er indertijd gevangen dienstweigeraars door bewakers geslagen zijn, in welke zaak ook Ds. v.d. Heide betrokken was. Aan het slot zegt zij: Ds. v.d. H. heeft gelijk in deze zaak, nadat zij eerst heeft doen uitkomen, dat de geslagen dienstweigeraars opstandig geweest waren. Moet ik hieruit nu opmaken dat verzet tegen aangedaan onrecht niet goed is, dat het niet alleen volgens de wet strafbaar is, maar ook volgens sociaal-democratische moraal?

Ik weet het niet meer, want onlangs zei “Wakker” voor de Vara-microfoon tegen “Tropenduit” dat wij verzet moeten kweeken. Maar zelfs als we het verzet moeten smoren of in andere banen moeten leiden, blijft het dan niet laf om weerlooze gevangenen te slaan?”

Het antwoord van de redactie van “Het Volk” luidde alsvolgt:

“Uiteraard is de bedoeling, dat de herriemakers niet anders dan met eenig geweld tot de orde konden worden gebracht. Er bestaat dus geen aanleiding het hierbij teruggaande op te nemen.”

Hieruit blijkt dus duidelijk, welke houding het zich noemende arbeidersblad aanneemt tegenover een zoo belangrijke kwestie als het dienstweigeringsvraagstuk, waar toch de geheele samenleving, wetens of onwetens, belang bij heeft.

De sociaal-democratische beweging steunt de pogingen van een afgevaardigde in de Tweede Kamer, die als bijbaantje dominee en regent van een gevangenis is, om de dienstweigeraars te nekkenn. De sociaal-democratische pers stelt zijn kolommen ter beschikking om allerlei onware beschuldigingen en onwaarheden te vermelden, maar weigert een polemiek te openen met de dienstweigeraars, die aan den lijve de behandeling, uitgevoerd onder toezicht van Ds. v.d. Heide, hebben ondervonden, benevens met personen, die aanwezig zijn geweest bij de uitingen van protest. De sociaal-democratische pers zwijgt en blijft zwijgen, ondanks berichten in “Ons Weekblad”, welk blad toch niet het streven van de dienstweigeraars voorstaat.

Wij hebben ons verplicht gevoeld in het belang van de dienstweigeraars en van de geheel anti-militaristische beweging bekendheid te geven aan de feiten, betrekking hebbende op het protest.

Wij zullen voortgaan het masker af te rukken van het zoogenaamd anti-militaristisch gedoe van de sociaal-democratische beweging, waardoor instituten worden opgericht als de Nat. Vredescentrale.

Ons parool blijft: overal waar zulks mogelijk blijft, de aandacht te vestigen op de dienstweigeraars, onder de leuze: de dienstweigeraars moeten vrij.

Dankend voor de verleende plaatsruimte. Namens het Comité van protest tegen Ds. v.d. Heide.

L.S.

Helaas wisten wij noch de locatie in Betondorp van de hierboven beschreven protesten te vinden (mogelijk in het Verenigingsgebouw?) noch Ons Weekblad te achterhalen.

Het kankeren der syndicalisten

Uit het Algemeen Handelsblad van 15 juni 1923

De gesalarieerden der syndicalistische bouwvakorganisaties hebben hunne actie ook uitgestrekt tot den gemeentelijken woningbouw. Zij bezoeken dagelijks de werken voor het in voormalig Watergraafsmeer te stichten Betondorp, spreken, in de arbeidsuren, met het werkvolk, “kankeren” en zetten dag aan dag dien verheven arbeid voort.

Zij hebben al gepoogd, op een in de middagschaft bij het werk gehouden vergadering, dien betonbouw te doen stopzetten onder den eisch van een “gelijkheidsloon” van f 57 1/2 per week. Tot nu toe lukte het niet, doch als de gemeentelijke overheid kalm toelaat, dat die bezoldigde agitatoren ieder uur van den dag het werk bezoeken, wordt het hun al te gemakkelijk gemaakt. Wanneer ons gemeentebestuur wil verhinderen dat wederom groote stagnatie in den woningbouw ontstaat en de regeering het verleenen van voorschotten opschort tot de normale toestand is weergekeerd, zal zij zulk bedrijf op de werken dienen te voorkomen.

Dit geldt niet alleen voor de gemeentelijken, doch ook voor den particulieren woningbouw. Er is vrijheid om te staken, doch ook om te werken. En die werken wil, dient door het openbaar gezag te worden beschermd!

Een vreemde kostganger

De heer J.B. is in 1963 op 69-jarige leeftijd al enige jaren kostganger in de Veeteeltstraat bij de 67-jarige mevrouw J.C.M. van der Stek, die al 29 jaar op dit adres woonachtig is en sinds vijf jaar weduwe is. Alhoewel de man al een tijdje aan het uitkijken is naar een ander kosthuis, is de verhouding tussen beiden volgens de buren redelijk te noemen. Wel zijn er soms luidruchtige ruzies wat betreft het al dan niet roken in huis, het al dan niet planten van plantjes in de tuin en andere kleinigheden.

Toch moet er tijdens de Pinksterdagen dat jaar iets ontzettend mis zijn gegaan. Wanneer de buren al een aantal dagen geen teken van leven meer zien, besluit buurman de Jong over het muurtje te stappen en via de achtertuin polshoogte te nemen. Wat hij aantreft valt niet mee. Mevrouw van der Stek ligt dood op de grond, gewurgd met een electriciteitssnoer. De heer J.B. op zijn beurt heeft zich in de deuropening van de keuken naar de gang opgehangen.

Op tafel wordt een briefje aangetroffen in het handschrift van B. met als tekst “Het is toch nooit goed, wij zijn eruit gestapt”, met een lange lijst namen van familieleden die op de hoogte gesteld moeten worden, met de adressen erbij. Het blijft echter de vraag in hoeverre de vrouw vrijwillig de dood ingegaan is, omdat zij tevens een ernstige hoofdwond vertoont.

Volgens de buren had mevrouw van der Stek de heer J.B., die zij via een advertentie ontmoet zou hebben, al diverse malen verzocht het huis te verlaten. Deze was daartoe echter steeds niet bereid gebleken. Nu verlaten beiden gezamenlijk het huis; als stoffelijke overschotten weliswaar. De exacte gang van zaken in die Pinksterdagen van 1963 is, zover uw redactie bekend is, nooit veel duidelijker geworden.

Het drama werd ontdekt door de 32-jarige schoenmaker H. de Jong, die zijn werkplaats en winkel naast de woning van de weduwe, op de hoek Middenweg-Veeteeltstraat had. Toen de schoenmaker via een spleet in de dichtgeschoven gordijnen in de keuken keek, zag hij de vrouw achterover op de keukenvloer liggen en de man aan een touw hangen, dat was bevestigd aan een spijker in de deuropening tussen de keuken en de gang. De schoenmaker alarmeerde toen direct de politie.

Lekker fris

Uit een interview met Milly Willert in het Algemeen Dagblad, 12 oktober 1971

Op het toneel, dat heb ik altijd al gewild, sinds mijn jeugd in het Amsterdamse Betondorp. Ik ben altijd opgetrokken met Kareltje en Gerardje van het Reve, oh, dat waren van die leuke, humoristische jochies. Mijn vader zat in het reclame-vak en hij sympathiseerde met de communisten omdat hij de SDAP niet links genoeg vond.

Dus ik zat net als Gerardje en Kareltje bij de communistische jeugd, bij de Vrolijke Brigade, een soort circus Elleboog uit die tijd. Ik trok altijd met die jongens op omdat ze wat zelfstandiger waren.

Ja, zeg, die Karel is nu professor, maar als jochie van zo’n jaar of twaalf kon hij erg geestige dingen zeggen. Ik moest daar altijd vreselijk om lachen en op een gegeven moment werd ik door de leidster uit de Vrolijke Brigade gezet omdat ik weer met Kareltje in de weer was. Flirten noemde ze dat. Ik wist niet eens wat dat betekende. Trouwens Gerard had toen ook al een absurd geboel voor humor. Hij heeft een keer zijn eigen urine opgedronken. Lekker fris, zei hij, en wij maar lachen.

Interview met Maartje van Dijk

Ik ontmoet Maartje bij De Avonden. Maartje is geboren in 1972 in ´s-Hertogenbosch. Als Maartje nog maar 1 jaar oud is, verhuist ze met haar ouders naar een nieuwbouwwijk in Boxtel. Haar vader is antiekrestaurateur, zijn bedrijf is gevestigd in een oude melkfabriek. Het zijn de jaren zeventig en tachtig. Maartje zit vaak in opzichterhokje bovenin de fabriek, van waaruit ze alles kan overzien. Beneden is een soort uitdragerij gevestigd: oude auto’s, hele kerkinterieuren. Er scharrelt wat personeel rond. Het is heel fijn om in de ruimte rond te lopen. Soms vindt ze een dode vleermuis. Die doet ze dan in een potje. Verder liggen er potloden en schildersspullen. Maartje mag borden maken voor vader. Het is een fijne jeugd die Maartje met haar beide ouders doormaakt, zij wonen nog altijd in Boxtel.

Boxtel-Eindhoven-Utrecht-Amsterdam

Na de HAVO in Boxtel gaat Maartje naar het VWO in Eindhoven. In 1991 gaat ze studeren in Utrecht; ze kiest voor de studie kunstgeschiedenis. Welhaast een logisch vervolg op het omgaan met kunstvoorwerpen uit het verleden. Tijdens een zomervakantie ontmoet ze een jongen die in Den Haag studeert en woont, ze worden verliefd. In de daaropvolgende jaren pendelt Maartje met haar OV-jaarkaart tussen Utrecht en Den Haag. Tegen het einde van haar studie zetten Maartje en haar vriend een grote stap; ze kopen hun eerste woning in Amsterdam Oud-West.

Afstuderen

Het is tevens de periode dat Maartje moet afstuderen. Zij doet dat door met een aantal studenten onder leiding van een bezielende docente een tentoonstelling in te richten in het Utrechtse museum Catharijnenconvent genaamd ‘Leven na de dood’. Gedenken in de late Middeleeuwen, een tentoonstelling die het maar liefst tot 2020 uit weet te houden. Maartje houdt zich voor de tentoonstelling bezig met de Middeleeuwse broederschappen en gildes: hoe laten zij zich ter herdenking in kerken afbeelden? Maartje gebruikt vooral materiaal uit de Zuidelijke Nederlanden, omdat er in de Noordelijke Nederlanden na de protestantse beeldenstormen in de zestiende eeuw weinig meer over is gebleven.

Het afstuderen is een heerlijke creatieve tijd, na het afronden van de afstudeerscriptie is Maartje klaar voor de arbeidsmarkt. Het valt nog niet mee om een passende baan te vinden. Na enige omzwervingen wordt Maartje in 1997 medewerker van het Anne Frankhuis en is dat vandaag de dag nog.

Watergraafsmeer

In 2002 wordt haar dochter Lara geboren en in 2005 haar zoon Mats, in dat laatste jaar verhuist het gezin naar de Watergraafsmeer en betrekt een oud winkelpand in de Wakkerstraat dat eigenhandig wordt omgetoverd tot woonruimte. In de loop der jaren passeren allerlei creatieve bezigheden de revue; zo studeert Maartje drie jaar voor goudsmid en ze opent webwinkel Juffrouw Stip, een onderneming waarmee ze creatieve knutselpakketjes voor kinderen verkoopt. Het is een komen en gaan van ouders en kinderen aan de huisdeur in Oud Watergraafsmeer.

Betondorp

In 2018 verhuist Maartje met haar kinderen naar Betondorp, de relatie met de vader van kinderen is spijtig genoeg op de klippen gelopen. Maartje is dolgelukkig dat het gelukt is om de bovenwoning in de Veeteeltstraat te bemachtigen waar ze haar oog op had laten vallen. Zij voelt zich meteen thuis in de buurt. Het is met name het dorpse karakter van Betondorp dat haar aanstaat. Zo wordt ze bijvoorbeeld op een heel warme manier door de buurvrouw welkom geheten. Betondorp voelt voor Maartje als een warm bad; Amsterdam is steeds drukker geworden, maar hier is nog rust. Ze leert snel mensen kennen en doet mee met de Zuiveltuin, waar ze haar eigen moestuintje heeft. En de architectuur van Betondorp was voor de kunsthistorica een openbaring. Meer en meer verdiepte ze zich in de culturele, architectonische en sociale geschiedenis van de wijk. De vaardigheden die ze in haar studie tot in de puntjes had verfijnd kwamen hierbij goed van pas; van brononderzoek en interviews tot gewoon een praatje met bewoners in de buurt; haar enthousiasme voor het uitzoeken van de culturele geschiedenis van de buurt werd aangewakkerd. Zo ontstonden de eerste gedachten om anderen er middels rondleidingen over te gaan vertellen.

Rondleidingen

Maartje weet nog goed hoe ze met Eugene en Naomi van Betondorp Live! in aanraking kwam. Die hadden bij de renovatie van de Brink alle overgebleven roosjes in hun tuin gezet. Iedereen die dat wilde mocht er een komen ophalen. Zo ook Maartje, die de stoute schoenen aantrok en vroeg of er wellicht behoefte in de buurt zou zijn aan begeleide rondwandelingen door Betondorp, tijdens de Brink op Zaterdag of bij andere evenementen. Haar idee viel in goede aarde en zo werden de eerste rondleidingen gekoppeld aan het marktje, te beginnen in 2020. Al vrij snel na de start gooide COVID-19 roet in het eten, maar sinds de beperkingen begin dit jaar (2022) zijn opgeheven verzorgde Maartje al meer dan 15 wandelingen met grote of kleinere groepen. Ze wordt vooral gevonden via het internet door mensen met belangstelling voor de architectuur en de geschiedenis van Betondorp. De wandeling kent in principe een vaste opbouw en kost 13,50 euro voor anderhalf uur.

Maartje: ‘Het is heel dankbaar om rondleidingen te geven. De wandeling betekent veel voor mensen,  bijvoorbeeld (oud-)inwoners die hier ooit geboren zijn. En het mooiste is: je krijgt veel verhalen terug, ook van mensen die al heel lang in Betondorp wonen.’ 

Publicatie van een boek

Maartje is inmiddels zo’n kenner geworden van de geschiedenis van Betondorp, dat ze de start heeft gemaakt met het schrijven van een boek over de wijk. In haar boek wil ze een breed publiek vertellen over de prachtige geschiedenis van Betondorp; van de socialistische uitgangspunten en de ligging buiten de stad, tot de betonbouw en de architecten. Het boek moet in 2024 bij het 100-jarig bestaan van Betondorp verschijnen.

Wij wensen Maartje heel veel succes bij het organiseren van wandelingen en we zien uit naar het lezen van het boek over Betondorp, 

Graag wijzen we ook op de websites van Maartje: 

Studio Maartje van Dijk – linoleumsneden & rondleidingen

Rondleidingen Betondorp – Startpagina | Facebook

Maartje van Dijk | Facebook

Rogier Schravendeel

Tuindorp Watergraafsmeer in plaats van Betondorp

J.C. Compaan krijgt op 12 januari 1966 ruimte voor een ingezonden stukje in het Algemeen Handelsblad.

Tuindorp Watergraafsmeer

In uw rubriek : Onder de Keizerskroon” van 8 dezer worden enige opmerkingen gemaakt over het lang blijven hangen van reeds lang afgeschafte of verouderde namen van straten, buurten enz. De in bedoelde rubriek gegeven voorbeelden kunnen nog wel worden aangevuld. Het Tuindorp Watergraafsmeer bijv. wordt door ontelbaar velen, ook onlangs nog duur uw blad, nog steeds aangeduid met de lelijke naam “Betondorp”. Deze naam is echter reeds enige tientallen jaren geleden afgeschaft. Het indertijd bestaande plan om hier betonnen huizen te bouwen is slechts zeer gedeeltelijk uitgevoerd en de toen gebouwde betonnen huizen vormen slechts een klein gedeelte van het tegenwoordige Tuindorp Watergraafsmeer.

Merkwaardig is dat zelfs sommige gemeentelijke instanties nog steeds de volkomen onjuiste benaming “Betondorp” blijven hanteren.

J.C. COMPAAN

Huurverhoging

In 1980 wordt er hard onderhandeld door Jan Schaeffer, de Amsterdamse wethouder, en Minister Blokland van Huisvesting en Ruimtelijke Ordening. De renovatie van Betondorp kost geld, erg veel geld, en het Rijk draagt bij. Voorwaarde is wel dat de huren in Betondorp omhoog gaan, gebaseerd op een redelijke marktwaarde. Jan Schaeffer op zijn beurt probeert er zoveel mogelijk voor de Amsterdamse huurders uit te halen.

Men wordt het uiteindelijk eens op een richtlijn per 1 juli 1983 voor de gerenoveerde Betondorpse woningen van fl. 271-314 voor woningen met gemiddeld 2,2 verblijfseenheden, en fl. 423 voor woningen met gemiddeld 4,5 verblijfseenheden. Daarbij komt nog de 6 % huurverhoging die in 1980 zal worden geheven. Daarmee stijgen de huren aanmerkelijk en moet de gemiddelde Betondorper de broekriem gaan aantrekken. Het is crisis, ook in Betondorp.

Interview met Margrietha Reinders

Door Rogier Schravendeel

Het is vrijdagmiddag 3 september 2022 en ik zit voor de Avonden in Betondorp op Margrietha Reinders te wachten. Margrietha is nog even in gesprek en het duurt even voor de zich kan losmaken voor het interview dat haar te wachten staat aan de overkant van de straat.

De Avonden

Als Margrietha enkele minuten later aan het tafeltje arriveert, kan het interview beginnen. Wie is Margrietha en wat beweegt haar om als buurtdominee zonder kerk in Betondorp actief te zijn. Er volgt een bijzonder boeiend verhaal.

Ds. Willem Reinders sr.

Margrietha is op 28 juni 1959 geboren in Assen, als oudste dochter van een domineesgezin. Haar jeugd werd getekend door het omkomen in concentratiekamp Bergen Belsen van haar opa, Willem Reinders, de vader van haar vader, die ook predikant was. Reinders, die in de Tweede Wereldoorlog een jaar of vijftig is, heeft als gereformeerde dominee van Sellingen een groot netwerk en ondersteunt het verzet, door onderduikers onder te brengen op diverse boerderijen op het Groningse platteland. Ook geeft hij les in de Engelse taal aan kinderen van het ondergedoken gezin Sachs. Zijn tweede vrouw, Lammechiena Henderika Vroom, helpt mee. De eerste vrouw van dominee Willem Reinders, Margrietha Gesina Melles, is overleden in 1931, enige dagen na de geboorte van haar zoon Wim, de vader van Margrietha. De dominee van Sellingen is zelf boerenzoon, die als enige mocht studeren en na een carrière als schoolmeester op een ‘boefjesschool’ in een moeilijke buurt in Rotterdam, op latere leeftijd in zijn vrije tijd in Kampen theologie studeert en dominee wordt.

Wanneer in april 1944 op station Bedum door het verzet een dodelijke aanslag op SS-er en jager op onderduikers Jannes Luitje Keijer gepleegd wordt, zijn de onvoorziene gevolgen daarvan desastreus. Met medewerking van de Sicherheitsdienst wordt door S.S.-ers een aantal mensen te Bedum geliquideerd. Vervolgens vindt een enorme hoeveelheid razzia’s in de wijde omgeving plaats, waarbij ook opgepakte burgers worden omgebracht.

Begrafenis Jannes Luitje Keijer

Bij een razzia in Vlagtwedde op het onderduikadres bij boer Lammert Huizing op 17 juni 1944 wordt de naam van Reinders op de schriftjes van de kinderen aangetroffen. De dominee wordt gearresteerd en start een lange reis door diverse kampen: via Delfzijl, Vught en Sachsenhausen komt hij uiteindelijk in Bergen Belsen terecht, waar hij in het voorjaar van 1945 zoals zovelen aan vlektyfus overlijdt en in een massagraf verdwijnt.

Het gezin wacht tevergeefs op terugkeer van Willem Reinders, die in 1999 postuum de Yad Vashem-medaille van de staat Israël zal krijgen als ‘rechtvaardige onder de volkeren’.  Wel druppelen geschreven briefjes binnen die Willem her en der uit treinen heeft geworpen, een bijbeltje, de rode driehoek die hij in het kamp had gedragen… Maar vader zelf niet. Opa Willem krijgt postuum een bijna bovenmenselijk formaat in familieverhalen. Het leven van de vader van Margrietha, Willem (Wim) Herman Melle Reinders, die aan het eind van de oorlog een jaar of 14 is, zal volledig door het offer van zijn vader bepaald worden. Er ontstaan in familiekring zelfs rituelen ter herdenking van Willem Reinders tijdens familiedagen. Zo wordt bijvoorbeeld door het hele gezelschap standaard altijd de psalm gezongen die opa zong in Vught. Margrietha realiseert zich later in haar leven dat het gekoesterde voorbeeld van opa Reinders, het doorgaan tot het bittere einde, haar meer getekend heeft dan ze eerder besefte.

De vader en moeder van Margrietha, Elisabeth van Goor (dochter van een gereformeerde aannemer in Hijken), ontmoeten elkaar wanneer Wim naar de zendingsopleiding in Baarn gaat, waar Elisabeth secretaresse is. Wim heeft theologie aan de Amsterdamse VU gestudeerd en wil graag voor de Gereformeerde Kerken naar Indonesië gezonden worden. Maar de situatie voor Nederlandse zendelingen is daar eind jaren vijftig uiterst ongunstig. Indonesië is bezig niet alleen Nederlanders, maar ook Indonesiërs met een Nederlandse affiliatie massaal het land uit te zetten. Het is onder die omstandigheden onmogelijk die kant op te gaan. Daarom wordt vader, die in zijn opleiding het Javaans onder de knie gekregen heeft, na enige jaren predikant te zijn geweest in Hijken en Assen, in 1961 naar Nieuw Nickerie in noordwest Suriname gezonden om voor de Evangelische Broedergemeente (EBG, ooit gesticht door de Moravische Broederschap) te werken onder de Javaanse plantagearbeiders, die daar op vaak eigen sawah’s werken. Margrietha gaat mee, net als jonger zusje Elsje Jane. In Nickerie zal zusje Elisabeth Anne geboren worden.

In Suriname leert Magrietha hoe het is om tot een minderheid te behoren. De schooltijd is niet gemakkelijk voor de enige twee uit Nederland afkomstige meisjes op de Spangenbergschool, die onder leiding van de EBG staat en waar verder alleen creoolse en hindoestaanse kinderen op zitten. De kinderen van een zendeling hebben een zware last op hun schouders; zij dragen mee in de missie van hun ouders. En de missie van de ouders van Margrietha is behoorlijk zwaar. In de geest van grootvader willen zij alles geven en nooit opgeven. Ook al komen zaken soms niet van de grond. De broer van de vader van Margrietha ziet dat trouwens anders. Die kiest bewust een levensweg die afwijkt van de hoge idealen van de grote sterke vader Reinders. Dat leidt dan ook tot een scheiding der wegen in het omgangsleven, die later overigens wel weer enigszins verzoend is. Margrietha heeft trouwens ook heel kostbare herinneringen aan Suriname. Thuis bij vader en moeder was alles goed, en ze herinnert zich nog hoe het was om een middag alleen maar om zich heen te kijken en de kolibri’s om zich heen rond te zien vliegen . In 1966 keert de familie naar Nederland terug. Margrietha is dan zeven.

In 1968 is het eindelijk zover dat Indonesië weer voldoende open gaat om daarheen te trekken. Dat was tenslotte altijd de droom van vader. Hij gaat werken in een wat men dan noemt een ‘minus-gebied’: een gebied met veel armoede, hitte, economische problemen, corruptie, ziektes en ook wel honger. Het hele gezin – er zijn inmiddels vier kinderen – komt mee. Vader ondersteunt allerlei piepkleine kerken in opkomst op Oost Java, soms diep in de rimboe. Het is wel een soort ploegen op de rotsen. Dat is Margrietha, die op onbewuste wijze de missie van haar vader en grootvader heeft overgenomen, ook niet vreemd. Het is een soort radicaal gereformeerd-zijn, een evangelie dat je moet doen tot de laatste consequentie, en niet alleen moet spreken. Niet zeggen maar doen en de weg van Jezus volgen. Met de armen als bondgenoten de moeilijkste plekken opzoeken. Maar haar vader is in zijn gedrevenheid  ook een eenzaam mens. Vanwege het oorlogstrauma is hij een van de eerste patiënten van professor Bastiaans, die het heeft over een ‘zelfbeheersingspantser’ dat doorbroken moet worden. Het is de vraag of dat ooit gelukt is. Vader is bezeten door een soort schuldgevoel ten opzichte van zijn vader en het verhaal van diens opoffering blijft op bijna dwangmatige en onontkoombare manier terugkomen in alles wat hij doet.

De tijd in Indonesië is een moeilijke maar prachtige tijd, waar Margrietha veel herinneringen aan heeft. Natuurlijk krijgt het gezin allerlei ziektes, bloedarmoede en malaria. Het gezin gaat er bijna onderdoor. Maar er is een sfeer van hoop en toekomst. Vader rijdt met de Landrover naar allerlei dorpjes in het achterland, waar kleine kerkjes zijn ontstaan die hij bemoedigt. “Ik heb de armoede in de ogen gezien.” Er is vaak niets te eten, maar de onderlinge solidariteit zorgt dat de mensen samen overleven. Het is de sfeer van het boek The Poisonwood Bible, een bestseller uit 1999 van Barbara Kingsolver, over een Amerikaanse familie met een Southern Baptist-achtergrond die naar Congo gaat en daar zowel de culturele verschillen als overeenkomsten tussen mensen grondig leert kennen. Er hoort voor Margrietha een soort basisvreugde bij deze periode: God is er voor iedereen! Het is de bedoeling dat vader de kleine gemeentes tot zelfstandigheid gaat opleiden, maar vooral is hij ook bezig met de sociaal-economische omstandigheden in de arme gebieden van Oost Java. Vader gaat helpen gewassen te kweken, waterputten slaan, vissers helpen eigen boten te krijgen tegen het oprukkend kapitalisme van Japanse trailers… Maar veel wat met goede hoop en gezamenlijk wordt opgestart, breekt weer bij de handen af.

De opdrachtgever van vader zijn de Gereformeerde Kerken in Nederland, en die kunnen zich moeilijk verplaatsen in het pionierswerk in Indonesië, dat vooral te maken heeft met veel corruptie, waardoor de armen zich uiteindelijk steeds niet uit de krabbenmand weten te werken. Margrietha krijgt oog voor de internationale misstanden, waarbij het grootkapitaal samen met de plaatselijke elite de armen er onder houdt en exploiteert. De kerken inmiddels denken er het hunne van en eisen resultaat. Maar ondanks al dat harde werken worden er nauwelijks planmatige resultaten geboekt. Als er eens iets lukt is dat meer een kwestie van een gelukkig moment, ‘uno momento dado’ zou Johan Cruijff gezegd hebben. Planmatig valt er echter weinig te bereiken op Oost Java en op een gegeven moment is vader Reinders er moe van en komt weer terug naar Nederland. Hij trekt zich als dominee terug in Ten Boer en wil niets meer met de Gereformeerde missionaire wereld te maken hebben, die hem in zijn beleving gesloopt heeft. Margrietha herkent hier veel in. Zijn carrière sluit vader af in Amsterdam, onder andere bij de Pniëlkerk, waar hij tot religieuze oecumene met moslims in de buurt probeert te komen. Maar hij is zijn tijd vooruit en de kerkelijke élite is hier nog niet aan toe. Vader eindigt zijn loopbaan bij de Gereja Kristen Indonesia Nederland, een tweetalige kerk en een van de eerste migrantenkerken in Nederland.

Als Margrietha een jaar of 15 is, realiseert ze zich dat ze ook in de voetsporen van vader en grootvader wil treden. Op dat moment zit ze niet meer in Indonesië, maar bij pleegouders in Olst. De meisjes zijn voor hun middelbare schoolopleiding naar Nederland gestuurd. Het gevoel is van grote verlatenheid en eenzaamheid. Ze missen hun ouders en alle totaalzingeving daaromheen enorm, maar ze zien de gedwongen scheiding ook als een offer dat ze kunnen brengen voor hun ouders, voor de missie. Margrietha besluit theologie te gaan studeren in Groningen. Het is een gelukkige tijd. Margrietha komt hier tot ontplooiing en leert zich een geliefd mens te voelen. Het is een kleine faculteit en het voelt veilig. En ze weet ook al vrij spoedig wat ze wil: werken bij de Nassaukerk in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. De Gereformeerde Nassaukerk is een kerk die bekend staat als kerk voor de buurt, en nog wel in de Staatsliedenbuurt, een van de moeilijkste buurten van Nederland, met veel armoede, heroïneverslaving en een sterke en militante kraakbeweging, waar schrijver van dit interview in deze periode nog kortstondig mee geaffilieerd was. In 1987 wordt Margrietha aangenomen uit vele sollicitanten als jeugdwerker, en in 1989 wordt ze er dominee. Ze werkt daar veel samen met Ricus Dullaert, de kapelaan van de Rooms Katholieke kerk. Het gebouw van de Nassuakerk wordt door de Werkgroep Kerk en Buurt als het ware binnenste buiten gekeerd: volledig op de buurt gericht. Eerst kan de buurt koffie komen drinken, dan ontstaat het inloophuis, een kringloopwinkel, worden ontbijten aangeboden, kortom de Nassaukerk wordt volledig kerk voor de buurt.

In 1997 vindt Margrietha dat ze zich nu lang genoeg ingezet heeft voor de Nassaukerk en gaat even twee jaar in retraite om uit te rusten. Ze is uitgeput van het harde werken, met een grenzeloze drive om de wereld te veranderen zoals haar vader, en tot het al dan niet bittere eind, zoals haar opa. Het is haar man, die inmiddels van basisarts arts is geworden, die nu voor de inkomsten zorgt. Dan wordt ze in 1999 gevraagd om pastor te worden voor de kinderkliniek van de VU. Het is een totaal andere omgeving dan ze gewend is. De kinderen die langere tijd in de kliniek verblijven zijn vaak doodziek en ook wel stervende. De ouders zitten er vaak machteloos bij. Margrietha leert hier iets heel belangrijks: het gaat uiteindelijk niet om resultaat. Heel veel doen is niet zaligmakend, maar er zijn voor mensen, ook in de dodelijkste nood. Intussen doopt en zegent ze kindjes en heeft samen met ouders en kinderen te maken met allerlei verdrietigheden. Het is een bijzondere tijd die tien jaar duurt. Dan wordt het weer tijd iets anders te gaan doen. Er ontstaat een arbeidsconflict over de te volgen koers met de leidinggevende en Margrietha vertrekt, met opgeheven hoofd. Er wordt vrij spoedig weer een beroep op haar gedaan. Dit keer gaat het om het stichten van een pioniersgemeente in een buurt waar de kerk praktisch verdwenen is: in Amsterdam Oud  West. De naam van de kerkplanting wordt Heilig Vuur West. We schrijven 2009: in die tijd is de Protestantse Kerk Nederland, die met een ernstige vergrijzing te maken heeft, aan het onderzoeken op welke wijze ze zich zou kunnen vernieuwen.

Heilig Vuur West is een enorm succes. Margrietha komt in allerlei landelijke media aan het woord, waaronder in veel grote kranten en ook op televisie. De pionier heeft als doelstelling op termijn een christelijke gemeenschap te stichten, maar zit niet vast aan de verouderde kerkelijke structuren, is het idee. Margrietha voert de opdracht met vuur uit en de pioniersgemeente, die uitgaat van de Nassaukerk, is een voorbeeld voor heel kerkelijk Nederland. In de praktijk begint Margrietha zonder ruimte en schuift aan bij Stichting Burenhulp aan de Kanaalstraat. Van daaruit begint ze een Bijbelcafé, in eerste instantie in Café Alverna aan de Bilderdijkstraat. Een volgende stap is het betrekken van een ruimte in een gebouw op het voormalig Wilhelmina Gasthuisterrein, de Arie Biemondstraat 103.

Margrietha vindt nu dat de pioniersplaats voldoende vorm heeft gekregen en besluit de pioniersplek aan een opvolger door te geven en weer de pioniersfase in te stappen op een andere plek in Amsterdam. Dat wordt Betondorp, waar Margrietha in 2016 voor de PKN-kerk De Bron de pioniersplek Betondorp Bloeit start. Kan je een gemeenschap, een christelijke gemeenschap vestigen in een buurt waar geen kerk is? Baseer je dan op saamhorigheid. Margrietha komt wel gewoon als dominee, want dat is ze. Maar het doel is dat mensen het gevoel krijgen dat er er mogen zijn. Betondorp Bloeit wil een veilige plaats in Betondorp zijn, waar mensen zoals ze zijn onvoorwaardelijk waardering en liefde krijgen. Het maakt niet uit of ze gelovig zijn of niet. Margrietha hoopt daarbij wel dat de mensen enige relevantie ervaren bij de weg die Jezus gegaan is en wil de mensen ook uitnodigen die weg te gaan, zich gevend aan anderen. Maar er zijn heel veel manieren om die weg te lopen.

“Ik vind dat het heel goed gaat. Een groeiende groep voelt zich thuis bij de activiteiten van Betondorp Bloeit.” Margrietha streeft vurig maatschappelijke gerechtigheid na. Ze wil naast mensen zitten die het moeilijk hebben en in de pinarie zitten. Werken van barmhardigheid. Wat Margrietha ook graag wil is werken aan de gemeenschapsvorming in de buurt. Dat hoort 100% bij haar missie. “Het is niet te doen om iedereen hier op te noemen die een belangrijke rol in de buurt speelt. Als ik toch wat namen moet noemen van mensen met wie ik heel graag samenwerk, dan noem ik in ieder geval Eric Meursing van SKA, Eugene Weusten van Betondorp Live!, Liesbeth Stoffer met wie ik coronatijd zoveel mensen eten heb kunnen geven, natuurlijk Carleen de Lange van Stichting Veerkrachtig Betondorp, Rody Hofkamp van de Partij van de Dialoog, Andy Knijpinga van Stichting Maatwerk, Antoinette en Jo-Ann van Dynamo, politieagent Monique, Hinke, de mensen van Participatie Betondorp en iedereen die ik nu vergeet te noemen. Ik verheug me trouwens ook erg op het Bessenfeest dat binnenkort weer in Betondorp georganiseerd wordt.”

We willen Margrietha hartelijk danken voor dit uiterst boeiende gesprek. Wie meer wil weten, kan even een kijkje nemen op de website http://betondorpbloeit.nl. En kom een keertje langs in het Brinkhuis, waar Margrietha inmiddels een plekje veroverd heeft!

Drie kinderen aan de dood ontsnapt

Uit de Telegraaf van 21 december 1950

Drie kinderen aan dood ontsnapt

Een agent van politie van het bureau Linnaeusstraat heeft in de afgelopen nacht door zijn oplettendheid en onmiddelijk ingrijpen drie gezinnen uit de Sikkelstraat in het Betondorp voor groot levensgevaar, nl. gasvergiftiging, behoed. Dank zij het optreden van de politieman bleven de gevolgen nu beperkt tot drie kinderen, die reeds bedwelmd in hun bedje lagen, maar die spoedig weer bijkwamen.

Even na tweeën surveilleerde de agent in de Sikkelstraat toen zijn blijkbaar goed ontwikkeld reukorgaan een gaslucht waarnam. Langs de huizen probeerde hij vast te stellen waar de lucht vandaan kwam. Tot hij voor een perceel kwam, waar de lucht nog sterker was. Hij rook aan het sleutelgat en constateerde dat het gas uit het huis drong.

Direct sloeg de politieman alarm. Hij belde de bewoners wakker. Verschrikt kwamen dezen kijken en zij merkten toen dat er een verstikkende gaslucht in hun huis hing. Ramen en deuren werden opengegooid. Ook in de twee naastgelegen woningen bleek gas te zijn binnengedrongen. Dr. Wagenaar, die vlakbij woont, verleende de eerste hulp. De drie kinderen die reeds bewusteloos waren geraakt, behoefden niet naar het ziekenhuis te worden gebracht.

Vermoedelijk door een breuk in de gasbuizen voor deze percelen was het gas door de fundering en de vloer in de woningen gedrongen.