Jan Mens publiceert Rafels

Jan Mens wordt in 1897 geboren als de zoon van de uit Den Helder afkomstige diamantslijper Jan Mens en Helena Elisabeth Falke. Zijn vader overlijdt door verdrinking als hij negen is, en zijn moeder gaat werken als dienstbode in de rijke Vondelparkbuurt en wordt later schoonmaakster van kantoren. Jan volgt de Ambachtschool om meubelmaker te worden.

In de Leeuwarder Courant van 16 september 1967 herinnert Jan zich zijn jeugd.

Jan Mens springt terug naar zijn eigen jeugd en de tijd daarna toen uit de uitzichtloosheid van de crisisjaren een verteltrant opbloeide, dat de naam van de werkloze biljartmaker van toen nu doet prijken op wel twee miljoen boekomslagen in een steeds groter aantal landen. “Ook wij jongeren waren dynamisch [refererend aan de jongeren van 1967; red.]. Maar het uitte zich anders. Ik was anarchist, volgeling van Domela Nieuwenhuis. Ik liep mee met de optochten, was ook geheelonthouder en ventte met “De Blauwe Vaan”. Later sloot ik me aan bij de SDAP. De crisis kwam. In zo’n tijd wordt je radicaler. De SDAP werd me te zoetsappig. Ik werd lid van de Onafhankelijke Socialistische Partij en stuurde ingezonden stukken naar “Het Volk” en het vakblad van de meubelmakersbond.

Willem Royaards

Jan komt met cultuur in aanraking via zijn moeder. Zij maakt ook het repetitielokaal van toneelleider Willem Rooyaards (1867-1929) schoon, en krijgt dikwijls vrijkaartjes voor voorstellingen in het Paleis voor Volksvlijt.

Ik ging daar dan vrijdags – op de eliteavond – heen, mooi opgedoft en met een sigaar van Willem Rooyaards in het hoofd.

Mogelijk speelde Rooyaards enigszins een vaderrol voor de jonge Jan Mens. Door het bijwonen van voorstellingen begint zijn belangstelling voor literatuur te groeien. Na de ambachtschool gaat Jan werken. Hij is dan veertien jaar oud en is geruime tijd meubelmaker op min of meer losse basis, wanneer hij in 1921 in dienst treedt van biljartfabriek Wilhelmina. Hij trouwt in januari 1922 met Abeltje Stenhuis. Ze zullen twee kinderen krijgen, Jan en Lucy. Jan maakt dan de meubels voor zijn eigen huis. Er is niet zoveel bekend over de periode 1922-1933. Maar de crisis nadert en Jan wordt in 1933 werkloos. Hij komt op die manier in de steun terecht en probeert er nog wat bij te verdienen door het maken van kleine voorwerpjes zoals schemerlampjes, kaarsenstandaarden en dergelijke. Maar dat wordt niets, want de concurrentie in het klein gescharrel blijkt moordend.

Maar Jan kan ook schrijven. In eerste instantie schrijft hij zijn ellende van zich af en stuurt af en toe een ingezonden brief naar een krant. Maar al spoedig begint hij stukjes voor geld aan te bieden. Soms wel tien tegelijk.

Als de enveloppe terugkwam, hoorde ik aan de plof op de deurmat, of er een verhaal uit was. Dan had ik weer vijf gulden verdiend en na een paar van die verhalen kon ik een week wegblijven van het stempelen.

Jan begint ook aan een roman te schrijven, Mensen zonder geld. Hij laat het boek zien aan de socialistische schoolmeester-schrijver Theo Thijssen, voor wie hij wat meubelreparaties verricht. Die vindt het een goed boek en helpt met correctie. Er zitten namelijk nogal wat taalfouten in het werk. Het zal echter tot 1938 duren voordat het boek uitkomt.

Het eerste boek van Jan Mens dat wordt uitgebracht is Rafels, dat onder het pseudoniem J. Rebel in 1934 verschijnt bij uitgeverij De Vlam. Het bestaat uit schetsen die eerder zijn verschenen in De Fakkel, het orgaan van de OSP. Het is totaal onverwacht voor Jan dat hij in 1938 de Kosmos Eerstelingen Prijs wint – een geldbedrag van maar liefst 1.000 gulden – voor het ingeleverde typoscript van Mensen zonder geld, dat al jaren langs diverse uitgeverijen zwerft maar nooit werd uitgegeven. Het winnen van deze levert een doorbraak op voor schrijver Jan Mens.

In 1940 verschijnt De gouden reael, wat later onderdeel van de cyclus Griet Manshande zal zijn. Jan schrijft in een enorm tempo door en er verschijnen van 1938-1968 maar liefst 18 titels en inclusief een schoolserie zelfs 43. Rond 1960 is Jan de meest gelezen schrijver van Nederland. Hij woont in Betondorp, eerst op Middenweg 264 huis en later in de Tuinbouwstraat 78 bovenhuis.

Jan Mens (rechts) met zijn vrouw, krijgt in 1962 een prijs van burgemeester van Hall voor de uitgave van zijn miljoenste boek

In de loop van de jaren zestig krijgt Jan, volgens zijn vrouw vanwege het harde werken, een ernstige ziekte, waaraan hij in 1967 overlijdt, net te vroeg om de verfilming van De Kleine Waarheid te beleven, dat begin jaren zeventig door Willy van Hemert op televisie gebracht wordt en enorm succesvol is.

Jan Mens stond niet bekend als een gemakkelijk mens. Sommigen hadden moeite met het feit dat hij zijn vele personages uit bestaande mensen haalde, die hij dan uren of dagen volledig leeg vroeg, maar die hij dan na verschijning van het boek niet meer wilde zien of spreken. In de Telegraaf van 23 januari 1971 verschijnt een uitgebreid interview met de vrouw van Jan, waaruit wij hieronder enige stukken overnemen.

Twee jaar [klopt niet, red.] geleden stierf JAN MENS in zijn woning aan de Tuinbouwstraat in “Betondorp” Amsterdam-Oost. Hij stierf in zijn zelfgemaakte bed op een ochtend nadat hij de krant uit de bus had gehaald en thee had gedronken. Zijn vrouw zei tegen hem, ziende dat hij er niet goed uitzag: “Voel je je niet lekker?” Hij schudde het hoofd. Hij was al twee jaar erg ziek, maar had dit moedig doorstaan. Nu waren zijn krachten op. Zijn vrouw zag het aan zijn gelaatskleur en zijn ogen. Zij belde de dokter. Die kwam. Hij keek mevrouw Mens aan en zijn ogen spraken de duidelijke taal. “Zeg me eens dokter”, zei Jan Men, “is er niks meer aan te doen, sta ik al met een poot in het graf?” De dokter zweeg. “Of moet ik de tweede er ook bij zetten”, zei Jan Mens. Daarna zei hij zijn vrouw goedendag en: “Doe de groten aan de kinderen.” Toen sloot hij de ogen.[…]

“Hele dagen zat hij hier aan die tafel te werken”, zei ze, “en hij schreef altijd hardop, wilde altijd een reactie van me horen als hij bezig was. Hij was ook snel geïrriteerd. Als ik met de buren stond te praten, tikte hij gauw tegen het raam. “Wat een vervelende man heb jij,” zeiden ze dan wel eens tegen mij.

Zij ging door het vuur voor haar man, die ze leerde kennen bij de socialistische beweging Kunst voor Allen. Jan was meubelmaker, maar ook politiek geïnteresseerd. “Zijn broer was later voorzitter van het NVV”, zei ze. “Jan en ik reisden het hele land door om de arbeiders te organiseren. We richtten ook de mijnwerkersbond op. En we bereikten dat die mijnwerkers meeliepen in de een-meiparade.”

[…]

“We gingen ook samen naar Parijs, geweldig was dat. Maar het liefst was Jan toch hier, in deze kleine woning in Betondorp en het gelukkigste was hij als hij ’s avonds door het dorp had gelopen hier en onderweg ergens in een boekenkas in een huis een Jan Mens had gezien. Dan straalde hij gewoon. Hij wilde ook nooit verhuizen, hij gaf niet om geld en luxe, en was tevreden hier.”

Bijzonder is dat een van de eerste boeken uit de Betondorp Bibliotheek hier in Betondorp in de gratis boekenstalletjes gevonden werd onderstaande omnibus van Jan Mens is. Mogelijk heeft hij juist deze omnibus nog door de ramen hier of daar zie staan. Jan Mens vormt wat ons betreft het begin van de Betondorp Bibliotheek. Ons verhaal is hiermee dan rond.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *