Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940

Ein Attentat! Ein Attentat!

Een aardige annecdote van Gerard Reve beschrijft de communistische samenzweerderige sfeer in Betondorp in de jaren dertig, waar de familie van het Reve bij een geheime communistische cel is aangesloten die ten doel heeft ook in het dorp de revolutie tot stand te brengen. Het is oudejaarsavond en moeder van het Reve heeft oliebollen gebakken. Er is op dat moment een Duitse kameraad op bezoek. Moeder strooit per ongeluk over de oliebollen zuiveringszout in plaats van poedersuiker. De kameraad neemt een hap, schreeuwt “Ein Attentat! Ein Attentat!” en holt de tuin in. Moeder van het Reve moet er vreselijk om lachen en volgens Gerard Reve is de anecdote een schitterend portret van de door hem zo verafschuwde beweging.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940

Karel Beton

Op zijn elfjarige leeftijd, in augustus 1932, debuteert Karel van het Reve in de Tribune, het communistisch dagblad, met twee artikeltjes over communistische jeugdkampen. Als pseudoniem heeft hij de naam Karel Beton gekozen. Voor de aardigheid nemen we hieronder het tweede stukje van de latere hoogleraar uit de Ploegstraat volledig over. Zoals bekend zou Van het Reve in 1948 afscheid nemen van het communisme en werd hij er later een vrij verklaard tegenstander van. Dat is in onderstaand stukje nog niet het geval.

DE KINDERTRIBUNE

PIONIERS IN HET KAMP

Van tranen en vuile jurken

´t Is Zondagochtend. De pioniers treden aan bij de kampvlag.

“Hebben we nou óók ochtendgymnastiek?” vraagt een pionier aan z’n leider. De leider haalt zijn schouders op. “Waarom zouden we geen gymnastiek hebben?” “Nou… eh… ’t is toch Zondag…” “Ben je mal! Hier in ’t kamp houden we er geen Zondag op na, hoor! Of dacht je soms, dat we inplaats van gymnastiek naar de kerk zouden gaan?” “Nee, natuurlijk niet!”

Intusschen zijn alle pioniers bij de kampvlag gearriveerd. Ernst blaast op zijn fluitje. Alle pioniers zijn stil…

De Tribune, 19 augustus 1932

“Pionieren,” zegt Ernst, “zooals jullie wel zullen weten, komen er vandaag een heeleboel vaders en moeders in ’t kamp. Nu raad ik alle pioniers aan, wier ouders niet zijn gekomen, om maar flink te gaan grienen…”

“Ha! ha!” lacht een pionier, “dan kan ik wel een beddelaken huren, want ik kan nu al wel beginnen met grienen: m’n moeder heeft vooruit gezegd, dat ze niet kwam!…”

Daar gaat de vlag de hoogte in. De pioniers zingen de Internationale. Daar staat bij de kampvlag een heel klein pioniertje. Hij heeft een koek op de arm! “Wat zou dat beteekenen?” vragen de pioniers zich af. Maar al gauw krijgen ze het in de gaten. “Hij is jarig!” roept iemand. Nu klonk het al gaus: “Lang zal-ie leven!… Lang zal-ie leven in de gloria! enz.”

Daarna gingen we naar gymnastiek. Toen we een tijdje bezig waren, zuchtte een pionier: “Hé, hé, ik begin nou pas goed wakker te worden…” Eens kregen we een oefening waar we bij moesten zitten. Nu, de meeste pioniers ploften dadelijk neer, want ze waren moe geworden. Maar één meisje was er, die wou niet gaan zitten… “Wat zullen we nou hebben?” dacht de R.S.E.er die ons les gaf. “Zeg es, jij daar,” riep-ie. “Waarom ga je niet zitten?” “M’n jurk wordt zoo smerig”, klaagde ze. “Wel nu nog mooier!” riep de R.S.E.er, “waarom zijn we hier gekomen, pioniers, om onze jurken vuil te maken of schoon te houden?!” “Vuil te maken!” riepen alle pioniers. Nu vuil zijn ze ook wel geworden.

KAREL BETON

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940

Brink wordt Leninplein

‘Straatnaam misere’, zo kopt de Tribune in een artikel van 30 januari 1924. Er is nogal wat kritiek op de onmogelijke nieuwe straatnamen voor het Betondorp, gebaseerd op het boerenbedrijf. Met name de namen Veeteeltstraat en Landbouwstraat worden door landelijke media nogal typisch gevonden. Met name de Tribune, het communistisch dagblad is kritisch. Maar die zijn altijd kritisch. Wat hen betreft is het socialistisch experiment Betondorp sowiewo een flop.

Aardig is ook om te lezen dat de communisten van Betondorp op 1 mei 1934 een poging doen op eigen gezag de straatnamen te wijzigen. De Arnhemsche courant bericht hierover.

Communisten hebben […] dezen 1-Meidag gepoogd het Betondorp Watergraafsmeer te “veroveren”. Over de straatnamen hadden ze daar namelijk roode strookjes met andere namen geplakt. Zo heette nu Tuinbouwstraat: Torglerstraat; Veeteeltstraat: Dimitroffstraat; Brink: Leninplein, en Oogstraat: Stalinstraat, enz. welke opschrijften natuurlijk weer spoedig verwijderd werden.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940 Geschiedenis 1941-1950 Geschiedenis 1951-1960 Geschiedenis 1961-1970 Geschiedenis 1971-1980 Geschiedenis 1981-1990 Geschiedenis 1991-2000

Geschiedenis van de Heilige Familie Kerk in Amsterdam Oost (Betondorp)

Aanvankelijk was er geen kerk in de nieuwbouwwijk Betondorp. De Rooms Katholieken komen vanaf 1936 in de voormalige Roosenburghschool aan het Zuivelplein bijeen, in de Kerk van de Heilige van Nazareth, een initiatief van de Sint Petrus Banden parochie te Diemen.

Op 22 mei 1951 werd de eerste paal geheid en op 7 oktober van dat jaar werd de eerste steen gelegd door deken Boekhorst, met assistentie van de pastoors van Diemen en Duivendrecht.

Het jaar daarop werd de kerk op 15 juli in gebruik genomen en op 28 augustus 1952 is de kerk door de mgr J.P, Huibers, toenmalig bisschop van Haarlem, geconsacreerd.

De kerk is gebouwd in de stijl van de Delftse School, en ontworpen door H.A. van Oerle en J.J. Schrama.

Het witte kerkje

Oorspronkelijk was de kerk geheel wit (vandaar de bijnaam “het witte kerkje”), maar in 1962 werd het witsel verwijderd, waardoor de rode baksteen zichtbaar werd. In oktober 1965 werd er een nieuwe vleugel in gebruik genomen. Dit gemeenschapshuis heet D’Uytvlught, naar een buitenplaats die er vroeger vlakbij lag. Het reliëf boven de ingang is van de beeldhouwer C. Stouthamer.

De pastorie, aan de noordkant, fungeerde aanvankelijk als klooster voor zeven paters en broeders. In 2003 is deze kerk als parochiekerk gesloten en zijn de parochianen toegevoegd aan de Hofkerk (Martelaren van Gorkum, Linnaeushof). Sindsdien heeft een Kroatische kerk (Kroatisch Katholieke Missie) het pand enige tijd gebruikt.

Parochie van de Blessed Trinity.

De geschiedenis van de parochie van de Blessed Trinity gaat terug tot 19 november 1958. Pater H.W.A. Hendriks richtte samen met een paar leraren van het Sint Ignastius College en het Fons Vitae de Stichting Katholiek Orientatiecentrum Voor Vreemdelingen op. Al spoedig werden er eucharisatievieringen in de Engelse taal verzorgd op het Begijhof. Aanvankelijk was de populatie gelijkmatig verdeeld over verschillende nationaliteiten, totdat er een grote groep Ieren kwam. Ierse meisjes konden namelijk in hotels gaan werken. De volgende grote groep die bij de gemeenschap kwam waren meisjes uit de Filipijnen die in de verpleging of de textielindustrie kwamen te werken. Tot slot kwam er een grote groep Afrikanen, met name Nigerianen en Ghanezen. De parochie was uitgegroeid tot ongeveer 400 bezoekers per zondag en vooral op het Begijnhof leidde dat op dagen dat er veel toeristen waren tot veel verkeersdrukte op de Rozengracht. Sinds 1996 is de Parochie van de Blessed Trinity gehuisvest in de Heilige Familiekerk. Door de coronacrisis is het aantal gelovigen die op zondag naar de vieringen komen, natuurlijk flink teruggelopen. Nu de maatregelen (oktober 2021) wat worden versoepeld komen er weer zo’n 200 gelovigen naar de H. Mis op zondag.

In 2014 kreeg het gebouw van de Heilige Familiekerk het de status van gemeentelijk monument.

  1. PARISH OF THE BLESSED TRINITY

De kerk aan de Zaaiersweg was vroeger een parochiekerk met de naam “Kerk van de Heilige Familie”. Momenteel is het een Engelstalige migrantenparochie onder de naam “Parish of the Blessed Trinity” (Parochie van de Heilige Drie-eenheid). Een beknopte geschiedenis van deze katholieke gemeenschap is hierboven beschreven.

Op de foto ziet u het interieur van de kerk.

Centraal in de kerk is het altaar, waar de H. Mis wordt opgedragen. Wij zijn een Rooms Katholieke parochie en als zodanig onderdeel van het Bisdom Haarlem-Amsterdam. Bisschop Johannes Hendriks is onze bisschop.

Voor de katholieke Kerk is de Heilige Mis, of de Eucharistie zoals dit ook wordt genoemd, “de bron en het hoogtepunt van het kerkelijk leven.” Zo omschrijft de Kerk zelf de betekenis van de Eucharistie. In onze Blessed Trinity parochie is dit op een bijzondere manier waar. Wij zijn een parochie zonder territorium. Alle “normale” parochies (d.w.z. geen immigrantenparochies of ander parochies met een bijzondere doelgroep) hebben een bepaald gebied en de katholieken die wonen in dat gebied, behoren dan tot deze parochie. Bij ons kan iedere gelovige, waar hij ook woont, lid worden van de parochie. Daar de parochie speciaal is opgericht voor Engels sprekende migranten, zijn het vooral deze mensen die zich als parochiaan laten inschrijven. De meeste parochianen komen eens in de week, op zondagmorgen, samen voor het vieren van de Eucharistie. Deze Eucharistieviering is in het Engels en volgt verder de algemene richtlijnen voor de H. Mis zoals deze gelden voor alle Eucharistievieringen in de Katholieke Kerk.

De H. Mis is “de bron van het kerkelijk leven”, dat wil zeggen dat de gelovigen in de H. Mis de kracht en inspiratie opdoen  voor hun christelijk leven, voor het leven als navolgers van Christus. In de H. Mis worden de gelovigen geestelijk gevoed met Gods Woord dat wordt gelezen en verklaard, en door het Sacrament van het Lichaam en Bloed van Christus. De Katholieke Kerk gelooft dat Jezus Zich werkelijk geeft in het Sacrament van de Eucharistie en dat de viering van de H. Mis  het Offer van Christus op Calvarië tegenwoordig stelt.

De H. Mis ik ook “het hoogtepunt van het kerkelijk leven” omdat het op Sacramentele wijze viert wat de uiteindelijke bestemming is van de Kerk en van het leven van iedere gelovige: het Hemels gastmaal dat Jezus heeft beloofd aan Zijn volgelingen. De H. Mis is ook de hoogste lof die we aan God kunnen geven omdat het Offer  van Christus Zelf wordt tegenwoordig gesteld, het Offer dat de wereld met God verzoend.

Naast de viering van de Eucharistie zijn er natuurlijk tal van andere activiteiten: van geloofsonderricht tot het onderhoud van het kerkgebouw, van koorzang tot voorbereiding van de liturgie. En er zijn ook pastorale taken, die in de charitas en het bezoek aan zieke parochianen worden verwezenlijkt. De “focus” van de Blessed Trinity parochie ligt echter niet zozeer op de georganiseerde taken “naar buiten toe”  – die natuurlijk wel wezenlijk behoren tot de taken van een katholieke parochie – juist omdat we geen territorium hebben en het moeilijk is om dingen te organiseren buiten de zondag om. De parochianen hebben wel de zending om in hun dagelijks leven in praktijk te brengen wat hen op de zondag door het Woord van God wordt gezegd. De wekelijkse viering van de Eucharistie dient “het desem te zijn voor het brood van alledag.”

Voor meer informatie over onze parochie verwijs ik u graag naar onze website waar u veel kunt lezen over ons geloof en onze activiteiten: blessedtrinity.nl

Ik hoop dat de kennismaking met onze parochie voor allen duidelijkheid mag geven over wat we geloven en doen en dat het wellicht ook inspiratie mag schenken. Fr. Peter Klos, pastoor

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940 Geschiedenis 1941-1950 Geschiedenis 1951-1960

Ronde van Betondorp

Voor de Tweede Wereldoorlog is al sprake van een wielerwedstrijd die de Ronde van Betondorp wordt genoemd, maar die vindt plaats op een baan. Eerst is dat een wielerbaantje bij de Duivendrechtse brug, dat echter gesloopt wordt, waarna de jeugdwedstrijd in 1936 op de speciaal daarvoor door de directie aangeboden VEKA-baan plaatsvindt.

Over eventuele tussenliggende rondes zijn we slecht geïnformeerd, maar in ieder geval op zondag 4 juni 1950 vindt vanaf 13.30 uur wederom de Ronde van Betondorp plaats, maar ditmaal voor volwassen wielrenners. Wielrenrondes door Amsterdamse wijken zijn populair die tijd. Tegelijk met de Ronde van Betondorp wordt op die zondag ook de Ronde van de Eilanden gereden.

De Ronde van Betondorp wordt dat jaar bij de amateurs (die 80 kilometer afleggen) door de Amsterdammer uit de Nieuwmarktbuurt, Hein (Henk) van Breenen (‘Tarzan’) gewonnen. De nieuwelingen leggen 60 kilometer af. Hier is de winnaar de Amsterdammer J. Zaharadnik. De wedstrijd wordt door De Germaan georganiseerd, en de opbrengst is bedoeld voor de speeltuinvereniging Amsterdam Oost.

Op zondag 3 juni 1951 vindt er weer een Ronde van Betondorp plaats, die als derde Ronde van Betondorp wordt aangekondigd. Deze keer begint de wedstrijd om 13.30 uur. Wielerclub De Germaan is weer de organisator en de opbrengst is weer voor speeltuinvereniging Amsterdam Oost. Ditmaal wint de Amsterdamse wielrenner Albert Donker bij de amateurs, die ditmaal 110 kilometer moeten rijden. Bij de nieuwelingen is de winnaar Daan de Groot.

Over een aangekondigde Ronde van Betondorp van 8 juni 1952 konden we geen verslag terug vinden. Mogelijk ging deze niet door. Volgende poging van De Germaan – uiteindelijk zal de wedstrijd georganiseerd worden door Wevo Supersport) is een wedstrijd op 18 juli 1953. Deze Ronde van Betondorp (80 kilometer) wordt voor beroepsrenners gewonnen door de Amsterdammer Henk Lakeman. De organisatie van de wedstrijd krijgt geen voldoende in een recensie in de Telegraaf. Er wordt gesproken over een nonchalante voorbereiding, die tot een te late start van de wedstrijd leidt. Hierdoor moet de wedstrijd uiteindelijk met 20 kilometer worden ingekort. Nog meer feilen somt het dagblad op:

Slecht uitzicht, een geluidsinstallatie, die de renners onvoldoende bereikte, weinig of geen controle langs het circuit vormden onoplosbare problemen voor de jury. Dit geheel werd omlijst door publiek, dat de afzetting negeerde en door vele loslopende honden. Organisatie in vacatiestiijl. […] De strijd van het handjevol profs – 19 kwamen aan de start – vormde een merkwaardig contrast met het bovenstaande. De bewoners van het Betondorp hebben genoten van levendige strijd met geslaagde uitlooppogingen en fraaie klassementsspurts.

Ook in 1954 staat er weer een Ronde van Betondorp op het programma, wederom te organiseren door De Germaan en op 9 mei dit keer. Uiteindelijk wordt de wedstrijd op 15 augustus 1954 gereden, met de opbrengst weer voor speeltuinvereniging Oost. Ditmaal wint sprinter Captein de straatronde.

Op 24 juli 1955 staat de volgende Ronde van Betondorp gepland. Er zijn nu zoveel wielerrondes in niet alleen Amsterdam maar in het hele land, dat de aandacht van de pers aan het verflauwen is. De wedstrijd begint aan het Onderlangs en gaat onder andere door de Ploegstraat en de Tuinbouwstraat; het rondje wordt 80 maal gereden en bedraagt ca. 90 kilometer. Winnaar is ditmaal de Amsterdammer Klebach.

Op 3 juni 1956 staat weer een Ronde van Betondorp op het programma, te organiseren door De Germaan, voor amateurs en nieuwelingen. Hier vonden wij geen verslag meer van terug. Ook van latere Rondes van Betondorp is niets meer terug te vinden in oude kranten, zodat het wel eens zou kunnen zijn dat de Ronde van 1955 de laatste is geweest.

Wel vindt er nog in de jaren zeventig een Ronde van Betondorp plaats, maar dat is dan een hardloopwedstrijd over 25 kilometer…

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1924-1930 Geschiedenis 1931-1940 Geschiedenis 1961-1970

Weemoed en kwade geesten

Nol Gregoor onderzocht in zijn boekje De jongen die Werther Nieland werd was toch de oorzaak mocht zijn dat Gerard van het Reve (later Gerard Reve) zich zo ongelukkig en eenzaam voelde gedurende zijn jeugd in de Ploegstraat. Het wordt om eerlijk te zijn niet duidelijk in het boekje waarom dat zo was. Gevraagd aan broer Karel, geeft deze aan dat Gerard zich in iedere buurt of omgeving even ongelukkig zou hebben gevoeld. Om toch een beetje te begrijpen waar het ongeluksgevoel, het gevoel van doem dat Gerard in zijn jeugd ervaarde, vandaan komt nemen wij hieronder een tekst over uit het boekje; een tekst die op zijn beurt weer een weergave is van hetgeen Van het Reve op 11 december 1963 op de AVRO-televisie sprak in het kader van een serie Literaire Ontmoetingen.

Zoals ik al zei ben ik in Amsterdam geboren, en wel in de Van Hallstraat nummero 25 één hoog, maar van dat adres heb ik geen enkele herinnering. Ik zal niet veel ouder dan één jaar geweest zijn toen we verhuisden naar de toen allernieuwste uitleg van Amsterdam, het tuindorp Watergraafsmeer, ook wel onofficieel Betondorp genoemd, waar zich het grootste deel van mijn jeugd heeft afgespeeld. Gedurende ongeveer twaalf jaren woonden wij in het hoekhuis, in een soort pleintje van de straat, in het huis Ploegstraat 57.

Over deze hele buurt, de huizen, tuinen, daken, straten, pleintjes, heeft altijd voor mij een sfeer gehangen van onpeilbare diepe, onontkoombare weemod. “Lat elke hoop varen, gij die hier opgroeit”, aldus zou ik mijn gevoelens kunnen samenvatten. En dat geldt voor de buurt, de huizen, maar het geldt in zeker even grote mate voor de scholen die ik mij herinner. De bewaarschool aan de Zaaiersweg, een vierkant fortachtig gebouw zoals de progressieve stijl van die tijd voorschreef, gelegen aan de Grote Wetering, aan de tochtsloot aan de rand van Betondorp tegenover de grote begraafplaats. Dezelfde weemoed kleeft ook aan het gebouw van de lagere school, de Rozenburgschool aan het Zuivelplein, nu, even als de andere gebouwen van hetzelfde complex, niet langer als school in gebruik.

Vrees, gevaar, eenzaamheid, de huizen evenzovele grotten en holen, bewoond door onberekenbare demonen, dat is eigenlijk mijn jeugd. Al kan ik met de beste wil van de wereld niet verklaren waarom het zo is, evenmin als ik zou kunnen verklaren waarom ik in mijn leven niet één gelukkige dag gekend heb. De aanblik van elk huis, van elke kamer waarin zich een deel van mijn bestaan heeft afgespeeld, doet mij nu eenmaal huiveren. Evenals ook de aanblik van het huis waarin zich een groot deel van de handeling uit de novelle “De vakantie” voltrekt.

Noch heb ik het mezelf kunnen uitleggen, noch heeft iemand anders me ooit kunnen duidelijk maken waaom nu die alleronnozelste, onbenullige herinneringen mij als het ware kwellen en bespoken, als evenzoveke kwade om wraak schreeuwende nachtgeesten. En waarom ze weigeren me met rust te laten. Zo ook overweldigt mij een eveneens onverklaarbare treurigheid als ik voor het huis sta van de jongen die model gestaan heeft voor de lange novelle, misschien wel mijn beste werk, de novelle “Werther Nieland”. Men hoort wel eens iemand zeggen: “Ik wou dat ik weer 12 was, dat ik nog 16 was, dat ik nog eens een keer 25 was”, maar ik niet. Ik zou voor niets ter wereld opnieuw 16, 18, 20, 30 of 35 willen zijn. En zeker niet 16.

Ik voel mij hopeloos verlaten,

En in de schemerige straten

Schommelt de sneeuw omlaag.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1924-1930 Geschiedenis 1931-1940

Joods Betondorp

Uit het boekje Samuel Verdoner. De laatste gazzen van de Indische Buurt.

Samuel Verdoner, de laatste gazzen van de Indische Buurt

Samuel Verdoner

Achtergrond en familierelaties

Van de jonge jaren van Samuel Verdoner en Marie Wagenaar weten we weinig. De vader van Samuel, Moses, wordt in 1875 in Londen als oudste zoon geboren, waar zijn ouders, sigarenmaker Benedictus Mozes Verdoner en Kaatje Verdoner-Wagenaar na hun huwelijk in 1874 een kortstondige periode verblijven. In ieder geval in 1884 is de sigarenmaker weer terug in Amsterdam, waar nog meer kinderen geboren zullen worden. Benedictus Mozes Verdoner en Kaatje Verdoner-Wagenaar wonen gedurende de jeugd van Samuel op Blasiusstraat 92-2 wonen, waar beiden in 1927 overlijden. De vader van Samuel, Mozes, trouwt in 1899 met Naatje Zurel. Naatje is een dochter van Joachim Benedictus Zurel en Marianne Mozes Marcus Bonnettemaker is in 1871 geboren en vier jaar ouder dan haar man. Het is een huwelijk op relatief late leeftijd; de bruid loopt al tegen de dertig. Mozes is waarschijnlijk diamantbewerker.

Over het beroep van Joseph Wagenaar (1880), vader van Marie, hebben we verder geen aanwijzingen. Joseph is getrouwd met Kaatje Zurel (1884), een halfzus van Naatje Zurel, de moeder van Samuel. Joachim Benedictus Zurel is namelijk na de vroege dood van zijn echtgenote hertrouwd met Aaltje Wagenaar en heeft daar nog zeven kinderen bij gekregen, waaronder Naatje. Joseph Wagenaar is de zoon van Samuel Abraham Wagenaar en Maria Zurel. Het familieverband van Joseph met Aaltje Wagenaar, de moeder van zijn echtgenote Kaatje Zurel, is niet helemaal te achterhalen. Maria Zurel is de zuster van Joachim Benedictus Zurel en daarmee de tante van Kaatje en Naatje. Duidelijk is dat er zeer veel onderlinge familiebanden zijn tussen de families Verdoner, Wagenaar en Zurel.

Vroege jeugd

Samuel Verdoner wordt geboren op woensdag 25 oktober 1911. Zijn oudste broertje, Benedictus, is dan al 11 jaar, en broertje Joachim 9 jaar. Jozef Jacob is zeven jaar en zusjes Marianne en Kaatje respectievelijk vijf en vier. Mozes en Naatje zullen blij zijn geweest met de geboorte van weer een gezonde zoon, na de vroege dood van jongetjes Abraham en Izaäk. Latere kinderen van het echtpaar zijn Nathan (1914), Abraham (1916) en Alida (1918). Alida zal de enige van de kinderen zijn die de oorlog overleeft. Het is niet bekend waar de familie Verdoner-Zurel woonde in deze jaren. Van de vroege jeugd en lagere schooltijd van Samuel zijn we dan ook niet op de hoogte. Wel moet de jongen op vroege leeftijd belangstelling gekregen hebben voor een godsdienstige opleiding. Dat is bijzonder, omdat in de directe familie geen geestelijke functies voor lijken te komen. Wel is het gezin orthodox.

Marie Wagenaar wordt geboren op zaterdag 21 augustus 1914. Broertje Samuel is dan zeven jaar oud, en zusje Alida wordt juist op diezelfde dag vijf jaar. Het gaat niet goed met de gezondheid van vader Joseph Wagenaar. Tot groot verdriet van moeder Kaatje overlijdt haar echtgenoot op 17 oktober 1917. Het gezin woont dat op de Nieuwe Kerkstraat 1c, maar zal spoedig verhuizen. Het is helaas niet bekend wat het beroep van Joseph was, noch hoe moeder Kaatje zich alleen met drie kinderen door het leven sloeg. Mogelijk valt dit nog te achterhalen via het nageslacht: zowel moeder Kaatje als Samuel en Alida overleven de oorlog en overlijden in de jaren 1970 en 1980 in Amsterdam. Er moeten nog kinderen of kleinkinderen van de twee laatsten zijn, die wij echter in het kader van dit boekje niet meer wisten te achterhalen voor informatie.

Schooljaren

Samuel Verdoner zal zijn opleiding tot godsdienstonderwijzer na zijn lagere school begonnen zijn. Waarschijnlijke woonde de familie toen al in Betondorp, op Brinkstraat 55. Zij zijn er eerste bewoners van het zojuist opgeleverd pand.

Brinkstraat ca. 1925, blok nummers 19-63

Jaap Meijer herinnert zich in een van zijn vele uitgaven over Joods Amsterdam hoe Samuel elke dag van Betondorp naar de Rapenburgerstraat kwam lopen, waar het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium gevestigd was. Dit seminarium was per Koninklijk Besluit in 1814 opgericht als opvolger van Beth Hamidrasj Ets Haim, waar kinderen van minvermogenden in de achttiende eeuw kosteloos opgeleid werden. Volgens Meijer bleef er altijd een sfeer van armoede en weldadigheid rond de school hangen, die gevestigd was in een achttiende eeuws pand op nummers 175-179. De school werd gemoderniseerd door de grote rabbijn Joseph Hirsch Dünner, die na zijn dood in 1911 als rector opgevolgd werd door Philip Joachim Benjamin Gobits. Gobits werd in 1917 op zijn beurt opgevolgd door conrector  (sinds 1880) Lion Wagenaar, die rector zou zijn tot 1930, in de periode dat Samuel zijn opleiding doorliep. Rond 1930 rondt Samuel zijn opleiding af. Hij is dan gediplomeerd godsdienstonderwijzer

Eerste publieke optredens Samuel Verdoner voor Nachaliël

Verdoner studeert in 1930 af als godsdienstonderwijzer, maar is al enige tijd actief bij de jeugd-sjoel van de Joodse vereniging voor Amsterdam Oost, Nachaliël. Nachaliël, onder voorzitterschap van rabbijn Philip Coppenhagen en onder leiding van Moré Levie Hirschel, de latere conservator van de Bibliotheca Rosenthaliana, wordt in 1922 opgericht in Amsterdam Oost en in de eerste jaren van haar bestaan een zwervend bestaan. De vereniging heeft zich ten doel gesteld bij de joodse bevolking van Amsterdam Oost het godsdienstig leven zoveel mogelijk te versterken door het geven van leeroefeningen op maandag- en donderdagvond (Rashie Tora-verklaring) en het organiseren van voordrachten en lezingen. Nachaliël is vooral gericht op de nieuwe wijken met een focus op de Watergraafsmeer en omgeving. De grotere bijeenkomsten vinden daarbij plaats in gebouw Oost-Indië op Middenweg 14-16. Amsterdam Oost heeft een grote joodse bevolking en er zijn veel verenigingen en buurtsynagoges, waaronder in de Indische Buurt, de Dapperbuurt, de Watergraafsmeer en diverse nabij de Weesperzijde. In Amsterdam Oost is echter nog steeds geen sprake van een echte grote synagoge, en daar wil Nachaliël zich hard voor maken.

Levie Hirschel

Vanaf ongeveer 1909 is er al sprake van georganiseerd joods leven in de oud-Watergraafsmeer. In eerste instantie is er een bidlokaal op een particulier adres, Paul Krugerstraat 20 bij L.J. Dünner. Vanaf 1910 is er ook een echt synagogelokaal actief, van de Vereeniging ter bevordering der belangen van Joden te Watergraafsmeer, op de Linnaeusparkweg 1. S.A. Hammelburg wordt er als als godsdienstonderwijzer en gewreleraar benoemd. Al gauw ontstaat behoefte aan uitbreiding en worden adressen aan het kerkbestuur gestuurd. De financiën zijn echter het hoofdprobleem. De opening van de eerste joodse godsdienstschool in de Watergraafsmeer vindt op 1 januari 1913 plaats, met als hoofd J.S. Roos en als onderwijzer J. de Groot. Deze school trekt in een tijdelijk gehuurd pand op Linnaeusstraat 95.

Linnaeusparkweg 1

Dit oud-Watergraafmeers synagogelokaal zal lange tijd blijven bestaan en tot de opening van de synagoge aan de Linnaeusstraat de synagoge van de Watergraafsmeer zijn.

De nieuwe vereniging Nachaliël dringt zoals gezegd sterk aan op het oprichten van een grote synagoge in Amsterdam Oost. De vereniging richt in 1924 het volgende, door maar liefst 282 bewoners ondertekende, adres aan aan het kerkbestuur van de Nederlandsch-Israëlietische Hoofdsynagoge:

Weled. Heeren,

Op verzoek van eenige bewoners van A’dam Oost heeft het Bestuur der Vereeniging “Nachaliël” gaarne zijn steun verleend bij het verkrijgen van handteekeningen van hen, die met rechtmatig verlangen uitzien naar den bouw eener synagoge in dit stadskwartier.

Het Bestuur van bovengenoemde Vereeniging heeft als resultaat van dien steun de eer, Uw geacht College hierbij een adres te doen toekomen voorzien van de handteekeningen van 282 personen, die allen zonder eenigen aandrang van derden, hunne namen onder dit adres geplaatst hebben, hopende dat dit adres bij Uw geacht College den indruk moge vestigen, dat de bouw van een nieuwe synagoge in A’dam-Oost eindelijk eens werkelijkheid moge worden.

Het zal Uw geacht College bij het nazien der lijsten bijzonder moeten opvallen, dat het aantal handteekeningen uit Oud-Watergraafsmeer zeer klein is, hetwelk zijn oorzaak vindt in de meening van die bewoners (die verreweg het grootste aantal bewooners van het tegenwoordig bidlokaal vormen) dat bijgaand adres geheel overbodig is, omdat Uw College volgens hunne opvatting reeds eenige jaren overtuigd moet zijn van den noodzakelijkheid van den bouw eener synagoge in A’dam-Oost.

Het Bestuur van “Nachaliël” hoopt echter, dat Uw geacht College, door ten spoedigsten den Kerkeraad een voorstel te doen toekomentot definitieve voorziening in de behoefte aan een synagoge enz. zal toonen, dat het ernstig rekening wil houden met de godsdienstige belangen van de in A’dam-Oost wonende Joden, want het is er van overtuigd, dat, hoe langer de tegenwoordige toestand bestendigd blijft, des te grooter de onverschilligheid, vooral bij het opgroeiend geslacht, zal worden, ten opzichte van den godsdienst, de Gemeente en hare instellingen. Desgewenscht is het gaarne bereid, bijgaand adres mogelijk toe te lichten.

De door Nachaliël gevraagde synagoge zal er te zijnertijd inderdaad komen, en in 1928 aan de Linnaeusstraat geopend worden. Of de opening zo goed is voor het Joodse leven is nog maar de vraag, want de nieuwe synagoge blijkt een forse aanslag te doen op de opkomst in alle buurtsynagoges in Amsterdam Oost.

Synagoge Linnaeusstraat

Het nieuwe, in ongeveer 1924/1925 gereed gekomen Tuindorp Watergraafsmeer, ook wel Betondorp genoemd, is voor Nachaliël een interessant ontwikkelingsveld voor Joods leven. Er wonen inmiddels 100 joodse gezinnen in Betondorp. Daarom organiseert de vereniging op 21 april 1925 een avond in café van de Vuurst bij de Hartveldschebrug, om de gemeenschappelijke belangen van de Joodse bewoners van Betondorp te bespreken. Een twintigtal personen bezoekt de vergadering, waar Hirschel en Coppenhagen spreken. Over het algemeen is er bij de aanwezigen – behalve twee personen die zich tegen iedere godsdienst verklaren – genoeg animo te vinden om de onderneming door te zetten. Er wordt een commissie opgezet om de zaak verder uit te werken en een grote propaganda-avond te organiseren, die op zondagavond 7 juni 1925 plaatsvindt in café de Reiger te Diemen.

Op deze avond, waarop rabbijn M. de Hond spreekt, geven zich 20 nieuwe leden op voor Nachaliël. Mogelijk is Samuel Verdoner daarbij.

Samuel komt vermoedelijk voor de eerste keer van zijn leven in de krant in het tiende nummer van Nachaliël, uit juli 1926 Hij is een van de jongens die zich hebben opgegeven voor het oefenen in de voorzang.

Verenigingsgebouw op de Brink

Samuel schijnt talent te hebben, want bij de opening van de synagoge in Betondorp, die in eerste instantie op Zuivelplein 24 wordt ingericht, krijgt hij een rol, zoals in het Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland van 22 april 1927 te lezen staat. In deze eerste dienst in Betondorp gaat de heer van Collem in gebed voor, terwijl “Jongenheer Verdoner, leerling Seminarium” zich uitstekend van zijn taak als Baäl Kourei (voorlezer der Thora) kwijt. Samuel is dan 15 jaar oud. De synagoge van Betondorp zal al gauw verhuizen naar het verenigingsgebouw op Brink 1.

Samuel is dus een succes als Baäl Kourei en krijgt als dusdanig al spoedig een vaste functie als voorlezer bij de synagoge in Tuindorp Watergraafsmeer. Intussen is hij op het seminarium in de afrondende fase terechtgekomen. Op 15 november 1929 verschijnt er een bericht in de Telegraaf en andere bladen dat Samuel Verdoner te Amsterdam geslaagd is voor de maatschappelijke vakken van het examen van de rang Israëlietisch godsdienstonderwijzer. Na een jaar – in oktober 1930 – slaagt Samuel ook in de godsdienstige vakken van het examen van de rang Israëlietisch godsdienstonderwijzer. Samuel is nu afgestudeerd en kan naar werk gaan zoeken.

Maar werk vinden is nog niet zo gemakkelijk in die tijd. In de synagoge te Betondorp, waarvan het bezoek nu stationeert wegens onder andere de opening van de nieuwe grote synagoge aan de Linnaeusstraat, is al een vaste gazzen in de heer van Kollem. Weliswaar blijft Samuel Baäl Kourei en mag hij bij het Chanooka-feest op 14 december 1930 in het Verenigingsgebouw op de Brink de lichten aansteken, maar veel toekomst lijkt hier niet te zijn. Toch neemt hij in 1931 als secretaris plaats in de propagandacommissie, die het Joods verenigingsleven in Betondorp nieuw leven moet inblazen. Maar het blijkt kwakkelen in Betondorp, zullen ook de komende jaren bewijzen.

Samuel moet dus op zoek naar een plek waar hij zich werkenderwijs nuttig kan maken, nu hij afgestudeerd is. Dat kan als godsdienstonderwijzer, maar ook als geestelijk functionaris. In mei 1931 mag onze afgestudeerde seminarist als proef voorzingen in de synagoge van de vereniging Sjoloum Wereingous in Amsterdam Noord, in verband met een vacante voorzangersplaats aldaar. Er wordt zelfs een klein grapje over dit gegeven gemaakt in de Joodsche Jeugdkrant Betsalel. Hoe dit proef-voorzingen is gegaan vermelden de kranten helaas niet, maar het lijkt er niet op dat Samuel door de proef heen is gekomen. Er is dan ook verder niets meer van voorzangactiviteiten door Samuel Verdoner voor Sjoloum Wereingous meer te vernemen.

Wel mag Samuel vanaf oktober 1931 op woensdagavond godsdienstlessen gaan geven voor Nachaliël, Thouro (de wet) met uitleg uit de bekende Rashie-vertaling van A.S. Onderwijzer. Dit is in die tijd de beproefde methode in de godsdienstschooltjes verspreid door de hele stad.

Voor zover bekend vindt de eerste kennismaking van Samuel met Rechouwous, de Joodse vereniging voor de Indische Buurt, waar hij zo’n belangrijke rol zal spelen, op zaterdag 24 december 1931 plaats. Samuel is  dan spreker op een bijeenkomst genaamd Sjabbosmiddag, een jongensbijeenkomst voor jongens van 9 jaar en ouder, die gehouden wordt in de woning  van Hartog de Vries, de beheerder van de Joodse begraafplaats Zeeburg, op Zeeburgerdijk 226. Mogelijk is dit een interessante nieuwe kring voor Samuel, die in Betondorp een beetje uitgegroeid lijkt in zijn mogelijkheden.

Rechouwous

In november 1925 wordt in de Indische Buurt in Amsterdam Oost officieel opgericht Rechouwous, de Joodsche Vereeniging voor de Indische Buurt, met als voorzitter lompenhandelaar Levie Vuisje uit de Eerste Atjehstraat, die geruime tijd het voorzitterschap van de vereniging zal vervullen. Erevoorzitter is rabbijn Coppenhagen, die ook een van de belangrijke aandrijvers is geweest bij het tot stand komen van de vereniging. Secretaris is Hartog de Vries, beheerder van de Joodse begraafplaats Zeeburg. In eerste instantie heeft de vereniging uitsluitend de beschikking over de woning van de beheerder van de Joodse begraafplaats, maar trekt al spoedig in een als synagoge ingerichte woning op Molukkenstraat 89, waar nu de Albert Heijn zit en een gedenkplaat de voormalige synagoge vandaag de dag herdenkt.  De vereniging kent een voorspoedige start in de nieuwe Indische Buurt en gaat zelfs over tot het uitgeven van een eigen Joodse buurtkrant. Voorzanger is in eerste instantie de heer Salomon Vuisje (zoon van Levie Vuisje, later betrokken bij de Talmud Tora-school aan de Kraaipanstraat, en spoedig als gazzen opgevolgd door L. Gobes) en kourei de heer Prins. Er worden vanuit het gebouw in de Molukkenstraat allerlei cursussen voor Joodse buurtbewoners georganiseerd, er zijn een dames- en een jeugdafdeling, een Sabbathvereniging en men streeft zelfs naar Joods middelbaar onderwijs.

Belangrijk item voor Rechouwous, dat als doelstelling heeft afgedwaalde geloofsgenoten in de buurt terug te winnen voor het Jodendom, zijn de herhaalde pogingen van het Leger des Heils algemene middagen te organiseren waar Joodse kinderen ook welkom zijn.

In eerste instantie groeit de vereniging snel en lopen de zaken voorspoedig. De oprichting van de door Nachaliël zo gewenste grote synagoge aan de Linnaeusstraat in 1928 is echter een grote slag voor Rechouwous, en overigens ook voor de synagoge in de Commelinstraat in de naastgelegen Dapperbuurt. Het ledental begint begin jaren dertig aanzienlijk terug te lopen en de locatie Molukkenstraat kan niet langer gehandhaafd worden. Het is bij dit Rechouwous in zwaar weer waar Samuel Verdoner eind 1931 aanspoelt, en in het bijzonder bij de jeugdafdeling Tsingerei Rechouwous, die samenkomt in het huis van Hartog de Vries. De activiteiten die hij hier in eerste instantie organiseert zijn zaterdagmiddagen voor de jeugd. Deze activiteiten zijn door Rechouwous in eerste instantie in het leven geroepen om de opgroeiende jeugd te beschermen tegen de boze invloeden van buitenaf. Het gaat daarbij niet alleen om de kwalijke proselytiserende activiteiten van het Leger des Heils, maar ook om het rondhangen in de seculiere omgeving van de Indische Buurt in het algemeen. Overigens blijft Samuel ook zijn activiteiten voor Nachaliël ontplooien en geeft daar nog steeds Thouro.

Het is mogelijk tot waarschijnlijk dat Samuel ook al een baan heeft in deze periode. Er bestaat een onbevestigd bericht dat hij sinds 1931 als inval-, hulp- of in ieder geval niet vaste godsdienstonderwijzer actief is, met een tijdelijke aanstelling. Het is goed mogelijk dat hij hier collega is van Salomon Vuisje, en door deze geattendeerd wordt op Rechouwous. Pas in 1937 zal Samuel Verdoner officieel als vaste onderwijzer aangesteld worden door de Kerkeraad van de Nederlandsch Israëlietische Hoofdsynagoge. Mogelijk nog later is hij godsdienstonderwijzer aan de Talmoed Thoraschool in de Kraaipanstraat. Het is moeilijk zicht te krijgen op het uitoefenen van het godsdienstonderwijs door Samuel Verdoner.

Ontplooiing

We komen begin 1932 Samuel ook voor de eerste keer als openbaar spreker tegen, in jaargang 6 nummer 7 van het blad Nachaliël.

Een bijzonder feest

Voor de Sjoelbezoekers van Tuindorp-Watergraafsmeer was het Sjabbos Besjallach een bijzonderen dag immers het echtpaar Gans vierde zijn 50-jarige Echtvereeniging, terwijl tevens de heer Gans 75 jaar werd. Bij die gelegenheid was zijn zoon, de Heer I. gans, de populaire Directeur der Joodsche Invalide, uitgenoodigd om de dienst te leiden. De Heer I. Gans ging op uitnemende wijze voor in deze ochtendienst, waarbij flink geofferd werd. De heer Gans, de geachte jubilaris, werd met bijna alle Mitzwous vereerd en na het lezen uit de Touroh door den trouwen Jeugdsjoelbezoeker David Cohen, hield de heer S. Verdoner een predikatie tot de familie Gans naar aanleiding van de volgende teksten.

Mozes zei: “Dit is de zaak, die de E. geboden heeft: een Omer vol er van zal ter bewaring zijn voor uw nageslacht; opdat zij zien zullen de spoijs, die Ik u in de woestijn te eten heb gegeven, toen ik U uit het land Egypte gevoerd heb.”

Mozes zei tot Jehosoea: “Kies ons mannen uit en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen zal ik mij op den top van den heuvel plaatseb, met den staf Gods in mijn hand.”

Spr. vergeleek den Heer Gans met Mozes, omdat hij het steeds is, die de Joodsche Betondorp-bewoners opwekt tot trouw Sjoelbezoek, opdat deze Sjoeldiensten behouden blijven. Aan het einde van de dienst zongen de Gazzen en de Heer Verdoner samen nog Omar Rabbi El’ozor, hetgeen zeer in de smaak viel en dan nog allen gezamenlijk het slotgebed. Een hartelijk jejasjeir kougago viel dan ook den heer I. Gans ten deel en daarmede was deze feestdienst ten einde.

Grote veranderingen dus, de dood van moeder, verkering en verhuizing. Samuel studeert ook nog en zal in september 1932 ook zijn sjouget-diploma, het diploma voor ritueel slachten, behalen. Samuels ster is rijzende in de wereld van de Joodse verenigingen in Amsterdam Oost. De Sjabbosactiviteiten worden uitgebreid met de mogelijkheid voor jongens die thuis geen Seideravond kunnen vieren, dit na opgave op Zeeburgerdijk 226 te komen doen. Hierbij speelt Samuel een belangrijke rol. Uit een verslag van het Nieuw Israëlietisch Weekblad van 6 mei 1932 nemen wij het volgende over.

Donderdag 21 april j.l. den tweeden Seideravond, heeft “Tsengierei Rechouwous” voor hare jonge leden de gelegenheid opengesteld, om den seider te vieren. Daar er al spoedig, na de Seideraankondiging, ook vele verzoeken van niet-leden bij het bestuur binnenkwamen, besloot het ook deze toegang te verlenen. In het clublokaal, dat Zeeburgerdijk 226 gevestigd is, had de fam. de Vries de seidertafel reeds op onberispelijke wijze ingericht. Nadat alle aanwezigen hartelijk waren verwelkomd, sprak de heer S. Verdoner eenige waardeerende woorden, wegens de keurige wijze, waarop alles georganiseerd was. Spoedig werd het woord gegeven aan den heer M. Ansel, die de leiding van den “voor-Seider” op zich genomen had, van welken taak hij zich op loffelijke wijze kweet, evenals genoemde heer Verdoner, die als leider van den “na-seider” functioneerde. Het geheel had dan ook een vlot verloop, dank ook zij de diverse leiders, die, zoo vaak dit noodig was, assisteerden. Natuurlijk werd het, voor de kinderen, niet onbelangrijke gedeelte van den Seider, “men ete naar welgevallen”, niet vergeten. Toen dien avond het geluid van het laatste “arme lam” weggestorven was, bedankte de heer L. Gobes alle aanwezige leiders voor de eminente wijze, waarop allen zich van hun vrijwillige taak gekweten hadden. Ook de verschillende schenkers van giften, die den seider hebben mogelijk gemaakt, werden niet vergeten. Tenslotte dankte spr. den heer en mevrouw de Vries voor alle medewer­king, die de vereeniging van hen ondervindt. De heer de Vries drukte vervolgens de ouders, die ondertusschen waren binnengekomen, op het hart, hun kinderen naar de Joodsche school en op Sjabbos naar Ts. Rech. te zenden. Nadat de heeren Ansel, Verdoner, de heer Kleinhaus en mej. Wegloop nogmaals bedankt waren voor de opofferingen, die zij zich getroost hadden, spoedden zich de kinderen, uiterst voldaan, naar huis.

Louis Gobes is in die tijd gazzen van Rechouwous. Hij is iets ouder dan Samuel en geboren in Griethausen, net over de Duitse grens. Hij is al sinds 1927 (op ca. 17-jarige leeftijd) betrokken bij Rechouwous en is vermoedelijk ook een leerling aan het seminarium geweest. In 1929, na het vertrek van Salomon Vuisje als voorzanger – deze geeft nog wel de volwassencursussen – mag hij proefdienst afleggen bij Rechouwous en het lukt: Louis wordt aangenomen als voorlezer/voorzanger van Rechouwous.

Samuel blijft de jeugdactiviteiten op de zaterdagmiddag begeleiden, onder leiding nu van Louis, en blijft voorlopig ook in de Betondorpse synagoge van Nachaliël actief, waarbij hij nog steeds Kouro is en ook verantwoordelijk is voor versieren van het gebouw. Ook mag hij bij het Chanoeka-feest van Nachaliël de kinderen toespreken. Het gaat niet zo goed met Nachaliël. Er is sprake van stagnatie in het ledenbestand en deelnemers aan activiteiten nemen af. Het is überhaupt algemene malaise in het Nederlands Jodendom in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Zelfs de grote Duitse Amsterdamse synagoge moet vanwege een gebrek aan bezoekers gesloten worden. Daar komt in Amsterdam Oost nog bij dat zoals gezegd de kleine buurtsjoeltjes ook nog eens concurrentie kregen van de grote synagoge aan de Linnaeusweg. Wat als een zorgvuldig plan tot herstel van het jodendom – het stichten van buurtsynagoges – met name door rabbijn Coppenhagen was opgezet, begint in elkaar te storten. Om over de ontwikkelingen in nationaal socialistisch Duitsland nog maar te zwijgen.

Het is bij Nachaliël dat Samuel voor zover bekend voor de eerste keer volwassenen in het openbaar mag toespreken, bij het afscheid van de gazzen van de jeugd-sjoel van Nachaliël, leeftijdgenoot Meijer Druijff, die sinds 1925, op zijn 17e, al gazzen is bij de jeugd-sjoel. Het schijnt geen bijzondere toespraak geweest te zijn gezien de zeer beperkte samenvatting in het artikel in het Nieuw Israëlietische Weekblad van 27 januari 1933. Samuel is niet iemand die zich op de voorgrond dringt. Dat blijkt ook wel bij de seideravonden voor de jeugd van Rechouwous, die nog steeds gehouden worden. Hij krijgt hier concurrentie van de al eerder genoemde Machiel Ansel, iets jonger dan hij, die samen met hem de leider van de bijeenkomsten en van de activiteiten van Tsjengerei Rechouwous wordt. Machiel Ansel is een streng orthodoxe jongen die hoopt ooit rabbijn te worden, waar hij ook voor gaat studeren, om in 1935 tot rang van godsdiensthoofdonderwijzer te worden bevorderd. Ook Machiel zal in de oorlog door de nationaal socialisten om het leven worden gebracht.

Op 26 augustus 1933 verloven Samuel Verdoner en Marie Wagenaar zich met elkaar. “Geen ontvangdag”, staat er op de kaart. Het is niet duidelijk wat en of dat iets te betekenen heeft. In ieder geval is er weinig sprake van uitbundigheid. Samuel vertrekt in het jaar 1933 ook definitief bij Nachaliël. Zijn vertrek, alsdus het jaarverslag van de vereniging, laat een leemte achter die niet gemakkelijk is op te vullen. De reden voor Samuel om te stoppen is waarschijnlijk de verhuizing van het gezin uit Betondorp geweest, na de dood van moeder Naatje.

De synagoge in Betondorp blijft nog vele jaren in stand en het laatste bericht wat wij er van horen staat in het Nieuw Israëlietisch Weekblad van 13 oktober 1939.

Het is niet bekend hoe het met deze synagoge is afgelopen, maar na de oorlog bestond ze niet meer.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940

Het eerste katholieke kerkje in Betondorp

Alhoewel de huidige katholieke kerk van Betondorp, tegenwoordig de Blessed Trinity genoemd, pas in 1952 gebouwd werd, was sinds 1936 al sprake van een katholiek kerkje, dat in de Roosenburghschool aan het Zuivelplein gevestigd was. Uit oude kranten nemen wij hierover de volgende berichten over. Het eerste bericht komt uit De Tijd van 18 februari 1936.

Vrijdag a.s. inzegening kerkje Betondorp

Rector A.J. Vriens en twee assistenten zullen de zielzorg waarnemen

Vrijdagavond 21 Februari a.s. zal het nieuwe kerkgebouw in het tuindorp Watergraafsmeer door den hoogeerw. heer C.J. Boekhorst, deken van Ouderkerk, worden ingezegend. De hoogeerw. pater A.M. Trampe, generaal-overste van de Missionarissen van de H. Familie te Kaatsheuvel heeft benoemd tot oprichter en rector van deze kerk en het bijbehoorend klooster, welke zijn toegewijd aan de H. Familie pater A.J. Vriens, rector van het Missiehuis St. Antonius te Kaatsheuvel en als assistenten pater Fr. Kampenhout en pater G. School.

Nadat veel moeilijkheden overwonnen zijn [namelijk de stichting van een kerkje zonder dat daar een ruimte voor beschikbaar was; red.], krijgt dus het Betondorp zijn eigen kerk en een klooster. De Zeereerw. heer B. Lasance, pastoor van St. Petrus’ banden te Diemen, die met veel moeite en offers van zijn kant katholiek Betondorp dit groote geluk heeft bezorgd, zal er Vrijdag plechtig O.L. Heer binnen brengen in een omgeving, waar de Eucharistische God nog nooit heeft gewoond en maar door zeer weinigen wordt gekend.

Zooals hierboven reeds vermeld, is tot oprichter en rector van kerk en klooster benoemd pater A.J. Vriens. Pater Vriens, een zoon uit de parochie Loenersloot, werd geboren op 22 Febr. 1896. Langen tijd stond hij als rector te Kaatsheuvel en met gemengde gevoelens werd daar het bericht van zijn overplaatsing ontvangen. De vele jaren dat pater Vriens in het klooster te Kaatsheuvel werkzaam is geweest en niet het minst den tijd dat hij als rector in het Missiehuis fungeerde hebben hem in breede kringen vele vrienden bezorgd. Noode zullen zij daarom kennis hebben genomen van dezen symapthieken volksvriend, doch even gaarne zien zij de belangrijke promotie, die in dezen vertrouwenspost is weggelegd.

Immers de stichting van een nieuw klooster in een Bisdom, waar de Paters der H. Familie nog niet zijn gevestigd en daarenboven het pastoraat van een nieuwe kerk vragen groote verantwoordeijkheid. Pater Vriens zal zich ongetwijfeld dit vertrouwen waardig toonen. Ook de beide paters assistenten, hoewel voor de meesten minder bekend, worden genoemd als de aangewezen mannen voor het ver van gemakkelijk werk, dat den paters in hun nieuwen werkkring wacht.

Vrijdagavond half acht zal de plechtige inzegening van de nieuwe kerk aan het Zuivelplein geschieden door den hoogeerw. heer C.J. Boekhorst, deken van Ouderkerk. Zondag 23 Februari wordt de eerste plechtige H. Mis in het nieuwe kerkje als dankoffer aan God opgedragen. Onder deze H. Mis is er algemeene H. Communie voor alle katholieken van het Betondorp. Daartoe zal Zaterdag reeds biechtgelegenheid worden gegeven. Zondagavond zal een plechtig Lof met predikatie worden gehouden ter eere van de H. Familie van Nazareth, waaraan de kerk is gewijd.

Van het verslag van de plechtige inwijding in De Tijd van 20 februari 1936 nemen wij het volgende over.

Het is een heele geschiedenis geweest vóór de Paters er kwamen. Ongeveer drie jaar geleden richtte Z.H. Exc. Mgr. Aengenent z.g. het verzoek tot de Paters van het H. Hart te Tilburg, om zich met de zielszorg in het Betondorp te belasten. De Paters van het H. Hart namen het verzoek in overweging, maar zagen, bij gebrek aan beschikbaren grond of tenminste maar een lokaal om een hulpkerkje in onder te brengen, geen mogelijkheid er gevolg aan te geven. In de Meimaand van 1935 richtte Mgr. Aengenent eenzelfde verzoek tot de Paters van de H. Familie. Ook dezen meenden aanvankelijk geen mogelijkheid te zien. Toen kwam een katholiek Tuindorper op het idee, dat wellicht het leegstaan van een der drie openbare scholen aan het Zuivelplein de oplossing kon zijn.

Onderhandelingen werden aangeknoopt met ’t gemeentebestuur en dat was bereid de school te verhuren, echter niet de leegstaande middelste, maar de linker de Roosenburghschool, waarvan de bezetting naar de middelste zou worden overgebracht. Toen besloten de Paters den grooten stap te wagen en hun eersten parochie-arbeid in het Haarlemsch diocees te beginnen. De voormalige school aan het Zuivelplein zou hun kerk en assistentenklooster zijn.

[…]

Het Assistenten-klooster

Op de eerste verdieping zijn de daar aanwezige klaslokalen ingericht als klooster. Pater Rector en zijn assistenten hebben er hun kamers, de broeders – er zijn er op het ogenblik twee: Br. Antonius en Br. Stanislaus – hun cellen. […]

Hartelijk is trouwden het meeleven van Katholiek Betondorp. Ondanks hun schrale beurs hebben de parochianen aan het kerkje een tabernakel geschonken. Onder leiding van Pater F. van Kampenhout is reeds een zangkoor gevormd van 10 mannen en 20 jongens. Men heeft geholpen bij schoonmaak en inrichting en telkens is er belangstelling, komen er Tuindorpers kijken, hoe het met “hun” kerkje nu wel staat. […]

In totaal waren er een duizend Katholieken in het Tuindorp. Lang niet allen zijn echter practiserend. Voor de Paters van de H. Familie is hier dus een zware, maar schoone taak weggelegd.

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940

Het nieuwe Ajax-stadion

Uit De Zuid-Willemsvaart, 1934

HET NIEUWE AJAX-STADION

Plaats voor 20.000 toeschouwers

Nog in den loop van dit jaar zal Amsterdam zijn Ajax-stadion rijk zijn. Ajax heeft van de gemeente Amsterdam in huur gekregen drie terreinen liggende tegenover het Betondorp, daar, waar thans de hoeve “Voorland” ligt als een der laatst overgebleven natuurmonumenten van Watergraafsmeer. De hoeve, die zeer bouwvallig is, kan niet behouden worden, doch de statige oprijlaan zal den toegang vormen tot Ajax’ home.

Daar drie voetbalterreinen natuurlijk ontoereikend zijn voor de vele wedstrijden, die de Ajax-elftallen moeten spelen, heeft de gemeente toegezegd, nog twee terreinen op te leveren. Het geheele complex is door Ajax gehuurd voor een termijn van 25 jaar, met 15 optie-jaren tegen een huurprijs van f 7500 per jaar.

Er waren twee plannen gemaakt, het “A” plan, dat een geheele betonconstructie beoogt en het “B” plan, dat een eenvoudiger inrichting als basis had. Met vrijwel algemeene stemmen heeft de algemeene vergadering van Ajax het eerste plan aangenomen, oodat de tribunes uit beton zullen worden opgetrokken. De overdekte tribune komt, evenals de eere-tribune in het Olympisch Stadion, Noord-Zuid te staan, aan de achterzijde zullen glastegels worden aangebracht.

De geheele accomodatie zal plaats bieden aan 22.000 toeschouwers; 4500 kunnen een plaats vinden op de overdekte tribune, een gelijk aantal op de onoverdekte tribune en op ieder van de beide staantribunes kunnen 6500 voetbalenthousiasten geborgen worden. Men hoopt door het aanbrengen van zes lichtmasten ruimschoots gelegenheid te scheppen voor avondtraining en voor avondwedstrijden. Vier consumptiehuisjes op de hoeken van het veld zullen de bezoekers in staat stellen, zich van de sensatie van het groene veld te restaureren.

Zal dus voor de bezoekers uitstekend gezorgd worden, voor de voetbalelftallen zelf is de toestand van het veld en de kwaliteit van de grasmat het belangrijkste. Ook dit is een punt van diepgaande en langdurige besprekingen geweest. Het bleek n.l. dat de grond uit iets te vette teelaarde bestond; door dezen grond te mengen met bollenzand en hierover zandzoden aan te brengen, vertrouwt men, tot een ideale kwaliteit te komen. Het draineeringssysteem zal zoodanig worden ingericht, dat het des zomers tevens voor irrigatiedoeleinden gebezigd kan worden. De beplanting zal zoodanig plaatsvinden, dat een vriendelijk aanzien verkregen wordt en de idee “een Ajax-home” ook in de beplanting tot uitdrukking komt.

Het wegen- en verkeersvraagstuk is nog in studie. Voorlopig komt er nog geen parkeerterrein; mocht Ajax hiertoe overgaan, dan zal zij maximum f 4000 moeten bijpassen voor de “verhuiskosten” der vereenigingen, die dan hun veld zullen moeten verlaten.

Uit Sport in beeld/De revue der sporten, 11-12-1934

Een handvol op- en aanmerkingen over den Ajax-dag

5 December: St. Nicolaasdag.

9 December: Ajaxdag

[…]

’n Kwart eeuw lang heeft Ajax aan den Middenweg even vóór de Kruislaan gespeeld, in 1911 werden tribunes geplaatst om het veld, waar later negen Westelijke kampioenschappen en vijf kampioenschappen van Nederland behaald werden, in 1934 kwam het Ajaxstadion aan den Middenweg even voorbij de Kruislaan, waar de roodwitten thans wonen. Daan Roodenburg is de architect van dit nieuwe complex, maar had voorzitter Koolhaas eigenlijk ook niet gelijk toen hij de spelers van het kampioenselftal 1916-1919 aansprak als de bouwmeesters van dit nieuwe stadion? Deze onvergetelijke voetbalploeg, die nog éénmaal bij het defilé der Ajaxelftallen binnen de lijnen kwam, verdient de eereplaats op de titelpagina van dit nummer ten volle, het zijn deze roodwitten geweest, die als het ware den eersten steen hebben gelegd voor het sierlijke Ajaxstadion, dat bij het Betondorp verrezen is. Het zal menigeen goed gedaan hebben dit elftal nog eens te hebben kunnen toejuichen.

[…]

Categorieën
Geschiedenis Geschiedenis 1931-1940

Pantoffel-doodslag in de Veeteeltstraat

Uit het Utrechts volksblad van 8 februari 1939

Een huiselijke twist met een onverwacht dramatisch einde

Pantoffel-worp had de dood tengevolge

Amsterdam – Dinsdag

Een huiselijke twist tussen twee echtelieden, wonende in de Veeteeltstraat, in het Betondorp, Amsterdam Oost, heeft Zondagavond onvoorzien dramatische gevolgen gehad. Een voor de derde maal getrouwd zijnde 52-jarige tram-conducteur, had voor de zoveelste maal onenigheid en verschil van mening met zijn echtgenote, een 50-jarige vrouw, die al voor de tweede maal getrouwd was.

Tijdens deze ruzie – dat was Zondagmiddag – wond de tramconducteur zich steeds meer op. Op een gegeven ogenblik kreeg hij het zó zeer op zijn zenuwen, dat hij een van zijn pantoffels uittrok en dit schoeisel in de richting van zijn vrouw wierp. De pantoffel raakte de vrouw achter haar oor en wel zó, dat er een wonde werd geslagen, waaruit een dun straaltje bloed begon te sijpelen. De vrouw voelde zich onwel worden en haar toestand was weldra van dien aard, dat de tramconducteur het raadzaam achtte de hulp van een dokter in te roepen.

Omstreeks half zes kwam een dokter de gevraagde visite afleggen. Daarbij stelde de geneesheer verschijnselen vast, die op zware hersenschudding duidden. Opname in een der gasthuizen werd onverwijld noodzakelijk geacht. Met een ambulance-auto is de patiënte naar het Wilhelmina-gasthuis gebracht, waar zij twee uur later overleed…

Diezelfde avond sprak de tramconducteur, die zoals te begrijpen is, zeer onder de indruk van het gebeurde was, op straat een agent aan, dien hij in korte trekken het dramatische verloop van de huiselijke onenigheid vertelde. De ruzie was ontstaan omdat de vrouw geweigerd had mee te gaan naar een verjaardagspartijtje… Met den aanngesproken agent heeft de tramconducteur zich naar het politiebureau in de Linnaeusstraat begeven, waar hij opnieuw zijn droeve relaas deed.

De substituut-officier van justitie, mr. B. Kist, de commissaris van de politie, de heer E.C.J. Staal en inspecteur P.D.N Bijlsma begaven zich onmiddellijk naar de Veeteeltstraat om in de woning van het slachtofeer een onderzoek in te stellen. De pantoffel, waarmede de tramconducteur gegooid had, is daarbij in beslag genomen. Als verdacht van zware mishandeling, de dood tengevolge hebbende, is de tramconducteur gearresteerd en in verzekerde bewaring gesteld. Vermoedelijk zal hij overmorgen voor den officier van Justitie worden geleid. Het bij dit drama betrokken echtpaar was ongeveer anderhalf jaar getrouwd. Het huwelijk was niet bijzonder goed, want herhaaldelijk waren er vaak zeer hooggaande ruzies.

Het is ons helaas niet bekend hoe deze kwestie is afgelopen en welke straf de pantoffelwerper van de rechter kreeg toebedeeld.