Wedstrijd – 1

Wie kent alle plekjes in Betondorp? We houden een wedstrijd. De winnaar krijgt een bon van 100 euro om te eten en drinken in Eetcafé De Avonden. Geef bij de reacties je antwoord. De eerste die het antwoord goed heeft, krijgt een punt. Wie de meeste antwoorden goed heeft aan het eind van de wedstrijd, krijgt de bon. Bij een eventuele gelijke stand wordt de bon verloot.

De eerste opgave vind je hieronder. Nog niet zo moeilijk. Waar is dit?

Andy staat op straat

Andy Knijpinga van Stichting Maatwerk, over wie wij onlangs nog positief schreven, is op straat gezet en komt zijn locatie in de school op het Zuivelplein niet meer in. Niet helemaal duidelijk is wat de oorzaak daarvan is. In ieder geval is het gebouw voor hem gesloten en gebiedsmakelaar Fred Scheepmaker heeft hem verzocht geen pogingen meer te doen de ruimte, die hem door de vorige Stadsdeelvoorzitter Maarten Poorter was toebedeeld, te bezetten. Sterker nog, hem is vanwege het Stadsdeel dringend verzocht geen pogingen meer te doen om contact met dhr. Mahroui van Al Maarif te zoeken om de oude ruimte terug te krijgen, die nu vermoedelijk door deze Stichting gebruikt wordt.

Wij kunnen niet precies beoordelen wat de reden is geweest dat Andy niet meer toegelaten wordt door Al Maarif, maar het dringend verzoek van Fred Scheepmaker doet ons denken aan het dringend verzoek aan onszelf om niet door te gaan met de activiteiten ter voorbereiding van de viering van 100 jaar Betondorp, waaronder deze site. Wij hebben dit verzoek destijds in de wind geslagen. Wat het Stadsdeel betreft zijn we illegaal bezig. We hopen er maar het beste van. We leven tenslotte niet in een politiestaat. Voor Andy is de situatie een stuk lastiger omdat hij nu zijn ruimte daadwerkelijk kwijt blijkt te zijn. We zijn benieuwd naar de afspraken die hieraan ten grondslag liggen.

Tenslotte zagen we Andy vanmiddag bij De Avonden. Hij liet trots de trofee zien die hij had ontwikkeld ter bevordering van verbinding in Betondorp. We vinden Andy een fijne man en hopen nog veel van hem te horen. De kwestie rond zijn ontruiming fascineert ons en vooralsnog vragen we ons af of iemand die een ruimte ten gebruike heeft gekregen zo maar op straat gezet kan worden. ‘Ja, in Betondorp kan alles,’ horen we iemand zeggen. Maar het is de vraag of dit nu nog heel lang zo door moet gaan.

Interview met Rogier Schravendeel

Door Margrietha Reinders

“PPfff. He, he. Ik ben er! “ Hijgend en buiten adem valt Rogier neer op de stoel tegenover mij in café de Avonden. Zo ken ik hem: altijd onderweg naar een nieuw doel, steeds weer in gevecht met de klok. Rogier is een activist in hart en nieren, vechtend voor mensen in achterstandssituaties: kinderen en hun moeders in opvangkampen, vluchtelingen in uitzichtloze omstandigheden, mensen zonder papieren die geen kant op kunnen . Met verbeten moed der wanhoop zet Rogier zich voor hen in en probeert steun te verwerven om hen te helpen . Tegelijkertijd werkt hij als projectleider voor het Amsterdamse ingenieursbureau op de Amsterdamse Zuidas en begeeft zich in werelden die ver afstaan van de mensen aan de onderkant van de wereldsamenleving. Hoe is dit zo gekomen en waarom zitten wij nu op dit terrasje in Betondorp, bij het volk van Amsterdam? Waar iedereen je kent en niemand wordt overgeslagen ?

Rogier vertelt : ”Mijn vader, leraar Nederlands, kwam uit gereformeerd gezin in Delft dat meeging met de Vrijmaking in de Gereformeerde Kerk, maar maar hij had als jongetje van zeven veel moeite met die kerksplitsing. Hij mocht plotseling niet meer met zijn vriendjes spelen en zondags zaten ze in voortaan twee keer per dag in een gymzaaltje in plaats van in de grote kerk. Deze kerkscheuring veroorzaakte veel leed en trok hele families uit elkaar. Mijn vader keerde het geloof de rug toe en kreeg er een afkeer van: hij werd Spinoza-aanhanger, pacifist en lid van de PSP; zijn leven ging in het teken staan van het gevecht tegen onrecht en onderdrukking en het helpen van de zwakkeren. Dat maakte hem ook eenzaam, omdat hij zich op zijn beurt ook afgescheiden had van zijn ouderlijk milieu, dat hem lange tijd tot terugkeer bleef manen.

Op de lerarenopleiding in Den Haag ontmoette mijn vader mijn moeder, een meisje uit Rotterdam, van wie de hele familie net als die van mijn vader oorspronkelijk uit de Hoeksche Waard kwam. Zij trouwden in 1962, met name onder aandringen van mijn moeder, toch in de kerk – mijn vader werd er zelfs Nederlands Hervormd voor – en gingen wonen in Moordrecht, bij Gouda. Het eerste kindje van het gezin, Jeroen, werd dood geboren. Dat kwam in die tijd veel vaker voor dan nu en er was weinig aandacht voor, het werd door de medische instanties weggemoffeld, dat leed. Men dacht toen dat dat het beste was. Daarna kwam ikzelf, Rogier, een geliefd, aanbeden kind, mooi met lieve krullen. De oudste kleinzoon, maar toch niet de oudste zoon van het gezin. Merkwaardig feit is dat ik nog steeds regelmatig door mensen Jeroen genoemd wordt. Nooit een andere naam.”

Na Rogier werden nog twee broertjes geboren, allebei slechtziend vanwege een erfelijke aandoening. De aandacht verschoof van het kleine jongetje dat Rogier was naar de broertjes met hun handicap. Zo kreeg Rogier ongewild een missie om “de wereld te redden“ en voor kwetsbare mensen op te komen. Zijn ouders waren idealisten , die hun kinderen daarin meenamen, en hun wereldbeeld overdroegen op het kind dat Rogier was: een intelligent, talig jochie met een eigen gedachtenwereld. Maar ook een eenzaam kind dat zichzelf moest redden. Hij nam het vaak op voor de zwaksten en stond dan alleen, al kon hij zichzelf ten opzichte van de groep wel goed handhaven met zijn slimheid en vermogen om overeind te blijven in sociale situaties. In die tijd las hij het jeugdboek van Jaap ter Haar: “Parcival”, over een ridder van de ronde tafel, die het opnam tegen het kwaad. Dat werd zijn voorbeeld. Als Rogier vertelt over een bezoek aan de familie van een vriendje in een arm gezin barst hij in tranen uit. Hij voelt zich daar nog steeds machteloos over.

Langzaam vervreemdt Rogier van de rest van het gezin, dat in de jaren 70, een tijd van polarisatie, meegaat met de sociaal-radicale koers van de PvdA van Joop den Uijl. Ze verhuizenin 1974 naar Woudrichem, in het land van Heusden en Altena. Rogier is tien jaar en vindt het daar niet fijn , voelt zich ontworteld en in isolement, zeker als hij als enige leerling van het dorp naar het gymnasium in Gorkum moet. Er is bij hem een structureel gevoel ontstaan van vreemdelingschap, van nergens bij horen. De relatie met zijn ouders en broers wordt ook op de proef gesteld; er zijn veel ruzies thuis. Het is een ongelukkige tijd. Bij gebrek aan enig idee gaat hij aan de hand van een beroepskeuzetest in Wageningen Agrarische Sociologie van Niet-Westerse Gebieden studeren. Daar explodeert hij, experimenterend met drank en drugs. Op een gegeven moment stort hij in: hij krijgt angstaanvallen en draait door. Een switch naar een studie Nederlands in Amsterdam lost in eerste instantie weinig op. Hij ligt op bed en geeft de hele wereld de schuld van zijn ondergang, tot hij mede dankzij zijn goede vriend Gijs weer verantwoordelijkheid voor zijn leven neemt en een schoonmaakbaantje aandurft dat hem uiteindelijk redt.

Uiteindelijk zal hij met uitstekende cijfers afstuderen als Neerlandicus en krijgt zelfs een aanstelling als onderzoeker in opleiding, promotieonderzoek. Samen met vrienden heeft hij inmiddels het tijdschrift “De Groene Bijeneter” opgericht. Via dat tijdschrift leert hij Gertruud kennen, die gedichten en toneelstukken vertaalt uit het Russsisch, een zeer begaafde literator en prachtige vrouw. Hij raakt gebiologeerd door haar en volgt haar naar Rusland, dwars door het ijzeren gordijn. Ze komen samen terug en trouwen direct – in eerste instantie niet tot het genoegen van van zijn ouders. Rogier en Gertruud willen heel graag kinderen , maar dat mislukt: ze blijven ongewenst kinderloos, tot hun grote verdriet.

In die periode begint Rogier weer te bidden en toenadering tot God te zoeken. Hij herontdekt oude zeventiende-eeuwse christelijke schrijvers zoals Voetius en à Brakel, en ook bevindelijke schrijvers als Pleun Klein, die veel indruk op hem maakt. Dan wordt er bij Rogier kanker ontdekt: hij heeft nog 30 procent kans op overleven, zegt de dokter op een bepaald moment. Maar: hij geneest! Het daarop volgend proces leidt bij hem tot een diepe bekeringservaring. Hij ervaart een verzoening met God in Christus, waarbij God hem ook werkelijk aan zichzelf ontdekt. “Ik voelde mij opgetild als een hondje aan zijn nekvel”. Als hij erover vertelt, springen de tranen hem in de ogen. Hij zal daarna nooit meer dezelfde zijn. Voor zijn vrouw is dat niet altijd gemakkelijk.

”God bestaat echt” zegt hij. “God is niet de God van de woorden, van de ratio, maar een werkelijke God, groter dan de mens, hooguit te noemen als het overrompelende mysterie; een God Die in laatste instantie in geen taal te vangen is, maar de mens wel nabij wil zijn.” Overdonderd door zijn Godservaring vindt Rogier met vallen en opstaan zijn weg. “Ik ben toen iemand anders geworden” zegt hij. ”Ik moest vooral ontzettend veel afleren, en ik ben daar nog steeds mee bezig. Oordelen vooral, meningen hebben, je wapenen met slimme visies om je zin te krijgen. Het geloof is niet moeilijk. Jezus volgen. God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Maar dat kon bij mij alleen omdat ik door God zelf overwonnen werd. God is er, en Hij weet wat goed voor de wereld is. Dat is mijn basis vertrouwen. Ook als er veel slecht gaat. Als er mensen in een heel moeilijke situaties verkeren, wil ik me om hen bekommeren. Zoals om de kinderen in de IS kampen in Syrie. Je kunt ervoor kiezen om met hen begaan te zijn. Niet dat het gemakkelijk is.”

Rogier is sterk en gedreven, altijd bezig mensen uit de modder te trekken. Zijn ouders zijn nu trots op hem. Zo kwam hij ook in Betondorp als stagiair bij buurtdominee Margrietha. Hij overwoog een loopbaan als voorganger. Hoewel daar vanwege omstandigheden niets van terecht kwam, bleef hij Betondorp toch trouw. Onder andere door het opzetten van de website 100 jaar Betondorp. Hij wil mensen verbinden, tot hun recht laten komen. Soms loopt hij daarmee wel eens te hard! En raakt buiten adem. Dan moet hij een stap terug doen en weer naar Gods stem luisteren. Die trekt hem dan weer aan zijn oren.

Rogier bestelt nog een biertje bij SEM van de Avonden. Hij lust nog steeds graag een drankje en een lekker hapje. Niets menselijks is hem vreemd, en dat is maar goed ook!

Knijpinga: voorstanden van horeca op de Brink

Zojuist kregen wij van Andy Knijpinga, oprichter van de Partij van de Dialoog en Stichting Maatwerk, het bericht dat hij zich achter het plan stelt om nieuwe horeca op de Brink te vestigen, is het in het Brinkhuis of is het elders. Bedankt Andy! we zijn benieuwd hoe dit verder gaat…!

Tevens meldde Andy dat er weer een nieuwe draaiwagentocht door de buurt op het programma staat. De datum wordt als het goed is op deze website nog bekend gemaakt.

Wat doen we met het Brinkhuis? – 2

Op ons eerdere voorstel het Brinkhuis tot zijn volledig recht te laten komen door er een restaurant in te vestigen, kwamen diverse reacties binnen. Sommigen maakten zich zorgen over de huidige gebruikers van het Brinkhuis. Het is uiteraard niet de bedoeling om Dynamo en de gebruikers van het pand op straat te zetten. Hiervoor dient een andere ruimte gevonden te worden. Maar de gedachte om het Brinkhuis een andere bestemming te geven waardoor de Brink beter tot zijn recht gaat komen is prikkelend.

Een van de reacties die ik met jullie wil delen, is dat niet het Brinkhuis, maar juist de gevel waarin nu Serton Records, de kledingwinkel etc. in gevestigd zijn, het meest geschikt zijn voor horeca. Het Brinkhuis zelf zou zeer geschikt zijn voor een museum over Betondorp, gecombineerd met een VVV-achtige ambiance waarin zelfs een bibliotheek nieuwe stijl gevestigd zou kunnen worden, met gratis boeken en misschien zelfs wel een weggeefwinkel.

Waarschijnlijk is het bestemmingsplantechnisch niet mogelijk een niet-culturele bestemming aan het Brinkhuis te geven. Maar met enige creativiteit zouden plannen als hierboven – een combinatie van horeca en een museale functie – binnen de regels van het bestemmingsplan uitgewerkt kunnen worden. Voor de aardigheid hebben wij dit bestemmingsplan hierbij gevoegd. In eerste instantie zien wij niets dat vestiging van horeca in het Brinkhuis tegenhoudt. Graag hopen wij de komende maanden wat dieper op dit bestemmingsplan in te gaan.