Stelende bejaarden

In september 1995 ontstaat een rel in Betondorp naar aanleiding van een interview in Trouw met supermarktondernemer Ruud Duiker, die de A-markt in het dorp exploiteert. Duiker klaagt namelijk over de enorme hoeveelheid diefstallen die in zijn winkel worden begaan. Volgens hem kost dit hem ongeveer 700 gulden per week, zo’n 35.000 gulden per jaar. “Je bent meer politieagent dan ondernemer,” stelt de A-markt exploitant. Volgens hem wordt driekwart van het gestolen bedrag bovendien door bejaarden uit de buurt gestolen.

De ondernemer stelt dat toen hij drie jaar geleden begon, diefstallen vooral gepleegd werden door jongeren, junks en alcoholisten. Inmiddels is dat totaal veranderd volgens de ondernemer, en zijn het vooral AOW-ers die met hun inkomen niet rond kunnen komen, die bij hem in de winkel proletarisch komen winkelen. Duiker noemt vele voorbeelden van betrapte bejaarden, die na de toegang van de winkel ontzegd te hebben gekregen, de volgende dag gewoon weer terugkomen om hun roofzuchtige praktijken voort te zetten.

Het interview in het landelijk dagblad wordt de ondernemer in het dorp niet in dank afgenomen. “Die man moeten ze in het kruis schoppen,” aldus de reactie van een Betondorper in een volgende uitgave van het dagblad. “Je gaat achter de rug om toch niet je klanten beschuldigen? Terwijl hij het juist van de oude mensen moet hebben. Nu krijgt hij helemaal geen klanten meer.” Diverse bejaarden worden door de kwaliteitskrant geïnterviewd. Allen ontkennen ten stelligste dat Betondorpse bejaarden stelen. “Dat doen bejaarden niet, dat doen alleen buitenlanders,” is de tendens. “Bejaarden stelen niet. Ze hebben vroeger armoede gekend en gevochten om het beter te krijgen. Het lijkt me allemaal overdreven.

De eigenaar van de A-markt weigert verder commentaar te geven en gaat over tot de orde van de dag: het bewaken van zijn spulletjes.

Voedselkracht

Vanmiddag in het Brinkhuis was ik getuige van de voorbereidingen van de vrijdagse uitdeling door Voedselkracht. Voedselkracht wordt georganiseerd door Marja Remesar, is een activiteit van stichting HeartLinQ en bestaat uit het uitdelen van zowel klaargemaakt voedsel als ingrediënten vanuit het Brinkhuis. Marja doet dit in haar vrije tijd, naast haar baan bij het Amsterdamse GGD. Hieronder een foto van Marja (rechts), die ter gelegenheid van het éénjarig bestaan van Voedselkracht een bos bloemen krijgt overhandigd.

HeartLinQ bestaat al 13 jaar, maar is nu één jaar met Voedselkracht actief in Betondorp. Er komen inmiddels iedere vrijdag meer dan 100 mensen uit de hele stad naar Betondorp. Hieronder een foto van het hele team.

Het goede nieuws is dat Marja zich heeft aangesloten bij het team dat op zaterdag 24 september 2024 het grote feest organiseert in verband met het 100-jarig bestaan van Betondorp. Daarom hieronder ook even een foto van de drie dames, met als grote sterke man Raoul Wartes in het midden (tweede van links), penningmeester van de organisatie. Dat is een belangrijke taak, want, zoals ik heb uitgelegd gekregen, de overheid ziet geen enkele aanleiding of mogelijkheid Voedselkracht te subsidiëren.

Leuk om te horen dat we ook wederzijdse kennissen hebben: Peter van Stichting Blije Buren, die destijds ook vanuit Betondorp actief was, voordat zijn partner Fran onverwacht kwam te overlijden. Marja heeft destijds nog met Peter samengewerkt. Dan blijkt de wereld toch altijd weer klein. We wensen Voedselkracht een lang leven toe in Betondorp en in het Brinkhuis.

Betondorp: allesbehalve plezierig

Uit De Tribune van 19 mei 1924:

Het Betondorp te Watergraafsmeer.

Allesbehalve plezierig is het daar.

(P.) Het moet waarachtig weer De Tribune zijn, die het opneemt voor de arbeiders, ditmaal voor de gedupeerden in het betondorp in de Meer. De bouw daar, schiet niet op, hier en daar zijn stukjes bewoond. De bewoners hebben behalve veel last van het vocht, buitengewoon veel hinder van het opgejaagde stof van de om hen of helemaal niet in aanbouw zijnde huizen en van half of helemaal niet aangelegde straten.

De buurt ligt bovendien geheel geïsoleerd. Een verkeersweg naar de Keulschevaart ontbreekt nog altijd. Wie de bushalte bij de Duivendrechtse brug wenscht te bereiken, kan dit slechts doen, door door de klei te baggeren en door langs de gebrekkige rails van de transportwagentjes omhoog te klauteren. De verbinding met de stad is in elk opzicht onvoldoende. De Gooische stroomtram stopt thans op den Middenweg ter hoogte van het betondorp. Echter een ritje daarmee, wat je niet verder brengt dan het W.P.-station, kost je 15 cent. En dan gaat dit trammetje misschien slechts 10 keer per dag. De particuliere autobus Diemen-Amstelhotel is onvoldoende en kost ook 15 cent per rit. Van dezelfde onderneming rijdt ook een bus Diemen-Pretoriusstraat. Als je bij de Pretoriusstraat bent, zit je nog aan den rand van de stad. Bovendien gaat deze bus slechts om het uur!

Gooische stoomtram (links Betondorp). Foto Stadsarchief Amsterdam

Ja, de gemeentebus oftewel de Kraaienknip! Dat ding doet maar net of er nog geen betondorp bestaat. Gaat nog altijd niet verder dan tot de ingang van de Oosterbegraafplaats. Maanden terug nam de gemeenteraad reeds een voordracht aan om dit vervoermiddel door te trekken.

Nu is er een voordracht verschenen voor een nieuwe buslijn Betondorp-Amstelhotel. Wij wezen er reeds op dat deze verbinding misschien wel goedkooper is dan de particuliere lijn, doch die in ieder geval de bewoners niet verder de stad in brengt.

De bezuinigingsmanie van B. en W. de oorzaak? De bewoners van het betondorp en van andere bouwblokken in deze buurt denken er niet aan, zich voor dat bezuinigingskarretje te laten spannen. Hun belastingcentjes worden net zoo goed opgevorderd als van de bewoners van andere buurten. En de huren? Daarover zullen we de volgende week wel iets schrijven. Ook over het gebrek aan een badinrichting, het ontbreken van brandweer, geneeskundigen dienst, postkantoor, enz. enz. Tot volgende week dus.

Beton? De baksteenindustrie denkt er het zijne van

Uit Klei, orgaan der Vereeniging van Nederlandsche Baksteenfabrikanten, 15 mei 1925

ARME BELASTINGCENTEN

De bewoners van het betondorp Watergraafsmeer laten luide klaagliederen hooren over den onhoudbaren toestand van de door hen, tegen hooge huren, betrokken woningen. Naar we vernemen zijn de muren drijfnat en de schimmel zit één centimeter dik op de muren, het water loopt met stralen langs de ramen, zoo erg, dat zich geheele plassen in de kamers vormen. Dat zulks niet overdreven is, blijkt uit het feit, dat aan verschillende bewoners door den woningdienst andere woningen worden toegewezen: de mooie nieuwe voortreffelijke en niet te vergeten goedkoope betonwoningen kosten inmiddels handen geld aan reparatie.

Niettegenstaande dat door den woningdienst dit euvel wordt erkend, blijft Amsterdam doorgaan met proeven te nemen; nog schijnt niet te worden ingezien, dat de beton, hoe uitstekend materiaal dan ook, zich voor huizenbouw niet eigent.

Arme belastingcenten!

Vier maanden later drukt het blad Klei wederom een artikel af, waarin de treurige toestand der betonwoningen centraal staat. Dat artikel (15 september 1925) nemen we hieronder volledig over.

Intussen is wel algemeen bekend dat het beton niet altijd een even prettige bouwstof is gebleken in Betondorp. Het Tijdschrift voor volkshuisvesting schrijft daar in 1928 over:

Als bezwaar tegen het “betondorp” kan in het algemeen gelden, dat meestal geen zuivere betontechniek is toegepast, aangezien bijna steeds voor de baksteen naar een vervangend betonamteriaal werd gezocht (meestentijds minderwaardig aan baksteen), terwijl voor de overige gewone houten constructies voor vloeren, trappen enz. werden toegepast.

Watergraafsmeer: verval en herstel

Uit het Algemeen Handelsblad van 29 januari 1867

DE WATERGRAAFSMEER
Onder de polders die Amsterdam omringen, is er geen zoo vruchtbaar en fraai als dc Watergraafsmeer, maar ook geen op welke den naam van ongezond met minder regt wordt toegepast. In het begin der 17de eeuw droog gemalen, was zij weldra de vreugde der Amsterdammers, en menig welgesteld koopman had er een plekje grond als lusttuin doen inrigten , ten einde daar van de stads zorgen en beslommeringen uit te rusten. In het begin dezer eeuw was de hoofdweg in Watergraafsmeer nog aan beide zijden door buitenplaatsen omzoomd, en nog kort geleden hebben wij onder ons den man gekend, die mot groote mate van zelfbehagen verhaalde, hoe in zijne jongelingsjaren Koning Lodewijk op de buitenplaats zijner ouders het ontbijt had gebruikt. Van al die woelde, van al dat gewoel, is, zoowel als van)de buitenverblijven, thans weinig meer over. De Turksche tent is verdwenen en heeft alleen haren naam nagelaten, om het einde van den grooten weg aan to duiden, dat nabij de Diemerbrug is gelegen. Rozenburg is reeds lang een “theetuin” en Frankendaal, in onze jeugd nog eene schitterende “buitenplaats” heeft haar grootheid verloren , is mede afgedaald tot den rang van “theetuin” en gaat thans eene onzekre toekomst te gemoet. Van waar dit schijnbaar verval? Laat ons eerst reden geven waarom we dit verval schijnbaar noemen.


Naar onze bescheiden meening, zijn de lusthoven in vruchtbare streken niet op hare plaats. De wandelpaden en perken geven geen genoegzame vastheid, vooral bij invallenden regen, en veroorzaken den lieden, die toch voor hun pleister buiten zijn, ongerief. Bovenal echter kunnen deze gronden als wei- of bouwlanden groote renten afwerpen, en zijn zij dus, als “buitens” ingerigt, schadelijk, daar zij winst-derving aan de geheele maatschappij berokkenen. De natuurlijke grond voor buitenverblijven is hoog zand, en van daar, dat zij hun reden van bestaan hebben in Holland langs de duinen, te ’s Gravenland on Hilversum, in Gelderland op de Veluwc. Wat mode-zucht ook hebbe te weeg gebragt in de levenswijze onzer landgonooten, welke buitenlandsche reizen men ook hebbe ondernomen, hoe vele plaatsen hier en elders zijn gesloopt, op het hooge zand verrijst o. a. bij Arnhem buitenverblijf bij buitenverblijf, en wordt daar eene meerdere vruchtbaarheid, door eene levendige hout- en boschcultuur der eigenaren, voorbereid. Zoo ook ging het vroeger met ’s Graveland, dat in ruim twee eeuwen door onze welgestelde Amsterdamsche patriciërs in een rijk en vruchtbaar oord is herschapen.

Er bestond dus voor het schijnbaar verval van dc Watergraafsmeer eene natuurlijke oorzaak. Doch er bestond nog eene andere: de Watergraafsmeer was ongezond. In regenachtige zomers namen de gevallen van intermitterende koortsen geweldig toe. Dc voorbeelden, dat de lieden er twee buitentjes op na hielden, waren dan ook niet zeldzaam: één in de Watergraafsmeer, waar men den voorzomer, één in het ooi, waar men het overige van het schoone jaargetijde doorbragt.

De oorzaken van die ongezondheid waren tweeërlei. Vooreerst is het bijna alle vruchtbare gronden eigen, dat daar vele plantaardige en dierlijke stoffen, onder daarvoor gunstige omstandigheden , in ontbinding verkeeren en daardoor de lucht verontreinigen. Ten tweede draagt eene slechte bemaling der polders bij, om de ongezond makende eigenschap van den bodem zoo to bevorderen. In de meeste polders benoorden het IJ, heeft men dit begrepen en ook, dat door het lager uitmalen van het water de vruchtbaarheid van den grond in hooge mate toeneemt. Om Amsterdam verkeert de polderbemaling over het algemeen nog in een zeer slechten toestand, hetgeen voor een gedeelte moet worden toegeschreven aan gebrek aan kennis.bij dc landlieden zelven, gedeeltelijk aan de onwetendheid in landbouwzaken der Amsterdamsche grondeigenaars, die met hand en tand elke verbetering tegenhouden.

Intusschen ook hier is, hoc gering ook , eenige verbetering op te merken. Onder alle polders in den omtrek der hoofdstad is er geen, die meer de aandacht van elken landbouwkundige vordert dan de Watergraafsmeer. Bij eene oppervlakte van 639 bunders is de gemiddelde ligging van den bodem 4,5 el beneden Amst. peil. Als men dus het land in den polder (het maaiveld) één el boven het omringende water in de sloten wil houden, dan moet dit polderwater ongeveer 5,5 el opgemalen worden, alvorens het in den omringenden boezem wordt overgcstort. Daarvoor worden 3 hoog-schepradmolens van eene bijzondere constructie — vijzelmolens zijn beter en daarom aan te bevelen — gebezigd.

Reeds voor jaren werd naar middelen rondgezien, om den ongezonden toestand van den bodem in de Watergraafsmeer te verbeteren. De eer van het aanbrengen dier verbetering komt het toenmalige polderbestuur toe. De bodem was ongezond, omdat daarin steeds te veel vochtdeelen aanwezig waren, voor den mensch als voor den plantengroei beide schadelijk. Van 30 a 40 duim beneden het maaiveld werd de waterstand in den polder tot 1 el beneden het maaiveld verlaagd en sedert is de Watergraafsmeer een gezonde polder.

Wie aan de vruchtbaarheid van de Watergraafsmeer twijfelt, toont geene kennis te bezitten van de geologische gesteldheid van onzen bodem. Hem verwijzen wij — behalve naar werken over Hollandschen landbouw — naar de beide werken van den Heer Staring: de Bodem van Nederland en Voormaals en Thans, beiden uitgegeven bij A. O Kruseman, te Haarlem.

De bodem van onze zeekleipolders — en hiertoe behoort de Watergraafsmeer – is van groote vruchtbaarheid. Alleen wanneer deze gronden zeer leemhoudend zijn, is die vruchtbaarheid niet zoo buitengewoon , wordt de bewerking moeijelijker en vindt men steen- of pottenbakkerijen, dit laatste indien de grond vooral uit leem bestaat. In geheel Noord-Holland wordt nergens eene steen- of pottenbakkerij in onze zeekleipolders gevonden. Aldaar wordt de grond met twoe, ten hoogste met drie paarden beploegd en heeft men tarwe opbrengsten van 30 tot 40 mud per bunder. Indien men in aanmerking neemt, dat eene gemiddelde opbrengst van 23 mud per bunder in de verschillende staten als zeer hoog wordt gerekend, dan mag men aannemen, dat onze Noord-Hollandsche zeekleipolders zeer gezegende streken zijn.

De vruchtbaarheid van de Watergraafsmeer laat zich niet zoo gemakkelijk formuleren. De landerijen worden er zeer duur verkocht en de pachten zijn er zeer hoog, maar dat kan aan dc nabijheid der hoofdstad worden toegeschreven. Hem, die belang stelt in de waarheid, verzoeken wij een plaatselijk onderzoek in te stellen en te vernemen hoevele koeijen en hoevele schapen er per bunder kunnen gehouden worden en, wat het voornaamste is, of deze laatste dieren er vet kuneen worden. Deze laatste hoedanigheid is, gelijk iedereen weet, eon uitmuntende maatstaf voor de vruchtbaarheid van den grond. . .

Verder onderzoeke men eens van welke hoedanigheid het hooi is, dat aldaar wordt gewonnen; of er uit Amsterdam of van elders mest wordt aangevoerd, enz., enz. …

Heeft men deze zaken onderzocht, dan zal men tot de meening komen, die wij elken deskundigen steeds hebben hooren uitspreken: dat de Watergraafsmeer even zoo vruchtbaar is als het beste land in de Beemster, als dat in de Vier Noorder Koggen, ja misschien als dat in Drechterland.

Ziedaar de paarl, die onder het oog der Amsterdammers ligt, doch ze zien haar niet! Maar misschien is de Watergraafsmeer minder geschikt voor boomkweekerij en tuinbouw? We zouden kunnen antwoorden: komt en ziet. De schoonste tuinbouw om Amsterdam vindt ge in de Watergraafsmeer. De liefelijke lommer, die de boomen in dienzelfden polder des zomers schenken, zal u overtuigen, dat voor hontgewas de gronden uitmuntend geschikt zijn. Alleen bij Frankendaal lijden de populieren langs den weg. Er is de laatste jaren een verval, — waarvan de oorzaken iederen deskundige bekend zijn , — geheel onafhankelijk van de eigenschappen van den grond.

Wil men voor het overige weten of dc zeekleigronden geschikt zijn voor het telen van vruchtboomen, dan verwijzen wij naar de heerlijke appel-. peeren-, kersen-, bessen-boomgaarden, enz., in de »streek. Alleen wanneer grond, plint of êv.r niet naar natuurlijke eischen wordt behandeld, wanneer de mensch uit onwetendheid, of om welke reden tegen die eischen zondigt, dan zou men dat hetgeen tot heil der maatschappij verstrekt, vorkeeren in ramp.

Wij verheugen ons, dat eene advertentie, voorkomende m het Handelsblad van Vrijdag 18 dezer, gelegenheid gaf om een lans voor de Watergraafsmeer te breken. Wij kunnen mets dan goeds verwachten van de Nederlandsche tuinbouw-maatschappijvLinnaeus aldaar op Frankendaal te vestigen. Alleen bij verkeerd beheer zou deze zaak moeten mislukken. Dat deze zaak aan goede handen is toevertrouwd bewijzen de namen der directeuren, zoowel als der commissarissen, voor zoo verre wij deze laatsten kennen. Gaarne erkennen wij, dat we de pen hebben opgevat tot lof van genoemde tuinbouwmaatschappij. In zoo verre onze tuinbouw nog lang niet is wat ze zijn moet, in zoo verre alles wat de landbouw van Nederland betreft, onze warme sympathie wekt, meenen we bij het schrijven van het bovenstaande een aangenamen pligt to vervullen.

Amsterdam, 24 Januari 1867.

Apotheek sluit de deuren

In Betondorp is de consternatie groot wanneer in februari 1966 de enige apotheek, de Landbouwapotheek, aankondigt de deuren te gaan sluiten. Dit heeft te maken met nieuwe wetgeving op het gebied van inrichting van apotheken: voortaan heeft een apotheek maar liefst zeven verschillende af te scheiden ruimtes nodig. Dit is veel te duur voor de bestaande apotheek in verhouding tot het geringe aantal gebruikers: Betondorp kent dan ongeveer 4.000 bewoners.

De apotheek heeft het zo lang vol weten te houden omdat een groot aantal personen uit Diemen er gebruik van maakte. In Diemen is echter de bestaande apotheek nu wel uitgebreid en van alle moderne gemakken voorzien. Dat betekent dat de Landbouwapotheek zich niet langer weet te handhaven. Op het adres blijft het voorlopig nog wel mogelijk enkele uren per dag medicijnen op te halen.

Parkeeroverlast

Het parkeren in Betondorp tijdens wedstrijden van Ajax loopt de spuigaten uit. In 1968 besluit de politie voor de eerste maal de wijk tijdens de wedstrijd Ajax-Benfica volledig voor vreemd verkeer af te sluiten, met uitzondering van de Sikkelstraat/Middenweg en de Sikkelstraat/Onderlangs. De maatregel die in de tweede helft van 1973 wordt ingevoerd is ingrijpender. Voortaan wordt de gehele Middenweg vanaf de Kruislaan tot aan Diemen voor verkeer afgesloten tijdens thuiswedstrijden van Ajax. Ontheffingen kunnen worden overigens verleend voor bezoekers van sportparken Voorland en De Diemen. Het is de bedoeling dat het verkeer voor Ajax wordt geleid naar een groot parkeerterrein nabij Station Amstel. Later wordt een parkeerterrein bij de Wenkebachweg ter beschikking gesteld.

Het gevolg is echter dat de voetbalfans nu massaal hun auto’s in de wijk Jeruzalem gaan parkeren. Verkeerskundige en hoofdinspecteur van de Amsterdamse politie D. Lagerwaard vindt het vervelend voor de bewoners van Jeruzalem in een interview in het Parool van 24 april 1975. Maar het afsluiten van Jeruzalem heeft verder niet zoveel zin, meent hij. Het probleem zal zich dan simpelweg verplaatsen naar andere buurten.

Ook bewoners van Betondorp zijn niet blij en vinden het maar een hoop heisa, gezien de volgende ingezonden brief uit het Parool van 25 september 1973.

Ajax

De regeling die nu is getroffen om de parkeerexcessen bij wedstrijden van Ajax tegen te gaan, is waardeloos. Waarom niet een éénrichtingsysteem met parkeren ook in één richting? Wie dan laat komt moet van armoe maar weer het Betondorp uit en naar het industrieterrein. In geval van onverwachte ziekte kunnen kinderen hun ouders in het Betondorp niet opzoeken, je hebt geen kaart en er volgt dan een eindeloos gepraat vóór je door de afzetting bent. Ik woon zelf in Betondorp, ben ook een Ajaxbezoeker, maar met deze regeling ben ik het niet eens. Ik zie het als een beknotting van je rechten.

Amsterdam, J.A. v.d. VEGT

Ook weer niks

Kraaienknip-politiek van B. en W.

Uit De Tribune, 15 mei 1924

In de nabijheid van Diemerbrug is een nieuwe buurt in opkomst, waar al heel wat menschen wonen, wier aantal zich snel uitbreidt, niet alleen op de natuurlijke wijze, maar ook doordat er af en toe een nieuw streekje huizen klaar komt, die dan dadelijk worden betrokken, al is deze hele buurt wat bestrating enz. betreft, nog een woestenij.

Onder de talrijke grieven die dit vrij ver van de stad gelegen nieuwe stadsdeel al heeft, nijpt vooral het gebrek aan behoorlijke verkeersgelegenheid. Daar gaat B. en W. nu in voorzien, helaas op een manier die in niets voorziet. Ze gaan n.l. een nieuw kraaienknip-lijntje instellen, doch ze kiest daarvoor een route welke al een particulier busje rijdt, n.l. Diemerbrug-Tulpplein.

Wat B. en W. hier voorstellen, brengt de bewoners van het Betondorp in den letterlijken zin van het woord niets verder.

Er rijdt al een particuliere bus op dit traject. Een half uur dienst en op Zaterdag en Zondag om de 20 minuten. Weliswaar kost zo’n ritje 15 cent, maar wat de gemeente zal laten betalen, staat nog niet vast.

Bovendien is de weg waarlangs de bus moet rijden, voor dit doel in elk opzicht ongeschikt. Twee voertuigen kunnen elkaar nauwelijks passeeren. En het gevaarlijke is nog dat bij het minste geringste de but óf de Keulsche vaart inrijdt óf aan den anderen kant van de dijk afzwiept!

Geschiedenis van de Heilige Familie Kerk in Amsterdam Oost (Betondorp)

Aanvankelijk was er geen kerk in de nieuwbouwwijk Betondorp. De Rooms Katholieken komen vanaf 1936 in de voormalige Roosenburghschool aan het Zuivelplein bijeen, in de Kerk van de Heilige van Nazareth, een initiatief van de Sint Petrus Banden parochie te Diemen.

Op 22 mei 1951 werd de eerste paal geheid en op 7 oktober van dat jaar werd de eerste steen gelegd door deken Boekhorst, met assistentie van de pastoors van Diemen en Duivendrecht.

Het jaar daarop werd de kerk op 15 juli in gebruik genomen en op 28 augustus 1952 is de kerk door de mgr J.P, Huibers, toenmalig bisschop van Haarlem, geconsacreerd.

De kerk is gebouwd in de stijl van de Delftse School, en ontworpen door H.A. van Oerle en J.J. Schrama.

Het witte kerkje

Oorspronkelijk was de kerk geheel wit (vandaar de bijnaam “het witte kerkje”), maar in 1962 werd het witsel verwijderd, waardoor de rode baksteen zichtbaar werd. In oktober 1965 werd er een nieuwe vleugel in gebruik genomen. Dit gemeenschapshuis heet D’Uytvlught, naar een buitenplaats die er vroeger vlakbij lag. Het reliëf boven de ingang is van de beeldhouwer C. Stouthamer.

De pastorie, aan de noordkant, fungeerde aanvankelijk als klooster voor zeven paters en broeders. In 2003 is deze kerk als parochiekerk gesloten en zijn de parochianen toegevoegd aan de Hofkerk (Martelaren van Gorkum, Linnaeushof). Sindsdien heeft een Kroatische kerk (Kroatisch Katholieke Missie) het pand enige tijd gebruikt.

Parochie van de Blessed Trinity.

De geschiedenis van de parochie van de Blessed Trinity gaat terug tot 19 november 1958. Pater H.W.A. Hendriks richtte samen met een paar leraren van het Sint Ignastius College en het Fons Vitae de Stichting Katholiek Orientatiecentrum Voor Vreemdelingen op. Al spoedig werden er eucharisatievieringen in de Engelse taal verzorgd op het Begijhof. Aanvankelijk was de populatie gelijkmatig verdeeld over verschillende nationaliteiten, totdat er een grote groep Ieren kwam. Ierse meisjes konden namelijk in hotels gaan werken. De volgende grote groep die bij de gemeenschap kwam waren meisjes uit de Filipijnen die in de verpleging of de textielindustrie kwamen te werken. Tot slot kwam er een grote groep Afrikanen, met name Nigerianen en Ghanezen. De parochie was uitgegroeid tot ongeveer 400 bezoekers per zondag en vooral op het Begijnhof leidde dat op dagen dat er veel toeristen waren tot veel verkeersdrukte op de Rozengracht. Sinds 1996 is de Parochie van de Blessed Trinity gehuisvest in de Heilige Familiekerk. Door de coronacrisis is het aantal gelovigen die op zondag naar de vieringen komen, natuurlijk flink teruggelopen. Nu de maatregelen (oktober 2021) wat worden versoepeld komen er weer zo’n 200 gelovigen naar de H. Mis op zondag.

In 2014 kreeg het gebouw van de Heilige Familiekerk het de status van gemeentelijk monument.

  1. PARISH OF THE BLESSED TRINITY

De kerk aan de Zaaiersweg was vroeger een parochiekerk met de naam “Kerk van de Heilige Familie”. Momenteel is het een Engelstalige migrantenparochie onder de naam “Parish of the Blessed Trinity” (Parochie van de Heilige Drie-eenheid). Een beknopte geschiedenis van deze katholieke gemeenschap is hierboven beschreven.

Op de foto ziet u het interieur van de kerk.

Centraal in de kerk is het altaar, waar de H. Mis wordt opgedragen. Wij zijn een Rooms Katholieke parochie en als zodanig onderdeel van het Bisdom Haarlem-Amsterdam. Bisschop Johannes Hendriks is onze bisschop.

Voor de katholieke Kerk is de Heilige Mis, of de Eucharistie zoals dit ook wordt genoemd, “de bron en het hoogtepunt van het kerkelijk leven.” Zo omschrijft de Kerk zelf de betekenis van de Eucharistie. In onze Blessed Trinity parochie is dit op een bijzondere manier waar. Wij zijn een parochie zonder territorium. Alle “normale” parochies (d.w.z. geen immigrantenparochies of ander parochies met een bijzondere doelgroep) hebben een bepaald gebied en de katholieken die wonen in dat gebied, behoren dan tot deze parochie. Bij ons kan iedere gelovige, waar hij ook woont, lid worden van de parochie. Daar de parochie speciaal is opgericht voor Engels sprekende migranten, zijn het vooral deze mensen die zich als parochiaan laten inschrijven. De meeste parochianen komen eens in de week, op zondagmorgen, samen voor het vieren van de Eucharistie. Deze Eucharistieviering is in het Engels en volgt verder de algemene richtlijnen voor de H. Mis zoals deze gelden voor alle Eucharistievieringen in de Katholieke Kerk.

De H. Mis is “de bron van het kerkelijk leven”, dat wil zeggen dat de gelovigen in de H. Mis de kracht en inspiratie opdoen  voor hun christelijk leven, voor het leven als navolgers van Christus. In de H. Mis worden de gelovigen geestelijk gevoed met Gods Woord dat wordt gelezen en verklaard, en door het Sacrament van het Lichaam en Bloed van Christus. De Katholieke Kerk gelooft dat Jezus Zich werkelijk geeft in het Sacrament van de Eucharistie en dat de viering van de H. Mis  het Offer van Christus op Calvarië tegenwoordig stelt.

De H. Mis ik ook “het hoogtepunt van het kerkelijk leven” omdat het op Sacramentele wijze viert wat de uiteindelijke bestemming is van de Kerk en van het leven van iedere gelovige: het Hemels gastmaal dat Jezus heeft beloofd aan Zijn volgelingen. De H. Mis is ook de hoogste lof die we aan God kunnen geven omdat het Offer  van Christus Zelf wordt tegenwoordig gesteld, het Offer dat de wereld met God verzoend.

Naast de viering van de Eucharistie zijn er natuurlijk tal van andere activiteiten: van geloofsonderricht tot het onderhoud van het kerkgebouw, van koorzang tot voorbereiding van de liturgie. En er zijn ook pastorale taken, die in de charitas en het bezoek aan zieke parochianen worden verwezenlijkt. De “focus” van de Blessed Trinity parochie ligt echter niet zozeer op de georganiseerde taken “naar buiten toe”  – die natuurlijk wel wezenlijk behoren tot de taken van een katholieke parochie – juist omdat we geen territorium hebben en het moeilijk is om dingen te organiseren buiten de zondag om. De parochianen hebben wel de zending om in hun dagelijks leven in praktijk te brengen wat hen op de zondag door het Woord van God wordt gezegd. De wekelijkse viering van de Eucharistie dient “het desem te zijn voor het brood van alledag.”

Voor meer informatie over onze parochie verwijs ik u graag naar onze website waar u veel kunt lezen over ons geloof en onze activiteiten: blessedtrinity.nl

Ik hoop dat de kennismaking met onze parochie voor allen duidelijkheid mag geven over wat we geloven en doen en dat het wellicht ook inspiratie mag schenken. Fr. Peter Klos, pastoor

Japanse vechtstokjes

Een mens kan veel doen om in Betondorp te kunnen wonen. De 49-jarige Reina W. is uitgekeken op haar 48-jarige man Laurens van Eikelenborg, hartpatiënt. Zij begint een relatie met de 44-jarige schilder Govert S. en trekt al spoedig bij hem in, te Amsterdam Noord. Haar woning in Betondorp laat ze met Laurens achter.

Govert, Laurens en Reina

Al spoedig begint Reina terug te verlangen naar haar woning in Betondorp, waar Laurens nu moederziel alleen in woont. De woning in Amsterdam Noord is veel te klein. Het liefst zou Reina samen met Govert in de woning van Laurens wonen. Daarom stuurt ze Govert in de nacht van 20 op 21 november 1975 naar Betondorp. “Maak die kerel toch dood,” zou ze gezegd hebben, “dan zijn we van hem af en komt zijn woning vrij voor ons.”

Zo trekt Govert in de nacht van donderdag op vrijdag naar Betondorp. Hij is niet alleen. Ook de zoon van Laurens en Reina, Gerard, zit in het complot. Die heeft een vriend, Bart, meegenomen, zodat ze met zijn drieën met een door Reina ter beschikking gestelde huissleutel het pand aan de Egstraat in stilte via de voordeur binnen weten te komen. Laurens ligt te slapen in zijn bed.

Govert begint nu met daartoe meegenomen Japanse vechtstokken op Laurens in te slaan. Het is de bedoeling dat Gerard en Bart na bewusteloosheid van het slachtoffer de werkzaamheden met een mes en een vleesvork aansluitend zullen voltooien. Laurens begint echter na de eerste aanval te schreeuwen als een speenvarken. Het trio weet niet anders te doen dan op de vlucht te slaan. Laurens is door een aantal slagen toegetakeld en meldt zich kortstondig bij het ziekenhuis, dat hij echter snel weer verlaat om de woning te gaan bewaken. Hij is als de dood dat de onverlaten, die immers een sleutel hebben, terugkeren en de woning voor Govert en Reina in bezit zullen nemen.

Wanneer de zaak enige maanden later voor de rechter komt, ontkent Govert dat hij Laurens had willen doden. Hij zou hem slechts een lesje hebben willen leren. Ook Reina verkondigt van niets te weten. Volgens haar ging het om een eenvoudige verzekeringskwestie die opgelost moest worden. De officier eist twee jaar cel en TBR voor Govert. Tegen Reina wordt, vanwege haar gedeeltelijke invaliditeit, slechts een half jaar voorwaardelijk geëist. Dat heeft ongetwijfeld ook te maken met het feit dat Reina zich weer verzoend heeft met Laurens. Een mens doet toch maar alles om in Betondorp te mogen wonen…

Helaas konden wij het vonnis in deze zaak niet meer in oude kranten terugvinden…